Praktijkcentrum Zegveld: Landbouw bedrijven tussen zeven miljoen mensen
`Wageningen beseft nog niet helemaal dat wij er zijn'
Praktijkcentrum Zegveld van de Animal Sciences Group ligt in het
veenweidegebied ten noorden van Woerden bij de Nieuwkoopse plassen.
Het is een gangbaar melkveebedrijf in een gebied dat niet geschikt is
voor grootschalige landbouw. Door een hoge kostprijs verdienen boeren
niet vanzelfsprekend een dik belegde boterham. Maar als je het
landschap open wilt houden heb je boeren nodig, erkent ook
Natuurmonumenten. Een gesprek over hoe je kunt boeren tussen zeven
miljoen mensen.
Praktijkcentrum Zegveld ligt aan een stille weg die zich tussen de
weilanden door slingert. Hier en daar staat een boom en verder heb je
een weids zicht op vlak weiland met overal sloten. Het centrum bestaat
uit een verzameling stallen en een ontvangsthal. Het erf is opgeruimd
en biedt veel ruimte aan parkerende bezoekers. Bij het terrein horen
twee woonhuizen, voor twee medewerkers met hun gezin; koeien kun je
niet lang alleen laten. Bedrijfsleider Joop Verheul woont even
verderop. ,,We zijn het enige praktijkcentrum ter wereld op veengrond.
Er zijn veel landen met veengrond, zoals Ierland, Duitsland en Zweden,
maar daar staan geen proefbedrijven op. Verder wordt hier, aan de rand
van het Groene Hart, landbouw bedreven tussen zeven miljoen mensen. Je
hebt hier dus nadrukkelijk te maken met de maatschappij.''
Boeren op veen dat voor meer dan veertig procent uit organische stof
bestaat, betekent stoeien met water. Bij een hoog slootpeil is de
grond al gauw te drassig om te betreden met koeien en trekkers, bij
een lagere waterstand klinkt de grond snel in. Ook is het soort gras
dat hier groeit minder voedzaam. ,,Eenderde van het grasland in
Nederland ligt op veengrond. De kostprijs is hier wat hoger en je moet
toch fatsoenlijk brood op de plank zien te krijgen, dus onderzoek
blijft belangrijk. Ik heb bovendien de indruk dat we van klei en
zandgrond inmiddels al veel weten.''
Het bedrijf heeft honderd melkkoeien. Ze staan in een ligboxenstal uit
1978, met een middenpad dat breed genoeg is voor een trekker. Het
jongvee - dertig kalveren en dertig pinken - is apart gehuisvest.
Verder staan in een halfopen stal nog vijftig schapen. ,,Schapen
passen ideaal in het veenweidegebied. In het najaar groeit hier nog
veel gras doordat er veel stikstof in de bodem zit. Koeien vinden het
gras minder smakelijk, maar schapen eten alles.'' De Swifter schapen
zijn volop aan het lammeren. Gemiddeld krijgen ze drie lammeren, maar
regelmatig ook vier. Twee weken geleden kregen 28 schapen bij elkaar
84 lammeren. Dat was even hard doorpoten. ,,Maar we wisten dat het er
aan zat te komen want een ram had op een dag twintig ooien gedekt. Dat
hij nog op zijn benen kon staan'', lacht Verheul. Op een stapel
hooibalen in een hoek liggen twee katten opgerold te slapen. ,,Het
barst hier van de katten. We voeren ze nooit, maar we hebben hier ook
geen muizen en ratten.''
Op het centrum werken momenteel vijf mensen. Naast de bedrijfsleider
zijn dat een onderzoeker en drie dierverzorgers. ,,De kosten voor het
praktijkcentrum zitten voor de helft in arbeid. Als ik extra mensen
nodig heb huur ik de Agrarische bedrijfsverzorging in, waardoor mijn
eigen personeel zich meer bezig kan houden met het uitvoeren van
onderzoek'', licht Verheul zijn bedrijfsvoering toe. +
Natuurwaarden
Sinds 1990 wordt in Zegveld gekeken naar de vraag hoe je bij een
duurzame melkveehouderij de aanwezige natuurwaarden kunt handhaven en
versterken. ,,Als je op veengrond het gras niet verzorgt is het binnen
vijf jaar moerasbos. Dan heb je de keuze: willen je groen, een open
gebied, koeien, weidevogels, en wil je de cultuurhistorische elementen
bewaren? Dan moet je het grasland fatsoenlijk beheren en daar heb je
boeren voor nodig. Dat is de crux. Dit gebied is niet geschikt voor
mega-landbouw. De consument wil een open, beheerd gebied en vogels
zien.''
Verheul denkt dat de toekomst van graslanden in het Groene Hart in
hoge mate wordt bepaald door de partners in het gebied, te weten de
Vereniging Natuurmonumenten en de boeren. Dit opent ook nieuw
onderzoeksterrein. ,,De vraag is wie straks het vele gras uit de
natuurgebieden gaat opvreten.'' Daarvoor moet worden uitgezocht of de
koe het vreet, wat de voedingswaarde is en hoe dat voer
geoptimaliseerd kan worden.
De bedrijfsleider heeft daarom samenwerking gezocht met
Natuurmonumenten. Er ligt nu een plan op hoofdlijnen volgens welke de
natuurvereniging een bezoekerscentrum bouwt aan de Nieuwkoopse plassen
over het beheer ervan, en het praktijkcentrum een bezoekerscentrum
over landbouw in het veenweidegebied. Daarnaast wil Zegveld een nieuwe
boerderij bouwen voor melkvee dat uitsluitend leeft op gras uit
natuurgebieden. Het geld gaat er denkt hij wel komen, omdat de
partijen samen optrekken. ,,Als je een goed onderzoeksvoorstel hebt is
er altijd geld. Zelfs in de huidige recessie. Waarom vrijen wij al
jaren met Natuurmonumenten: dat is synergie ontwikkelen. Het huidige
plan is het resultaat van tien jaar verkering.''
Onderwerpen waar de laatste tijd onderzoek naar is gedaan variëren van
alternatieve boxafscheidingen, fosfaatnormen, weidevogelbeheer en
zakking van het maaiveld. Verheul ziet overigens geen heil in
overschakelen naar biologische productie op zijn proefbedrijf. ,,Om op
veengrond biologisch te boeren moet je een laag slootpeil hebben,
waardoor de grond sneller inklinkt. Bij een hoger slootpeil levert de
grond echter geen stikstof. Maar door de biologische landbouw is de
reguliere landbouw wel wakker geworden. Het stikstofgebruik in de
reguliere landbouw is bijvoorbeeld flink gedaald. Verder blijft de
afzet van biologische producten problematisch.''
Kansen voor Wageningen UR
Het praktijkcentrum is in 1950 opgericht door de Landbouworganisaties.
Totdat het centrum opging in het Praktijkonderzoek Veehouderij, in
2001, had Zegveld een boerenbestuur. Nu werkt Verheul met een brede
denktank, van innovatieve veehouders tot landschapsbeheerders en
ambtenaren. ,,Die moet ideeën genereren en waken over onderzoek en
bedrijfsvoering.'' Verheul denkt dat het mede aan de goede ideeën uit
de denktank te danken is dat zijn praktijkcentrum regelmatig jaren met
een positief saldo afsluit.
Op Zegveld wordt naast voor Praktijkonderzoek van ASG al dertig jaar
onderzoek uitgevoerd voor Alterra en sinds kort ook met PRI. ,,Als
onderzoeks- en kenniscentrum hebben we Wageningen veel te bieden. We
zijn laagdrempelig en hebben een prima netwerk van politici, boeren en
maatschappelijke groepering. In onze zaal vergaderen niet alleen
boeren maar ook mensen van de vogelbescherming en landschapbeheerders.
Ten tweede zitten voor de politiek dicht bij Den Haag. Zeer regelmatig
willen politici hier bijgepraat worden over het Groene Hart en het
veenweidegebied, zoals laatst Jan Marijnnissen. Verder krijgen we met
excursies 7000 bezoekers per jaar, zijn we een goed geoutilleerd
bedrijf en praktisch ingesteld. Hier liggen kansen voor andere
instellingen van WUR.'' Volgens Verheul kan zijn centrum een hoofdrol
spelen bij het binnenhalen van onderzoeksopdrachten en bij
kennisdoorstroming. De onderzoeksvragen uit de regio kunnen namelijk
direct vertaald worden naar onderzoeksprogramma's, waarvan de
resultaten meteen toepasbaar zijn. ,,Ik denk dat nog niet geheel is
doorgedrongen bij WUR dat wij er zijn. Mogelijk is men door een krappe
financiële situatie erg op zichzelf gericht. Ik zeg: zoek partners en
je staat sterk.`'
Bedrijfsplan
Als het plan met Natuurmonumenten doorgaat wil hij ook de
maatschappijwetenschappen benaderen. ,,De maatschappij zit hier dicht
bij de landbouw en we werken aan bezoekerscentra. Wat kunnen we voor
elkaar betekenen? Ik barst van de ideeën. Die zijn misschien waanzin,
maar stomme ideeën bestaan volgens mij niet.''
Verheul vindt het gezond dat hem gevraagd is een bedrijfsplan voor het
centrum te schrijven. ,,Je zou dat eigenlijk iedere vijf jaar moeten
doen. Het is alleen jammer dat nu de achtergrond weinig geld is.'' Hij
vindt het niet vreemd dat ieder centrum in het praktijkonderzoek een
afzonderlijk plan moet maken. ,,Laten we elkaar niks wijs maken. Als
je geen interessant bedrijfsplan kan maken moet je nog een keer in de
spiegel kijken.'' In Zegveld wisselen jaren met een bescheiden verlies
en winst elkaar af. ,,Een jaar verlies heeft als voordeel dat je als
bedrijfsleider wordt wakker geschud dat je dingen moet veranderen. Dan
moet je betere projecten binnen gaan halen. Ik maak dan misbruik van
koffiedrinken met het personeel en de denktank'', beschrijft hij
lachend zijn werkwijze.
De praktijkcentra mogen dan allemaal op de tocht zijn gezet door de
directie van ASG, Verheul vindt dat je je twee keer moet bezinnen voor
je een praktijkcentrum sluit. ,,De onderscheidende kracht van
Wageningen UR is naast modelstudie het praktische onderzoek. De
jaarlijkse nadelige budgetten zijn niet zo groot, dus het financiële
voordeel van sluiting is gering.'' Hij ziet wel mogelijkheden om in de
overhead te snoeien. ,,We moeten vrij veel geld aan de centrale
organisatie overmaken. Daar betalen ze de directiekosten van en
ondersteunende afdelingen als de administratie en HRM. Maar toen dat
nog hier was, was het zeker zo goed en goedkoper.''
Op het verlanglijstje van Verheul staat, naast de overeenkomst met
Natuurmonumenten, een nieuwe stal. ,,Onze stal is van 1978. Als
praktijkcentrum heb je een moderne stal nodig. Boeren moeten vaak
komen, dan moet je ze wel wat te bieden hebben. Bij praktijkonderzoek
is de stallenbouw de laatste jaren wat ingeslapen. Als ik mijn zin
kreeg zou iedere tien jaar de boel geactualiseerd worden.'' Zijn
centrum ziet hij niet verdwijnen. De plannen met Natuurmonumenten zijn
niet zijn enige troef. ,,Door onze ligging en regionale functie zijn
we al jaren volstrekt uniek. Er zijn nog vele technische elementen
waar we nog geen antwoord op hebben. Als er één centrum boven de wet
staat zijn wij het. Maar ik ben volstrekt kleurenblind.''
Bron: WB, weekblad voor Wageningen UR, 1 april 2004
---
© Praktijkonderzoek - Animal Sciences Group - Wageningen UR. Laatst
bijgewerkt: 13-04-2004 10:53.
Mail vragen en opmerkingen over de Praktijkonderzoek Website naar:
webmaster.po.asg@wur.nl
Praktijkonderzoek Veehouderij