Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
DCE-04/24507
Onderwerp Datum
beëindiging subsidie aan de Vrouwen Alliantie 8 april 2004
In mijn brief van 29 januari 2004 over het emancipatiesubsidiebeleid (Kamerstukken II, 2003-
2004, 27 061, nr. 19), informeerde ik u over mijn besluit de institutionele subsidie aan de Vrouwen
Alliantie na afloop van de huidige subsidietermijn (2000-2004) niet te zullen voortzetten. Als reden
daarvoor gaf ik aan dat het bestaan van organisaties als de Vrouwen Alliantie, vertegenwoordiger
van diverse vrouwenorganisaties en in die functie opererend als belangenbehartiger en spreekbuis,
door de leden zelf gedragen dient te worden. Tijdens het Algemeen Overleg over emancipatie op
18 februari voegde ik daar aan toe dat de Vrouwen Alliantie voor wat betreft haar financiële relatie
met de overheid een gelijke positie zou moeten innemen als de andere koepels van
vrouwenorganisaties, te weten de Nederlandse Vrouwenraad (NVR) en Tiye International. Zoals u
weet is de instellingssubsidie aan de NVR van ca. 28.000 per jaar vorig jaar met een
afbouwregeling beëindigd. Tiye International hecht aan haar onafhankelijkheid ook in financiële zin.
De Kamer heeft mij verzocht mijn besluit, om de instellingssubsidie aan de Vrouwen Alliantie te
beëindigen, te heroverwegen. Ik heb toegezegd mij hierop nader te beraden en daarbij ook te
kijken naar de mogelijkheid om de ondersteuning van organisaties zodanig te bundelen dat niet een
enkele koepel daarvan gebruik kan maken maar de vrouwenbeweging in bredere zin wordt
gediend.
In de afgelopen periode heb ik gesproken met de drie koepelorganisaties de Vrouwen Alliantie, de
NVR en Tiye International en ook met E-Quality, het expertisecentrum gender en etniciteit, en heb
ik mij op de hoogte gesteld van de activiteiten van het Internationaal Informatiecentrum en Archief
voor de Vrouwenbeweging (IIAV). Op basis van deze nadere kennismaking ben ik tot de
conclusie gekomen dat de door mij bedoelde ondersteuningsfaciliteiten in de huidige situatie reeds
bestaan. Vanuit het coördinerende emancipatiebeleid wordt een kennisinfrastructuur ter
ondersteuning van het emancipatieproces gewaarborgd door de subsidies aan het IIAV en E-
Quality. Beide instellingen hebben een dienstverlenende functie waar vrouwenorganisaties en hun
koepelorganisaties gebruik van kunnen maken. De dienstverlening van het IIAV betreft het
beschikbaar stellen van een schat aan informatie, niet alleen in de vorm van oorspronkelijke
2
bronnen, publicaties, tijdschriften en beeldmateriaal, maar ook in de vorm van databases van
bijvoorbeeld vrouwelijke deskundigen, universitaire curricula en lopend onderzoek op het gebied
van vrouwenstudies. De dienstverlening van E-Quality betreft het beschikbaar stellen van
emancipatie expertise in de vorm van analyses, instrumenten en adviezen. E-Quality dient ook als
vraagbaak voor vrouwenorganisaties. De subsidies aan het IIAV en E-Quality waarborgen dus
ook ondersteunende faciliteiten voor vrouwenorganisaties.
Ook na mijn gesprekken met de betreffende organisaties en nadere overwegingen blijf ik van
mening dat het in stand houden van de koepelorganisaties als belangenbehartiger en spreekbuis ten
principale de verantwoordelijkheid van de leden is en niet van de overheid. Voor het pleidooi van
de Kamer om voor de Vrouwen Alliantie een uitzondering te maken ten opzichte van de andere
organisaties, heb ik geen overtuigende onderbouwing kunnen vinden. Alle drie de organisaties
bogen op een aanzienlijke en belangrijke achterban. Er zijn verschillen in thematische reikwijdte en
in samenstelling van de achterban, maar zij hebben ieder een eigen waarde en relevantie binnen het
emancipatieterrein.
De Vrouwen Alliantie en de NVR gaven tijdens hun gesprekken met mij aan dat zonder
instellingssubsidie het moeilijk is de continuïteit van de organisatie te waarborgen aangezien
kantoorruimte en een vaste kern aan personeel, hoge kosten met zich meebrengen en
projectsubsidies vaak een onzekere factor vormen. Tiye International gaf aan in staat te zijn
onafhankelijk van structurele overheidssubsidie te functioneren. Door inkomsten uit
lidmaatschapscontributies en zo mogelijk verwerving van sponsoring kunnen de koepelorganisaties
hun financiële basis versterken. Daarnaast staat het deze organisaties vrij om via samenwerking
tussen de verschillende koepelorganisaties onderling èn tussen de koepel- en expertiseorganisaties,
kostenbesparing mogelijk maken. Als aanvulling op die basis kunnen de koepelorganisaties en hun
leden op projectmatige wijze subsidies verwerven zowel binnen subsidieregelingen van de overheid
en de Europese Unie, als bij andere subsidieverstrekkers zoals particuliere fondsen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid