Ministerie van Sociale Zaken
en WerkgelegenheidDirectie
Communicatie
08 april 2004
Nr. 04/082
Wet zorgt voor gelijkere behandeling deeltijders
Door de Wet verbod op onderscheid naar arbeidsduur worden mensen die in deeltijd werken steeds minder vaak (deels) uitgesloten van de werkingssfeer van een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). Bij werkgevers, werknemers en ondernemingsraden bestaat er veel steun voor gelijke behandeling van werknemers, ongeacht hoeveel uur ze werken. Sinds de inwerkingtreding van de wet in 1996 hebben twee op de vijf werkgevers primaire of secundaire arbeidsvoorwaarden aangepast om ongelijke behandeling op grond van arbeidsduur tegen te gaan.
Dat is de conclusie van de evaluatie van de Wet verbod op onderscheid naar arbeidsduur die minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, mede namens minister Donner van Justitie en minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De evaluatie is gebaseerd op onderzoek van de Commissie Gelijke Behandeling, een CAO-onderzoek van de Arbeidsinspectie en onderzoek naar de bekendheid en de werking van de wet in de praktijk.
De Arbeidsinspectie heeft onderzoek gedaan naar onderscheid op grond van arbeidsduur in CAO s. Het blijkt dat nog in 2 procent van de onderzochte CAO s deeltijders die weinig uren werken, geheel worden uitgesloten van afspraken in de CAO. Dit was in 1999 nog 5 procent.
De Wet verbod op onderscheid naar arbeidsduur regelt het recht van iedere werknemer op gelijke behandeling op het werk, ongeacht het aantal uren dat hij of zij werkt. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om bruto-uurlonen, promotiemogelijkheden of verlofregelingen. De werkgever mag alleen onderscheid maken als hij dit objectief kan rechtvaardigen. Werknemers die zich benadeeld voelen kunnen kosteloos een klacht indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling. Het oordeel van de commissie is juridisch niet-bindend. De werknemer kan de zaak ook voorleggen aan de rechter. Dit kan direct of nadat de commissie een oordeel heeft uitgesproken.
Uit de evaluatie van de wet blijkt de bekendheid met de Commissie Gelijke Behandeling groot bij ondernemingsraden (88 procent) en grote werkgevers (85 procent). Bij werknemers (63 procent) en kleine werkgevers (61 procent) is de bekendheid iets minder. Oordelen van de commissie over het al dan niet gerechtvaardigd zijn van onderscheid op grond van arbeidsduur blijken in de praktijk meestal te worden nageleefd.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid