College Bescherming Persoonsgegevens
8 april 2004
Doorgifte zwarte lijst van drugskoeriers met vervoersbod
Op basis van nieuw aangevoerde feiten en argumenten door de Minister
van Justitie is het CBP van mening dat er geen vergunning voor
doorgifte nodig is voor de zwarte lijsten van luchtvaartmaatschappijen
van drugskoeriers met een vervoersverbod. Het CBP beschouwt de
doorgifte van de zwarte lijst als wezenlijk onderdeel van de
vervoersovereenkomst van de luchtvaartmaatschappijen met de
betrokkenen. Op grond mag daarvan mag doorgifte van de gegevens van
drugskoeriers met een vervoersverbod plaatsvinden. Het CBP benadrukt
echter het belang van een adequate informatievoorziening aan de
betrokken individuen. Verder mag de zwarte lijst alleen gebruikt
worden voor het doel waarvoor hij is opgesteld, namelijk om eerder
aangehouden drugskoeriers te weren uit het vliegtuig.
Luchtvaartmaatschappijen hebben een gerechtvaardig belang bij het
waarborgen van de veiligheid in de lucht. Ook hebben zij er belang bij
zichzelf te beschermen tegen medeplichtigheid aan drugssmokkel. Het
CBP hecht er grote waarde aan dat de zwarte lijst van drugskoeriers
met een vervoersverbod een tijdelijke maatregel is. Ook hebben eerder
getroffen maatregelen, die een geringere inbreuk op de privacy hadden,
zoals een intensievere controle en betere opsporingsapparatuur, niet
tot een oplossing geleid.
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft hiermee zijn
eerdere oordeel over de doorgifte van deze zwarte lijst bijgesteld. De
Minister van Justitie vroeg het CBP om advies over het doorgeven van
gegevens van drugkoeriers aan luchtvaartmaatschappijen in de
Nederlandse Antillen, Aruba en Suriname. Het CBP was toen van oordeel
dat voor deze verstrekking een vergunning noodzakelijk is, voor zover
het zou gaan om landen zonder passend privacybeschermingsniveau. Het
CBP was van mening dat er geen noodzaak bestond die deze doorgifte kon
rechtvaardigen.
Doorgifte van persoonsgegevens
De Wet bescherming persoonsgegevens (WBP), die sinds 1 september 2001
van kracht is, bevat regels over de doorgifte van persoonsgegevens
naar landen buiten de Europese Unie. Hoofdregel is dat
persoonsgegevens alleen mogen worden doorgegeven naar derde landen met
een passend beschermingsniveau. Buiten die gevallen is doorgifte
alleen toegestaan op basis van een wettelijke uitzondering of met
vergunning van de Minister van Justitie. De afgifte van een vergunning
vindt plaats nadat het CBP daarover advies heeft uitgebracht. Meer
informatie over dit onderwerp is te vinden in de brochure Derde
landen. De doorgifte van persoonsgegevens naar landen buiten de
Europese Unie.
Over het CBP
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) houdt -onder de Wet
bescherming persoonsgegevens (WBP)- toezicht op de naleving van wetten
die het gebruik van persoonsgegevens regelen. Bij het CBP moet het
gebruik van persoonsgegevens worden gemeld, tenzij hiervoor een
vrijstelling geldt.
Het CBP adviseert de regering en organisaties over de bescherming van
persoonsgegevens en onderwerpen die daarmee samenhangen. Het CBP
toetst gedragscodes en bemiddelt in geschillen tussen burgers en
gebruikers van persoonsgegevens. Op eigen initiatief of op verzoek van
een belanghebbende kan het CBP onderzoeken of de manier waarop
persoonsgegevens in een bepaalde situatie zijn gebruikt, in
overeenstemming is met de wet en daaraan zonodig gevolgen verbinden.
Voor in gebreke blijven bij de melding kan een boete worden opgelegd.
Bij overtreding van de wet of daarop gebaseerde regelingen kan het CBP
overgaan tot bestuursdwang of een dwangsom opleggen.