Toespraak van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, Melanie
Schultz van Haegen, bij de landelijke bijeenkomst Tienjarenscenario
Waterbodems
Dames en heren,
Vandaag wil ik u bijpraten over het waterbodembeleid. Dat klinkt voor
leken niet heel opwindend. Maar als het goed is, gaat bij u -als
waterbodemprofessional het hart wel sneller kloppen als ik het wel en
wee van Nederlandse waterbodems met u doorneem.
Wat is de huidige stand van zaken?, waar lopen we tegenaan en hoe
staat het met het Tienjarenscenario Waterbodems? En niet onbelangrijk,
waar gaan we ons in de toekomst op richten?
Maar eerst even terug naar 2002. Door een gezamenlijke inspanning van
de verschillende waterbeheerders komt in dat jaar het basisdocument
Tienjarenscenario Waterbodems tot stand. De belangrijkste conclusies
uit dit document waren:
1. we baggeren minder dan er jaarlijks aan sediment bijkomt;
2. Het wegwerken van de opgelopen achterstand vraagt een jarenlange
extra inspanning.
Het Bestuurlijk Overleg adviseerde om met een efficiënter
baggerbeleid, een extra financiële impuls en meer samenwerking tussen
àlle betrokkenen binnen één generatie deze problematiek stevig aan te
pakken. In reactie hierop kondigde het kabinet in 2002 voor de periode
2003 2006 een pakket van maatregelen aan. Belangrijkste elementen uit
dat pakket waren:
· een financiële impuls;
· en een waterbodembeleid gericht op de baten van baggeren en
voldoende bestemmingen voor baggerspecie.
Goed, dat was fase 1. We zijn anno 2004 midden in fase 2 beland? Wat
gaan we doen? Waar willen we heen?
Allereerst iets over de beschikbare financiën. Voor de periode 2004
2010 is voor het onderhoud van rijkswateren 700 miljoen euro extra
beschikbaar. In 2004 worden uit dit budget bijvoorbeeld al
baggerprojecten voor de Waal en het Noordzeekanaal betaald. Verder
hebben we uit de ICES-middelen 65 miljoen vrijgemaakt voor
waterbodemsaneringen en 85 miljoen voor achterstallig baggerwerk in
bebouwd gebied. Die laatste financiële impuls kent u waarschijnlijk
onder de naam SUBBIED.
Deze financiële regeling werd in maart 2003 van kracht. Sindsdien heb
ik van een kwart van alle gemeenten en van vrijwel alle waterschappen
aanvragen ontvangen. Daardoor is het budget met 30% overtekend.
Door SUBBIED zullen binnenkort 70 projecten van start gaan die samen
goed zijn voor de verwijdering van circa 6 miljoen kuub baggerspecie.
Daar kun je de Kuip hier in Rotterdam mee vullen. Gezien het succes
van de regeling en de impuls die er van uitgaat, wil ik de
mogelijkheden bekijken of ik het subsidieplafond kan verhogen.
Die 6 miljoen kuub opgebaggerde specie uit bebouwd gebied kunnen we
natuurlijk niet letterlijk in de Kuip storten. Want ik weet niet of er
Feijenoordfans in de zaal zitten. We moeten de bagger ook efficiënt
verwerken en dus extra depotcapaciteit realiseren. Sinds 2002 is
daarvoor de Tijdelijke Subsidieregeling Verwerking Baggerspecie van
kracht. Het blijkt helaas dat van deze regeling tot op heden maar op
zeer bescheiden schaal gebruik wordt gemaakt. Ik zeg het u eerlijk, ik
ben daar teleurgesteld over. Met name omdat de regeling in samenspraak
met de verwerkingssector tot stand is gekomen. Als we niet snel
concrete afspraken hierover kunnen maken om tot concrete oplossingen
te komen, moet deze subsidieregeling maar eens tegen het licht worden
gehouden.
De financiële impulsen zijn onmiskenbaar een goede eerste stap voor de
aanpak van de waterbodemproblematiek. Maar voor de toekomst is meer
nodig. We zijn nu aanbeland op een splitsing. We kunnen kiezen uit
twee wegen :
1. of we voeren tot lang na 2006 het baggertempo flink op, met de
bijbehorende investeringen;
2. of we besluiten dat extra ingrijpen in de waterbodem geen of alleen
op onderdelen prioriteit heeft.
Cruciaal bij deze keuze is de studie naar de maatschappelijke kosten
en baten van baggeren. Die wordt in de loop van dit jaar
afgerond. Dan kunnen we beslissen waar extra investeren in baggerwerk
maatschappelijk loont en hoe we het beschikbare geld zo goed mogelijk
gebruiken.
Daarbij moeten we ook serieus rekening houden met onze Europese
verplichtingen. De waterbodems die een bedreiging vormen voor de
doelstellingen vanuit de Kaderrichtlijn Water zullen in ieder geval
moeten worden gesaneerd. Dit heeft effecten op de werkvoorraad en ook
op de regelgeving rond saneringen. De beleidsbrief Bodem die het
kabinet eind vorig jaar uitbracht kondigde deze lijn ook al aan.
Deze brief plaatste ook deregulering op het gebied van bodem en
waterbodem hoog op de agenda. Twee dingen wil ik daar even uitlichten:
1- Ten eerste: het Bouwstoffenbesluit. Deze regeling is onlangs al
aangepast om het hergebruik van baggerspecie te bevorderen. Maar er
zijn natuurlijk nog veel meer wensen, dus bekijken we ook hoe het
Bouwstoffenbesluit in de toekomst grondig vereenvoudigd kan worden.
2- Ten tweede: de Wet Belastingen op Milieugrondslag . Nog dit
jaar zal de regeling voor baggerspecie worden vervangen door een
Minimum VerwerkingsStandaard . De oude regeling sloot onvoldoende
aan bij de baggerpraktijk. De nieuwe standaard komt meer aan de
praktijk tegemoet en vermindert de administratieve lastendruk.
Op deze manier zal het voor de verwerkingsbranche makkelijker worden
om de gewenste schaalvergroting van verwerkingscapaciteit te
realiseren.
Naast verwerking blijft definitieve berging in depots noodzakelijk om
ook in de toekomst de baggerspecie kwijt te kunnen. De aanleg van het
depot Hollands Diep is begonnen en binnen anderhalf jaar kunnen de
eerste baggerschepen zich daar melden. Ook in de regio lopen
initiatieven voor berging van baggerspecie. Deze initiatieven stuiten
nog wel eens op bezwaren van burgers. Ik vind dat de plaatselijke
politiek zich soms te gemakkelijk achter deze bezwaren verschuilt en
daarmee het grotere maatschappelijk belang uit het oog verliest.
Lokale en regionale bestuurders moeten daarin hun verantwoordelijkheid
nemen. Natuurlijk, het is van groot belang te luisteren naar de zorgen
van burgers. Maar tegelijkertijd moet het maatschappelijk belang van
de berging en de werkelijke risicos klip en klaar verteld worden.
Om op de korte termijn de baggerimpuls verder te versterken ben ik van
plan de stortmogelijkheden in de twee grootste depots, te weten
Slufter en IJsseloog, te verruimen. Voor de wat langere termijn moeten
de regios ook hun verantwoordelijkheid nemen en nieuwe stortcapaciteit
realiseren. De verruiming kan dus geen afstel betekenen van de
regionale plannen. We staan samen voor de opgave om ervoor te zorgen
dat er in de toekomst voldoende capaciteit beschikbaar is. Hiervoor
zijn bestuurlijke afspraken in voorbereiding. Een belangrijke rol is
in dit geval weggelegd voor de provincies en gemeenten. De heer
Verheijen, gedeputeerde van Noord-Brabant, zal ongetwijfeld na mij
dieper op dit onderwerp ingaan.
Dames en heren,
We hebben met het Tienjarenscenario waterbodems gekozen voor een
gezamenlijke aanpak van de baggerachterstanden. We zijn actief aan de
gang gegaan en we hebben de zaak niet op zijn beloop gelaten. Het
kabinet heeft voor de periode 2003 2006 een aantal acties in gang
gezet. Ik heb ze u eerder genoemd:
· financiële impulsen om het baggertempo op te voeren,
· stimuleren van voldoende verwerkings- en stortcapaciteit,
· en vereenvoudigen van regelgeving.
Het Rijk neemt dus zijn verantwoordelijkheid. Omdat het een
gezamenlijk probleem is, verwacht ik dat andere overheden en de markt
ook hun verantwoordelijkheid nemen. Ik reken dus op u.
Dank u wel.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat