Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
AV/KO/2004/19004
Onderwerp Datum
Waarborgfonds kinderopvang en de invoering 7 april 2004
van de Wbk
De invoering van de Wbk brengt een nieuwe bekostigingsstructuur van de kinderopvang tot stand
en heeft daarmee belangrijke gevolgen voor kinderopvangorganisaties. Om die reden heb ik in
2003 onderzoek laten doen naar de financiële positie van kinderopvangorganisaties (Price
Waterhouse Coopers: Invoering van de Wbk vereist versterking van de financiële positie van
kinderopvangorganisaties). Onderzoeksvraag daarbij was in hoeverre kinderopvangorganisaties in
financieel opzicht "Wbk-bestendig" zijn. Op 16 juni 2003 heb ik u dat onderzoeksrapport
toegezonden. Ik heb daarbij aangegeven dat het ministerie van SZW aan dit element aandacht zal
geven door het ondersteunen van verschillende projecten en organisaties als onderdeel van het
Implementatieprogramma Wbk. Dat voornemen heb ik herhaald in de toelichting bij de SZW-
begroting voor het jaar 2004. Vervolgens heb ik in mijn antwoorden op uw vragen bij de begroting
20041 gemeld te denken aan een aanvulling op de bestaande financiële faciliteiten van het
Waarborgfonds kinderopvang. Hierbij bericht ik u over de stand van zaken bij dit onderdeel van
de implementatie van de Wbk.
Overleg met de kinderopvangbranche en met het Waarborgfonds kinderopvang op basis van het
PWC-rapport heeft mij tot de conclusie gebracht dat het wenselijk is een aantal tijdelijke financiële
faciliteiten te treffen voor die kinderopvangorganisaties, die als gevolg van de overgang naar de
Wbk tijdelijk te maken krijgen met financieringsproblemen. Voor de uitvoering daarvan is het
Waarborgfonds kinderopvang de meest aangewezen partner. Ik ben dan ook van plan het
Waarborgfonds hiervoor, onder voorbehoud van de uitkomsten van de parlementaire behandeling
van de Wbk, een tijdelijke subsidie te verstrekken. Hieronder ga ik nader in op de aanleidingen en
1 Tweede Kamer, 2003-2004, 29200 XV, nr. 12 (vraag 165)
2
achtergronden (paragraaf 1), op de uitgangspunten en uitwerking van de financiële faciliteiten
(paragraaf 2) en op de planning en procedure (paragraaf 3).
1. Aanleiding en achtergronden
Kinderopvangorganisaties ontvangen hun inkomsten onder het bestaande stelsel van drie partijen:
gemeenten (subsidies), ouders (eigen bijdragen) en werkgevers (inkoop van opvangplaatsen).
Deze drie groepen klanten worden bij invoering van de Wbk vervangen door één klantengroep: de
ouders. De bestaande gemengde financiering, die een zekere risicospreiding tot stand bracht,
wordt vervangen door vraagfinanciering. Het PWC-onderzoek wijst uit dat een groot deel van de
kinderopvangbranche een zwakke financiële positie heeft en moeite zal hebben met de overstap
van een deels gesubsidieerde sector naar een volledige marktsituatie. Het onderzoek doet een
aantal aanbevelingen om de financiële structuur van de kinderopvang te versterken en de risico's
bij de overstap op de Wbk te beperken. De aanbevelingen richten zich tot de verschillende
partijen, waaronder de rijksoverheid. Ik ben van mening dat het versterken van de financiële
structuur in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de branche is. Dat past in de
ontwikkeling naar meer marktwerking in de kinderopvang, zoals ook met de Wbk wordt
nagestreefd. In aanvulling daarop zie ik een verantwoordelijkheid voor de rijksoverheid. Ik heb
daarbij de volgende overwegingen:
· De huidige structuur van de kinderopvangbranche is mede het resultaat van de aard en inhoud
van overheidsbeleid (rijk en gemeenten) van de laatste tien jaar;
· De overgang van de bestaande naar de nieuwe situatie is het gevolg van invoering van nieuwe
wetgeving.
Als toelichting hierop wil ik het volgende opmerken. De huidige financieel-economische en
bedrijfseconomische structuur van de kinderopvang wordt in belangrijke mate bepaald door de
structuur van tripartiete bekostiging vanuit ouders, werkgevers en overheid en door de combinatie
van aanbod- en vraagfinanciering die de overheid toepast (subsidies aan gemeenten èn fiscale
regelingen voor ouders en werkgevers). Op deze wijze is een branche ontstaan, die zowel
elementen van een private markt kent, als van een klassieke subsidiesector. De overgang naar de
Wbk plaatst kinderopvangorganisaties per 1 januari 2005 in een volledige marktsituatie, waarbij
uitgaven en inkomsten eigenlijk vanaf dag één met elkaar in evenwicht moeten zijn. Gegeven de
bovenomschreven structuurkenmerken van de kinderopvangmarkt, die nog tot eind 2004 van
toepassing zullen zijn, is het niet voor alle organisaties mogelijk in alle opzichten volledig
geprepareerd te zijn op de nieuwe financieel-economische en bedrijfseconomische context. In deze
omstandigheden acht ik argumenten aanwezig voor een faciliterende rol van de rijksoverheid bij de
overgang van organisaties van het huidige naar het nieuwe stelsel.
Op basis van het PWC-rapport heeft het ministerie van SZW meer specifiek gekeken naar
invoeringsrisico's bij de Wbk, waarvoor de overheid een verantwoordelijkheid zou moeten en
kunnen dragen. Ik concludeer dat dergelijke risico's zich met name voordoen ten aanzien van de
liquiditeit en de solvabiliteit tijdens de periode van invoering van de Wbk.
3
Kinderopvangorganisaties zullen hun inkomsten van ouders veelal pas aan het eind/na afloop van
de maand krijgen, terwijl de kosten vanaf de eerste dag optreden. Bovendien staan gemeentelijke
subsidieverordeningen onder het bestaande stelsel soms het doen van reserveringen niet toe, terwijl
enig weerstandsvermogen nodig is om de transitie naar de nieuwe situatie mogelijk te maken.
2. De uitgangspunten en uitwerking van de overgangsfaciliteiten
Het ministerie van SZW zoekt de oplossing in een aanvulling op de bestaande financiële faciliteiten
van het Waarborgfonds kinderopvang. Die aanvulling zou moeten bestaan uit de mogelijkheid voor
kinderopvangorganisaties bij banken (achtergestelde) kredieten aan te trekken voor versterking
van het werkkapitaal en van de solvabiliteit. Het Waarborgfonds staat daarvoor garant onder
nader te bepalen voorwaarden. Dat vereist een tijdelijke aanvulling van het garantiekapitaal van het
Waarborgfonds. Ik ben bereid daarvoor een bedrag van 30 mln. uit te trekken. Met dit bedrag is
rekening gehouden in de SZW-begroting voor het jaar 2004. De uitgangspunten bij deze
overgangsfaciliteiten zijn als volgt samen te vatten:
Uitgangspunten overgangsfaciliteiten Wbk
1. Versterking van de financiële structuur is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de
kinderopvangbranche;
2. De rijksoverheid is bereid in aanvulling daarop tijdelijk een verantwoordelijkheid te dragen bij
het oplossen van de financieringsproblemen van kinderopvangorganisaties die een causaal
verband hebben met wijziging in de overheidsregels bij de overgang van de bestaande situatie
naar de situatie van de Wbk. De overgangsfaciliteiten richten zich uitdrukkelijk niet op
ondernemersrisico's in algemene zin en evenmin op het instandhouden van niet levensvatbare
organisaties;
3. De overgangsfaciliteiten hebben betrekking op de bestaande capaciteit en richten zich op
aanbieders van kinderopvang, zoals omschreven in de Wbk;
4. De faciliteiten hebben als doel een versterking van het werkkapitaal en de solvabiliteit. Zij
hebben de vorm van borgen op door kinderopvangorganisaties bij externe financiers aan te
trekken kredieten voor werkkapitaal en vermogensversterking. Het Waarborgfonds zelf
verstrekt geen kredieten. De overgangsfaciliteiten hebben geen betrekking op investeringen;
5. De overgangsfaciliteiten hebben een looptijd van maximaal vijf jaar. Organisaties kunnen hier in
de eerste twee jaar na invoering van de Wbk een beroep op doen;
6. De tijdelijke subsidie van SZW voor uitbreiding van het garantiekapitaal van het
Waarborgfonds voor deze faciliteiten bedraagt 30 mln.
7. De borgen voor de overgangsfaciliteit worden over een periode van vijf jaar afgebouwd. De
afbouw begint in 2005 en in 2012 zullen alle borgen zijn vervallen;
8. Het Waarborgfonds zal de subsidie in 2012 aan SZW terugbetalen. De omvang van het terug
te betalen bedrag is het saldo van het aan het garantiekapitaal toe te voegen bedrag ( 30 mln.)
minus het bedrag dat het Waarborgfonds in de periode 2005 tot 2012 moet uitkeren uit
hoofde van de ingeroepen borgstellingen;
9. De uitvoeringskosten van de overgangsfaciliteiten worden gedekt uit financiële bijdrage van de
deelnemers.
---
Het Waarborgfonds kinderopvang heeft op basis van deze uitgangspunten twee nieuwe financiële
producten ontwikkeld: een borg op kredieten voor werkkapitaal (liquiditeit) en een borg op
kredieten voor vermogensversterking (solvabiliteit). Deze producten hebben de volgende
specificaties:
Overgangsfaciliteit 1.
Borg op kredieten voor werkkapitaal (liquiditeit)
Doelstelling Het vergroten van het werkkapitaal
Afbakening Het werkkapitaal van de organisatie is negatief
Gemiddelde borg 175.000
Maximale looptijd 5 jaar
Beoordelingscriteria2 · Een reële kans op een gezonde financiële positie
· Voldoende continuïteitskansen
· In staat het krediet binnen de looptijd terug te betalen
· Rentabiliteit na kredietverschaffing van tenminste 1%
Overgangsfaciliteit 2.
Borg op kredieten voor vermogensversterking (solvabiliteit)
Doelstelling Het vergroten van de solvabiliteit naar 10%
Afbakening De solvabiliteit van de organisatie is kleiner dan 10%, maar niet
negatief
Gemiddelde borg 141.000
Maximale looptijd 5 jaar
Beoordelingscriteria · Een reële kans op een gezonde financiële positie
· Voldoende continuïteitskansen
· In staat het krediet binnen de looptijd terug te betalen
· Rentabiliteit na kredietverschaffing van tenminste 1%
· Solvabiliteit na kredietverschaffing 10%
De voorwaarden bij deze faciliteiten worden vastgelegd in een borgstellingsreglement, dat vooraf
ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Minister van SZW. Het Waarborgfonds richt zich met
name op borgen voor werkkapitaalkredieten. Borgen op kredieten voor vermogensversterking
komen aan de orde, indien instellingen onvoldoende solvabiliteit hebben om werkkapitaal aan te
kunnen trekken. Aanvragen zullen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. De
beschikbaarheid van deze faciliteiten zal tegelijkertijd aan alle ondernemers bekend worden
gemaakt.
Op basis van het PWC-rapport heeft het Waarborgfonds een raming gemaakt van het aantal
organisaties dat op deze overgangsfaciliteiten een beroep zou kunnen gaan doen. Het gaat naar
verwachting om circa 400 aanvragen voor borgen op werkkapitaal en circa 190 aanvragen voor
2 De algemene beoordelingscriteria worden verder geëxpliciteerd in het borgstellingsreglement en in de
werkinstructies van het waarborgfonds.
5
borgen bij vermogensversterking. In totaal wordt dan door kinderopvangorganisaties voor circa
170 mln. aan kredieten aangetrokken. Deze worden door het Waarborgfonds tot een bedrag van
circa 100 mln. geborgd. Afgaand op ervaringen met bestaande arrangementsafspraken tussen het
Waarborgfonds en de bancaire sector, is een tijdelijke aanvulling van het garantiekapitaal van het
Waarborgfonds met 30 mln. daarvoor toereikend.
3. Planning en procedure
Het Waarborgfonds kinderopvang heeft op basis van deze uitgangspunten een plan opgesteld, dat
kan rekenen op de steun van de kinderopvangbranche. Het plan is voor een second opinion
voorgelegd aan externe deskundigen. Op basis daarvan is het plan op enkele kleinere onderdelen
aangepast. Uitgaande van een plenaire behandeling van de Wbk in april 2004 kan de volgende
planning worden gevolgd:
· Na de plenaire behandeling van de Wbk in de Tweede Kamer: subsidieverstrekking door
SZW aan het Waarborgfonds;
· Vanaf april 2004 start van de communicatie over de overgangsfaciliteiten;
· De overgangsfaciliteiten zijn uiterlijk per 1 juli 2004 operationeel;
· De daadwerkelijke verstrekking van borgen start per 1 januari 2005.
Ik denk dat met deze faciliteiten de branche een aantal belangrijke instrumenten wordt geboden
voor een succesvolle invoering van de Wbk.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid