IP/04/466
Brussel, 7 april 2004
Economische voorjaarsprognoses 2004-2005 van de Commissie voor de
eurozone, de Europese Unie, de toetredende landen en de
kandidaat-lidstaten
Na in de eerste helft van 2003 een dieptepunt te hebben bereikt, heeft
de economische groei zich zowel in de eurozone als in de EU in de
tweede helft van het jaar hersteld. Het gemiddelde groeicijfer voor
het jaar als geheel wordt op 0,4% geraamd voor de eurozone en op 0,8%
voor de EU. Gezien de krachtige expansie van zowel de wereldeconomie
als de internationale handel en het terugkerende vertrouwen van de
binnenlandse producenten en consumenten zal het herstel in de loop van
het jaar vermoedelijk verder doorzetten. In 2004 zou gemiddelde groei
in de eurozone 1,7% en in de EU 2% bedragen. In 2005 zal de groei
wederom afvlakken na een piek van ongeveer 2,4% te hebben bereikt.
Afgezien van de externe impuls van de wereldvraag zijn de voornaamste
factoren die het verwachte herstel in de hand werken het
accommoderende macro-economische beleid, de aanhoudende desinflatie,
de gunstige financiële voorwaarden en de vooruitgang bij het
doorvoeren van structurele hervormingen. Het herstel wordt geschraagd
door een toename van de investeringsuitgaven, die wordt ondersteund
door een trager aantrekkende particuliere consumptie. Ondanks deze
verwachte verbetering van de dynamiek van de economische activiteit
zal de langdurige conjunctuurverzwakking wellicht blijven wegen op de
ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Verwacht wordt dat de banengroei in
2004 op 0,3% zal uitkomen en in 2005 ietwat zal toenemen tot 0,9%.
1. Uiteenlopende budgettaire ontwikkelingen
Na in 2003 zoals verwacht een verslechtering te hebben vertoond, zal
het overheidstekort in de eurozone in 2004 vermoedelijk stabiel
blijven op 2,7% van het BBP (2,6% in de EU). Aangenomen wordt dat het
overheidssaldo er dit jaar in diverse EU-landen op zal achteruitgaan
in vergelijking met 2003, maar dat deze verslechtering zal worden
gecompenseerd door een verbetering in Duitsland, Spanje, Frankrijk,
Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk. Er zij op gewezen dat de
verslechtering in het geval van Denemarken, Zweden en Finland, de vorm
aanneemt van een daling van het overschot.
In een aantal gevallen is het gezien de begrotingssituatie
noodzakelijk de instrumenten voor het begrotingstoezicht te activeren
waarin het Verdrag en het SGP voorzien.
In Nederland vereist de overschrijding van de drempel van 3% van het
BBP in 2003 de onmiddellijke opstelling van een verslag over het
bestaan van een buitensporig tekort (artikel 104, lid 3). Of tot het
zetten van de volgende stappen van de procedure bij buitensporige
tekorten wordt overgegaan, wordt beslist in het licht van de
maatregelen die in 2004 worden genomen om de situatie bij te sturen.
In Italië lag het begrotingstekort in 2003 iets lager dan 2½% van het
BBP. Volgens de prognose van de Commissie zou het tekort in 2004 hoger
uitkomen dan 3% van het BBP. De onderbreking van de reductie van de
schuld, die met 106% van het BBP het hoogst is van alle landen van de
eurozone, is een verdere bron van zorg. Dit vereist de onmiddellijke
activering van het mechanisme voor het geven van een vroegtijdige
waarschuwing om ervoor te zorgen dat de autoriteiten de nodige
beleidsaanpassingen doorvoeren.
Wat Griekenland betreft, blijkt uit de recentste overheidsgegevens dat
het begrotingstekort in 2003 oploopt tot iets minder dan 3% van het
BBP. Op grond van deze gegevens voorspelt de Commissie een tekort van
meer dan 3% in 2004. De gegevens voor 2003 zijn evenwel nog niet
gevalideerd door Eurostat en mogen in dit stadium derhalve niet als
een betrouwbare basis worden beschouwd voor de beoordeling van de
begrotingssituatie. Eind april zal een controlebezoek plaatsvinden om
meer informatie in te winnen over de begrotingssituatie in dit land en
te beslissen welke stappen moeten worden ondernomen.
In Portugal werd het tekort in 2002 en 2003 onder de 3% van het BBP
gehouden. Portugal heeft daarmee voldaan aan de voorwaarden gesteld in
de aanbeveling die in 2002 in het kader van de procedure bij
buitensporige tekorten tot het land is gericht (artikel 104, lid 7).
Er dient derhalve te worden overgegaan tot de intrekking van de
buitensporig-tekortbeschikking. Portugal dient evenwel de nodige
maatregelen te nemen om te voorkomen dat er zich wederom een
buitensporig tekort voordoet.
In het Verenigd Koninkrijk is er volgens de recentste ramingen sprake
van een begrotingstekort van 3,2% van het BBP in het (kalender)jaar
2003. In het geval van het Verenigd Koninkrijk is de voor het
budgettaire toezicht relevante periode evenwel het begrotingsjaar, dat
loopt van 1 april tot 31 maart. Uit de prognose van de Commissie en
officiële berichten van de Britse autoriteiten blijkt dat het tekort
tijdens het begrotingsjaar 2003-04 meer dan 3% van het BBP heeft
bedragen. De Commissie dient derhalve een verslag over het bestaan van
een buitensporig tekort (artikel 104, lid 3) op te stellen. Verwacht
wordt evenwel dat het tekort (gemeten over zowel kalenderjaar als
begrotingsjaar) tijdens de ramingsperiode wederom onder de
referentiewaarde van 3% van het BBP zal zakken. Zonder dat daarom op
de uiteindelijke uitkomst van de procedure bij buitensporige tekorten
wordt vooruitgelopen, mag worden aangenomen dat dit ruimte zou kunnen
bieden om te besluiten dat er geen buitensporig tekort in de zin van
het Verdrag bestaat, wat zou leiden tot de stopzetting van de
procedure.
Voor 2005 wordt op basis van de veronderstelling dat het beleid
ongewijzigd blijft en dus zonder rekening te houden met eventuele
maatregelen die in het kader van de volgende begrotingen kunnen worden
goedgekeurd, enige verbetering voorspeld voor de eurozone: het
overheidstekort zou er afnemen tot 2,6% van het BBP (2,4% voor de EU).
Op basis van bovenbeschreven veronderstelling wordt tevens voorspeld
dat de referentiewaarde van 3% door vier landen (Frankrijk, Italië,
Nederland en Portugal) zal worden overschreden.
2. Fors groeiende wereldeconomie geeft impuls aan internationale
handel
Na in 2002 een zwakke groei te hebben vertoond, zou de wereldhandel in
2003 sterk zijn opgeveerd en met naar schatting 5% zijn toegenomen.
Voor 2004-2005 wordt een verdere groeiversnelling tot ongeveer 8%
voorspeld.
De expansie van het mondiale BBP zou met 3,7% in 2003 hoger zijn
uitgekomen dan verwacht. Dit jaar zou de mondiale economische
activiteit een krachtige groei van 4,5% te zien geven, die vervolgens
in 2005 zou afvlakken. Deze groeiversnelling wordt door een aantal
factoren ondersteund, zoals onder meer een accommoderend
macro-economisch beleid, gunstige financiële voorwaarden en een
vertrouwensherstel.
In 2003 hebben meer regio's tot de groei van de wereldeconomie
bijgedragen, waarbij groter dan verwachte bijdragen werden geleverd
door de VS, het GOS, de OPEC-landen, Azië (en dan vooral China) en de
toetredende landen. In de VS zal het herstel naar verwachting
aanhouden en zal de groei onder impuls van het monetaire en
begrotingsbeleid en de solide onderliggende productiviteitsgroei in
2004 op naar schatting 4,2% uitkomen. In het licht van de hoge
begrotings- en lopende-rekeningtekorten wordt een dergelijk groeitempo
echter onhoudbaar geacht. In 2005 zal de expansie naar verwachting dan
ook terugvallen tot 3,2%.
De vooruitzichten voor Japan zijn aanzienlijk verbeterd: de groei zal
fors aantrekken van naar schatting 2,7% in 2003 tot 3,4% dit jaar. De
deflatie lijkt ten einde te lopen, maar het overheidstekort zal in
2004 en 2005 vermoedelijk hoger blijven dan 7% van het BBP. De
economische vooruitzichten voor Azië (zonder Japan) blijven bijzonder
gunstig met een voorspelde groei van om en bij de 7% in 2004-2005.
Tijdens deze periode zullen Hongkong en Korea naar verwachting de
lichte vermindering van de forse groeipercentages van China en India
compenseren. Wat de overige opkomende regio's betreft, wordt ervan
uitgegaan dat de groei in Latijns-Amerika in 2004 zal verdubbelen na
in 2003 te zijn tegengevallen. Ook in Afrika zal de economische
activiteit er naar verwachting op vooruitgaan. In de landen die zich
opmaken om op 1 mei 2004 tot de Unie toe te treden, alsmede in de
andere kandidaat-lidstaten wordt voor de volledige ramingsperiode een
aanhoudende krachtige groei verwacht, die wordt geschraagd door de
binnenlandse vraag en structurele aanpassingen.
3. Stijgende grondstoffenprijzen en herstellende aandelenbeurzen
Het mondiale herstel heeft voor opwaartse druk gezorgd op zowel de
olieprijzen als de andere grondstoffenprijzen. Hoewel de appreciatie
van de euro de eurozone voor de meeste negatieve effecten van deze
tendens heeft afgeschermd, zijn de gevolgen ervan voor de
wereldeconomie minder bemoedigend.
De verwachte tendens van de olieprijzen is opwaarts herzien ten
opzichte van de najaarsprognoses. Thans wordt ervan uitgegaan dat de
olieprijs, die in 2003 gemiddeld 28,5 USD per vat ruwe olie (Brent)
bedroeg, geleidelijk zal teruglopen na in de eerste twee kwartalen van
dit jaar een hoogtepunt van 31,5 USD per vat te hebben bereikt,
waardoor de gemiddelde prijs per vat over het jaar als geheel op 31
USD zou uitkomen. In de loop van 2005 wordt een lichte prijsdaling
verwacht tot gemiddeld 29 USD per vat.
Na in het midden van vorig jaar te zijn gestabiliseerd, hebben de
aandelenkoersen hun opwaartse trend ook dit jaar voortgezet, al is de
koersstijging recentelijk afgevlakt. De rendementen op
overheidsobligaties op lange termijn zijn naar historische maatstaven
laag gebleven, ondanks verbeterende mondiale groeivooruitzichten. Ook
de spreads op bedrijfsobligaties zijn afgenomen tot een historisch
laag niveau. Per saldo zouden deze ontwikkelingen, die laten vermoeden
dat de financiële voorwaarden in de wereldeconomie enigszins zijn
verbeterd in vergelijking met een jaar geleden, het herstel moeten
ondersteunen.
4. De economie van de eurozone en die van de EU veerden in de tweede
helft van 2003 wederom op
De opleving van de economische activiteit in de eurozone werd gedragen
door een forse toename van de exportgroei, terwijl de groeibijdrage
van de binnenlandse vraag negatief was. Dit laatste was voornamelijk
toe te schrijven aan het negatieve investeringsverloop in het derde
kwartaal. In het laatste kwartaal van het jaar heeft de binnenlandse
vraag de rol van de handel overgenomen als motor van de groei. De
investeringen trokken sterk aan, waarmee een einde kwam aan een
langdurige neerwaartse tendens. Van de flauwe particuliere consumptie
ging echter geen groeiimpuls uit en de bijdrage van de netto-uitvoer
werd negatief als gevolg van een forse toename van de invoergroei.
Het herstel, dat zich in de tweede helft van 2003 aftekende, spoorde
grotendeels met de in de najaarsprognose gedane voorspellingen. De
oorzaak van de omslag was evenwel enigszins verrassend, aangezien de
krachtiger dan verwachte groei in het derde kwartaal terug te voeren
was op de externe in plaats van op de interne vraag. De
groeiresultaten in het laatste kwartaal lagen meer in de lijn van de
verwachtingen, zowel wat de omvang als wat de samenstelling van de
groei betrof.
5. en zullen in 2004 nog aan dynamiek winnen
Sinds medio vorig jaar gaan van de conjunctuurindicatoren bemoedigende
signalen uit wat de herstelvooruitzichten betreft. De indicator van de
economische verwachtingen voor de eurozone is sinds de zomer van 2003
weliswaar verbeterd, maar de bezettingsgraad van het productievermogen
in de verwerkende nijverheid bevindt zich nog steeds onder het
gemiddelde op lange termijn. De bedrijfsverwachtingen in de
verwerkende industrie gaven recentelijk een wat aarzelend verloop te
zien, maar er is nog steeds sprake van een verbetering van de
productieverwachtingen.
In de dienstensector is het vertrouwen nog steeds aan de lage kant,
maar de vraagvooruitzichten zijn aan het verbeteren. De geleidelijke
stijging van het consumentenvertrouwen is vooral terug te voeren op
rooskleuriger vooruitzichten voor de economie en de arbeidsmarkt. Dit
zou moeten leiden tot meer optimisme van de zijde van de huishoudens
over hun financiële situatie, hetgeen op zijn beurt een impuls zou
moeten geven aan de consumentenbestedingen.
Het verwachte herstel van de bestedingen van bedrijven en huishoudens
in de komende maanden is voor een deel toe te schrijven aan de
bijzonder lage reële rentetarieven op zowel korte als lange termijn.
De daaruit voortvloeiende reductie van de kosten van de schuldendienst
heeft bijgedragen tot een vermindering van de budgettaire beperkingen
van huishoudens en bedrijven.
De heropleving van de aandelenbeurzen sinds maart vorig jaar en de
levendige woningmarkten in sommige lidstaten hebben er eveneens toe
bijgedragen dat het welvaartsverlies als gevolg van het uiteenspatten
van de zeepbel op de beurzen, gedeeltelijk is goedgemaakt. Het reële
beschikbare inkomen van de huishoudens wordt ondersteund door de
stabiel blijvende werkgelegenheid en de reële loonstijging. Ook van de
verwachte inflatiedaling zou een positief effect op de consumptie
moeten uitgaan.
De gemiddelde groei in de eurozone zal wellicht aantrekken tot 1,7% in
2004 en 2,3% in 2005 (respectievelijk 2,0% en 2,4% in the EU) en ligt
daarmee in de lijn van de voorspellingen van de najaarsprognose van
vorig jaar. Verwacht wordt dat de groei zal worden geschraagd door de
binnenlandse vraag, die op zijn beurt zal worden ondersteund door een
versnelde kapitaalvorming in de loop van 2004, gevolgd door een
geleidelijker herstel van de particuliere consumptieve bestedingen.
6. Bemoedigende arbeidsmarktontwikkeling en -vooruitzichten
Ondanks de aanhoudende conjunctuurverzwakking is er sprake van een
slechts vrij bescheiden stijging van de werkloosheid in vergelijking
met de voorgaande conjunctuurcycli. In de eurozone is de
werkloosheidsgraad in het tweede kwartaal van 2003 gestabiliseerd op
8,8%, na tijdens de neergaande conjunctuurfase van de huidige
conjunctuurcyclus met 0,8 procentpunt te zijn toegenomen. Dit staat in
schril contrast met de stijging met ruim 2 procentpunt tot meer dan
10% die tijdens de neerwaartse conjunctuurbeweging van begin jaren
negentig werd opgetekend. Ook met betrekking tot de werkgelegenheid is
het beeld bemoedigender wat het banenverlies betreft. Per saldo zijn
tijdens de recente conjunctuurvertraging geen jobs verloren gegaan,
terwijl gedurende de recessie in de jaren 1992-1993 meer dan 2,5
miljoen arbeidsplaatsen werden vernietigd.
Gezien het zich geleidelijk aftekenende herstel en de gewoonlijk met
enige vertraging reagerende arbeidsmarkt zullen in de loop van dit
jaar naar schatting ongeveer een half miljoen banen worden gecreëerd.
Dit aantal zou in 2005 ruimschoots moeten verdubbelen naarmate het
herstel doorzet. De werkloosheid in de eurozone zal dit jaar naar
verwachting stabiel blijven op 8,8% (8,1% in de EU) en in 2005
teruglopen.
7. Inflatie zal dit jaar teruglopen tot minder dan 2%
Ondanks de groeivertraging en de appreciatie van de euro bleef de
inflatie in 2003 hardnekkig hoog, onder invloed van tijdelijke
factoren zoals op de weersomstandigheden terug te voeren stijgingen
van de voedingsmiddelen- en energieprijzen en verhogingen van de
indirecte belastingen. Verwacht wordt dat de inflatie zal afnemen van
naar schatting 2,1% in 2003 tot 1,8% dit jaar als gevolg van het
uitgestelde effect van de appreciatie van de euro en een zwakke
binnenlandse prijsdruk. In 2005 zou de inflatie verder dalen tot 1,6%.
Ook de kerninflatie bleef in 2003 vrijwel ongewijzigd. De inflatie in
de dienstensector was bijzonder hardnekkig gezien de lage
productiviteit van de sector en het feit dat hij minder aan
concurrentie is blootgesteld dan de verwerkende industrie. Ook de
minder snel stijgende arbeidskosten per eenheid product vanwege de
zich herstellende arbeidsproductiviteit, alsmede de voortgezette
loonmatiging zullen wellicht tot een daling van de kerninflatie
leiden.
8. Aan de prognose verbonden opwaartse en neerwaartse risico's
Van tal van regio's in de wereld gaan bemoedigende signalen uit die
duiden op een voortzetting van de mondiale groei. Dit vergroot de kans
op een wereldwijde gelijktijdige versnelling van de groei, hetgeen een
wederzijds versterkende groeidynamiek op gang zou brengen. De reeds
geruime tijd bestaande macro-economische onevenwichtigheden kunnen
later in de ramingsperiode evenwel een expansie van de VS-economie in
de weg staan. Ook de stijgende olie- en andere grondstoffenprijzen
kunnen een domper zetten op de mondiale groei. Al bij al lijkt het
internationale klimaat evenwel bevorderlijk voor de economische groei.
Een nieuwe forse koersstijging van de euro kan vooral de activiteit in
de verwerkende industrie van de eurozone ondermijnen, in het bijzonder
in de lidstaten die recentelijk afhankelijk zijn gebleken van de
buitenlandse vraag voor het genereren van economische groei. Daar
staat tegenover dat een verdere appreciatie de inflatoire druk zou
verlichten en op die manier in een stijging van het reële beschikbare
inkomen zou resulteren.
De aanhoudende conjunctuurverzwakking en de onzekerheid rond het
huidige en toekomstige inkomen hebben het consumentenvertrouwen
ondermijnd, hetgeen tot een uitstel van de consumptieplannen en een
tegenvallende particuliere consumptie heeft geleid. De
conjunctuurindicatoren laten vermoeden dat consumenten nog steeds
terughoudend staan tegenover aankopen van grotere duurzame
consumptiegoederen. Hoewel de geopolitieke spanningen in de tweede
helft van 2003 enigszins zijn afgenomen, blijft de dreiging van
terroristische aanslagen daarenboven het consumentenvertrouwen nadelig
beïnvloeden, met name gezien de gebeurtenissen die zich begin maart in
Madrid hebben afgespeeld. Dankzij een vertrouwensherstel kan het
loskomen van een dergelijke ingehouden vraag de terugkeer naar het
potentiële groeitempo versnellen. Ook de stijging van de woningprijzen
in een aantal EU-landen en het feit dat het aantrekken van de
aandelenmarkten tot het herstel van het vermogen van de huishoudens
heeft bijgedragen, zouden de bestedingen in de hand moeten werken.
Hoewel de investeringen worden geschraagd door gunstige financiële
voorwaarden en een positieve ontwikkeling van de winsten en
rendementen, kunnen mogelijke beperkingen als gevolg van nog
onvoltooide balansaanpassingen niet worden uitgesloten. Er zij tevens
aan herinnerd dat het vertrouwen gunstig kan worden beïnvloed doordat
opmerkelijke vooruitgang is geboekt bij het doorvoeren van structurele
hervormingen.
Alles samen lijken de neerwaartse risico's de afgelopen maanden de
overhand te hebben genomen.
9. Toetredende landen: van de integratie in de EU gaat een positieve
impuls uit
Ondanks de zwakke groei in de EU zijn de economieën van de nieuwe
lidstaten in 2003 met naar schatting gemiddeld 3,6% gegroeid omdat de
toetreding een gunstige groeidynamiek op gang heeft gebracht.
De groei werd vooral geschraagd door de particuliere consumptie, met
name in de Baltische staten, Hongarije en de Tsjechische Republiek.
De bestedingen van de huishoudens werden ondersteund door de volgende
drie factoren: i) een gestegen reëel beschikbaar inkomen, hetgeen ten
dele te danken is aan de vrij lage inflatie, die zich in vele landen
op ongeveer hetzelfde niveau als in de eurozone bevond; ii) een betere
toegang tot krediet wegens de ontwikkeling van het bankwezen; en iii)
vooruitgeschoven bestedingen om te anticiperen op de in 2004 verwachte
prijsstijgingen ten gevolge van verhogingen van de indirecte
belastingen.
In 2003 was er sprake van een zwakke investeringsactiviteit (behalve
in de Baltische staten). Dit was niet alleen te wijten aan het sombere
mondiale klimaat, maar ook aan het haperende hervormingsproces in de
toetredende landen. De uitvoer deed het bijzonder goed, onder meer in
Slowakije, hetgeen gezien de zwakke vraag vanuit de EU vooral terug te
voeren is op een uitvoerpakket met een hogere toegevoegde waarde. In
Polen was de gunstige ontwikkeling van de uitvoer in aanzienlijke mate
toe te schrijven aan de depreciatie van de zloty.
Meer investeringen maar de werkloosheid loopt slechts traag terug
De convergentie van de rentetarieven naar het EU-niveau, de
verbetering van de infrastructuur en een economisch herstel in de EU,
dat zijn de factoren die de investeringsgroei in de toetredende landen
moeten doen toenemen van amper 1,9% vorig jaar tot 7,3% in 2005. De
economische activiteit zal algemeen genomen ook worden ondersteund
door de beschikbaarheid van EU-middelen (die over de periode
2004-2006, met inbegrip van de pretoetredingssteun en na aftrek van de
bijdrage aan de EU-begroting, op 3% van het BBP van de toetredende
landen worden geraamd). In 2004 en 2005 zou de gemiddelde groei in de
toetredende landen rond de 4% moeten schommelen.
De inhaalbeweging zou onverkort doorgaan, waarbij de nieuwe lidstaten
met het laagste BBP per hoofd naar verwachting de snelste groei te
zien zullen geven. Verwacht wordt dat de Baltische staten dankzij de
macro-economische stabiliteit in 2004-2005 groeicijfers van meer dan
5% zullen realiseren. De sterkste groeiversnelling zal zich
vermoedelijk voordoen in Polen (van 1,4% in 2002 tot bijna 5% in 2005)
als gevolg van het aldaar gevoerde expansieve begrotingsbeleid. Wat de
toetredende landen met een hoog inkomen betreft, zal ook Cyprus naar
verwachting een vrij krachtige groei laten zien, maar aan de
vooruitzichten voor een hereniging zijn zowel opwaartse als
neerwaartse risico's verbonden.
Voor 2004-2005 wordt ervan uitgegaan dat de werkgelegenheid in de
toetredende landen licht zal toenemen naarmate de activiteit aantrekt
en er zich nieuwe bedrijvigheden ontwikkelen, waardoor de tijdens het
herstructureringsproces verloren gegane arbeidsplaatsen worden
gecompenseerd. De werkloosheidsgraad in alle toetredende landen samen
zal evenwel slechts langzaam teruglopen van 14,3% in 2003 tot 13,8% in
2005.
Inflatie zal oplopen
In alle nieuwe lidstaten, met uitzondering van Hongarije, Slowakije en
Slovenië, bevond de inflatie zich dankzij de scherpere concurrentie en
de lage invoerprijzen in 2003 op een bijzonder laag peil, dat
vergelijkbaar was met dat in de eurozone. In 2004 wordt evenwel een
inflatieversnelling verwacht tot gemiddeld 3,8% als gevolg van een
stijging van de indirecte belastingen naarmate de belastingtarieven
aan het niveau in de EU worden aangepast. Voor 2005 wordt een
inflatiedaling tot 3,3% voorspeld.
Hoge overheidstekorten maar deze zullen naar verwachting teruglopen
Het overheidstekort in de toetredende landen wordt voor 2003 op
gemiddeld ongeveer 5,7% van het BBP geraamd, hetgeen neerkomt op een
verslechtering ten opzichte van 2002. In de Tsjechische Republiek is
het tekort aanzienlijk gestegen omdat sommige staatsgaranties erin
zijn opgenomen. Het overheidssaldo loopt uiteen van een overschot in
Estland tot een tekort van 12,9% van het BBP in de Tsjechische
Republiek. Nog vijf andere landen boekten in 2003 een tekort van meer
dan 3% van het BBP: Cyprus, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije.
Verwacht wordt dat de overheidssaldi in de meeste nieuwe lidstaten -
met Polen als opvallende uitzondering - in 2004 zullen verbeteren
wanneer de begrotingsconsolidatie wordt hervat. Ondanks de krachtige
groei zijn de begrotingssaldi ook aan het verslechteren in de
Baltische staten als gevolg van met de toetreding verband houdende
uitgaven. In Litouwen nadert het tekort de drempel van 3% van het BBP,
terwijl in Estland het in 2003 geboekte grote overschot van 2,6% in
2005 volledig verdwenen zou zijn.
10. Andere kandidaat-lidstaten
De macro-economische ontwikkeling in de overige kandidaat-lidstaten
zal blijven verbeteren. Verwacht wordt dat de groei tijdens de
ramingsperiode circa 5% per jaar zal belopen. In elk land vormt de
particuliere binnenlandse vraag de drijvende kracht achter de groei.
In Turkije en Roemenië zou de desinflatie blijven voortduren onder
invloed van de trendmatige reële stijging van de wisselkoers van de
valuta van deze landen, een versterking van de aanbodzijde van de
economieën onder impuls van een forse investeringsgroei en een
algemeen genomen voorzichtig monetair en begrotingsbeleid. Naar het
einde van de ramingsperiode toe zal de inflatie in beide landen
wellicht afnemen tot minder dan 10%, zoals reeds het geval is in
Bulgarije, waar de inflatie vrij laag is maar lichtjes versnelt.
Ondanks een gestage stijging van de arbeidsproductiviteit zal de
krachtige economische groei in alle landen leiden tot een toenemende
werkgelegenheid en een afnemende werkloosheid, al zal de verbetering
in Turkije zeer gering uitvallen wegens de sterke stijging van het
arbeidsaanbod.
Het overheidstekort zal een lichte toename te zien geven in Bulgarije
en Roemenië, terwijl het tekort in Turkije scherp zal blijven dalen.
In de drie landen zullen de tekorten op de lopende rekening
vermoedelijk verder toenemen als gevolg van een krachtige binnenlandse
vraag en een enigszins verslechterend prijsconcurrentievermogen van
hun uitvoer, hetgeen tot stijgende tekorten op de goederenbalansen van
de betrokken landen leidt.
Voor nadere informatie over de prognoses, zie European Economy, te
raadplegen op internet op het volgende adres:
http://europa.eu.int/comm/economy_finance/publications/european_econom
y/forecasts_en.htm
European Commission