Overzicht | veb@dienst.vu.nl
---
nieuwe uitgave Politie en Wetenschap met meningen en ervaringen van
politiemensen
Integriteit in het dagelijkse politiewerk
Politiemensen verschillen weinig van mening over wat integer gedrag is
en wat niet. De basis hiervoor wordt gelegd in hun beginjaren in de
basispolitiezorg. Grote integriteitsdilemma´s spelen in hun dagelijkse
werk amper een rol, maar ze maken wel ingrijpende dingen mee en komen
lastige praktijkvragen tegen. Die hebben vooral te maken met het
omgaan met (jonge) slachtoffers in jeugd- en zedenzaken, het
verstrekken van vertrouwelijke informatie aan derden, burgers die het
met hen op een akkoordje willen gooien, het spanningsveld tussen
integriteit en collegialiteit en op de scheiding tussen werk en
privé-gedrag. Het integriteitsbeleid van de laatste tien jaar heeft
duidelijk vruchten afgeworpen. De machocultuur is tanende,
integriteitskwesties zijn bespreekbaar en de leiding geeft steeds meer
het goede voorbeeld. Politiemensen accepteren dat zij werken en leven
in een glazen huis.
Dit zijn enkele van de belangrijkste uitkomsten van een studie die is
uitgevoerd door het Centrum voor Politiewetenschappen van de Vrije
Universiteit Amsterdam, onder leiding van prof. dr. Jan Naeyé en prof.
dr. Leo Huberts. Het boek Integriteit in het dagelijkse politiewerk,
meningen en ervaringen van politiemensen kwam woensdag 7 april uit. De
studie naar integriteitsdilemma"s waarmee politiemensen tijdens hun
werk worden geconfronteerd, is gebaseerd op de persoonlijke verhalen
en ervaringen van 47 ervaren politieambtenaren, verdeeld over vijf
korpsen in het land en werkzaam in uiteenlopende functies en diensten.
Ervaren journalisten tekenden de verhalen op. Doel van de studie was
niet alleen in kaart te brengen met welke integriteitsdilemma"s
politiemensen in de dagelijkse uitvoeringspraktijk worden
geconfronteerd, maar ook hoe ze ermee omgaan en in hoeverre het
integriteitsbeleid bij de politie en de stijl van leiderschap daarop
van invloed zijn.
Integriteitsopvattingen van politiemensen blijken meer overeen te
komen dan gedacht, en ook minder afhankelijk te zijn van specifieke
taken of werkvelden. Dat komt gedeeltelijk doordat nagenoeg alle
(geïnterviewde) agenten hun beroepsmatige, ethische gewetensvorming
hebben gehad in de eerste jaren van hun werk in de basispolitiezorg.
Maar het succesvolle integriteitsbeleid van de Nederlandse politie
heeft zeker ook een rol gespeeld. Het heeft veel duidelijkheid
verschaft over wat wel of niet is toegestaan.
De auteurs maken een onderscheid in ernstige, evidente normschendingen
en "veelvoorkomende, kleine dilemma"s". Ten aanzien van evidente
normschendingen zoals fraude, corruptie en misbruik van bevoegdheden
bestaat weinig verschil van mening: die worden alom onaanvaardbaar
geacht; wat overigens niet wil zeggen dat ze nooit zouden voorkomen.
Voor veelvoorkomende, kleine dilemma"s biedt de discretionaire
handelingsvrijheid van politiemensen voldoende ruimte om er op een
goede wijze mee om te gaan. Ze hebben te maken met bijvoorbeeld de
alledaagse spanning tussen integriteit en collegialiteit (hoe om te
gaan met een collega die in de fout gaat?), werkethiek en vrije tijd
(wat zijn onverenigbare nevenfuncties en dubieuze giften? Mag je in
privé-tijd XTC gebruiken?) en de spanning tussen het beschermen van je
vertrouwenspositie en het opsporen van misdrijven in de wijkgerichte
politiezorg (moet een wijkagent vertrouwelijke informatie over
illegale activiteiten in de wijk voor zich houden of delen met de
recherche?).
Ten aanzien van het gevoerde integriteitsbeleid bij de politie,
concluderen de auteurs dat halverwege de jaren negentig een omslag
heeft plaatsgevonden, mede in aansluiting op geruchtmakende rede van
toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninklijksrelaties,
wijlen Ien Dales. Sindsdien staat integriteit hoog op de agenda en is
de politieorganisatie op dit vlak veel transparanter geworden. Dat
beleid heeft gewerkt, concluderen de onderzoekers, maar het behoeft
ook voortdurende aandacht. Daarvoor is het politiewerk te zeer
verbonden met beroepsethische keuzes en aspecten.
Integriteit is een van de kernwaarden van een goed functionerend
politieapparaat. Dat maakt deze studie, die deel uitmaakt van een
breder opgezet onderzoek naar integriteitsdilemma"s en schendingen bij
de politie, van belang voor allen die werkzaam zijn bij de politie dan
wel bestuurlijk of beleidsmatig verantwoordelijkheid dragen voor een
integere uitoefening van de politietaak.
Het onderzoeksrapport is uitgegeven in de reeks Politiewetenschap van
het Programma Politie en Wetenschap. Dit programma is in mei 1999
ingesteld door de minister van BZK om het wetenschappelijk onderzoek
op het gebied van politie en veiligheid te stimuleren en tevens een
impuls te geven aan een betere benutting van onderzoeksresultaten in
politiepraktijk en -opleiding. Daartoe is een meerjarig
onderzoeksprogramma ontwikkeld. De uitvoering van dit programma
geschiedt onder leiding van de directeur van het programmabureau,
G.C.K. Vlek.
Vrije Universiteit Amsterdam