SGP


SGP-fractie in debat met commissie-Blok

Datum publicatie: 06-04-2004
Auteur: C.G. van der Staaij

Bruggen bouwen luidt de titel van het rapport. Hoe fraai ook bedoeld, toch kenschetst de titel onbedoeld ook een harde realiteit. Zonder bruggen kun je elkaar niet bereiken. De realiteit is dat ? zolang er integratieachterstanden zijn ? specifiek beleid nodig is. Bruggen bouwen zal in de wereld van globalisering en migratie permanente opdracht voor de overheid zijn. En naarmate we een ruimer immigratiebeleid voeren, moeten die bruggen langer zijn.

Compliment
De SGP-fractie complimenteert de commissie voor het verrichte werk. Ik hecht eraan dit te zeggen, juist omdat onze fractie tegen de motie-Marijnissen gestemd heeft. Naar onze mening was al voldoende bekend over de resultaten van het gevoerde beleid. Een nieuw rapport zou weinig kunnen toevoegen. Hoewel het rapport politiek weinig nieuws bevat, beschouwen wij het als een goede inventarisatie is van beleid en onderzoek op terrein integratiebeleid. Met de aanbevelingen kunnen wij goeddeels instemmen.

Centrale vraagstelling
De centrale vraagstelling in de motie-Marijnissen was: wat zijn de oorzaken dat het integratiebeleid onvoldoende geslaagd is? Het rapport geeft wel aan wat er mis is gegaan: de discrepantie tussen beleid en uitvoering, gebrekkige coördinatie etc. Maar het geeft geen rechtstreeks antwoord op die bondige vraag. Zou de commissie alsnog dat antwoord willen geven? Wat is in uw eigen woorden het antwoord op de motie-Marijnissen? Het rapport geeft duidelijk aan dat de aanpak van het integratiebeleid zeker in de beginjaren lang niet krachtig genoeg is geweest. Dr. A. Klink schreef: de christen-democraten vertrouwden op emancipatie vanuit eigen kring, de liberalen op de werking van de markt en de sociaal-democraten op de kracht van de verzorgingsstaat. Men zag weinig aanleiding voor een krachtig, specifiek integratiebeleid. Zelf voeg ik er aan toe: vanwege het ideaal van de multiculturele samenleving ? veelkleurigheid, diversiteit ? was het lange tijd niet bon ton om maatschappelijke problemen eerlijk aan te wijzen. Herkent de commissie zich in deze schets van het politieke klimaat? Is dit niet een belangrijke verklaring van tekortschietend beleid?

Wat de SGP-fractie betreft is vooral op de onderdelen religie, rechtshandhaving, taal en arbeidsmarktbeleid sprake van een beleid dat ver achtergebleven is bij wat wenselijk was. Ik richt mijn bijdrage vooral daarop.

Religie
Over religie staat weinig in het rapport. Dit terwijl de opdracht open genoeg geformuleerd was om hierop in te gaan. Ik weet dat er een onderzoek Allah in Nederland aankomt, maar een goede evaluatie van het integratiebeleid had hieraan niet mogen voorbijgaan. Dit is een gemiste kans. Juist omdat de islam het klimaat rond integratiebeleid sterk bepaalt. En dus ook de legitimiteit ervan. Laat ik dit illustreren. Ontdekt is dat in Nederland jonge moslims geronseld worden voor de Jihad. Er is een debat geweest over de financiering van radicale imams vanuit Saoedi-Arabië. De rekeningen van sommige islamitische liefdadigheidsorganisaties moesten bevroren worden vanwege de duistere activiteiten die ermee gefinancierd worden. De AIVD heeft onderzoek moeten doen naar het klimaat op islamitische scholen. We zien vormen van politieke emancipatie van moslims waar we niet blij mee kunnen zijn. We zien dat eerwraak ook in Nederland voorkomt. Er is een zorgwekkende toename van antisemitisme zichtbaar, vooral onder Noord-Afrikaanse allochtonen. Op het terrein van het burgerlijke recht zien we conflicten tussen ons eigen recht en de rechtswensen van moslims. Op lokaal niveau zien we dat de komst van een moskee doorgaans hoogst controversieel is. Kortom: de islam is ?hot item? in Nederland. Nu heeft de regering in twee notities (1998, 1999) gekozen voor de lijn van ?grote terughoudendheid?. Eigenlijk ging ze met een beroep op staatsneutraliteit en de scheiding van kerk en staat de discussie uit de weg. Letterlijk zei ze toen: ?In algemene zin zijn geen criteria voorhanden ter onderscheiding van conflicterende normen en waarden?. De regering laat het in concrete situaties over aan de rechter om te oordelen, bij gebrek aan eigen visie. Ik wil toch aan de commissie vragen: heeft de regering er goed aan gedaan op deze wijze met religie om te gaan? Heeft deze terughoudende benadering het draagvlak voor het integratiebeleid niet tekort gedaan? Had het met open vizier tegemoet treden van de islam ? in hoeverre past deze religie in onze cultuur en in ons rechtsstelsel ? veel spanningen niet kunnen voorkomen? Welk beleid moet gevoerd worden om bestaande spanningen weg te nemen?

Criminaliteitsbestrijding
Criminaliteitsbestrijding komt er in het rapport zeer bekaaid af met
1½ blz. De SGP-fractie betreurt dat bijzonder. Ook hier ligt een duidelijke relatie met het maatschappelijke draagvlak voor immigratie en integratie. De SGP-fractie is voor krachtige rechtshandhaving. Wij hebben een motie aanvaard gekregen om tot een specifiek op criminele allochtonen gericht beleid te komen, zowel preventief als repressief. Hoe kijkt de commissie aan tegen de noodzaak en mogelijkheden daarvan? Zou zij in willen gaan op Scheffers opmerkingen in het gesprek met de commissie over de slappe cultuur van rechtshandhaving in Nederland? Op p. 542 wordt in één van de aanbevelingen criminaliteitsbestrijding wel genoemd, maar wel erg onbepaald. Heeft de commissie op dit punt niets concreets aan te bevelen?

Inburgering
Nu het inburgeringsbeleid. Het is niet zo dat we nu pas gevolgen verbinden aan de conclusie dat jarenlang de individuele verantwoordelijkheid van allochtonen verwaarloosd is. De invoering van de WIN en de inburgering van oudkomers laten zien dat de noodzakelijke omslag allang gemaakt is. Het beleid is in ontwikkeling, maar inmiddels is er ook aanzienlijke ervaring mee opgedaan. Ik begrijp dat de commissie zich niet graag uitspreekt over zaken die in het regeerakkoord staan. Toch vraag ik of zij het enige jaren terug ingezette beleid veelbelovend genoeg vindt om ermee door te gaan en het te verbeteren. Zij zegt: ?Het rendement van de cursussen is laag?. Welke verplichtingen, stimuli of sancties zouden ingebouwd moeten worden om het rendement te vergroten? Hoeveel extra uren moeten de cursussen gaan duren? Kunnen duale trajecten het rendement verhogen? Wil de commissie uitspreken dat de invoering van inburgering in het buitenland niet ten koste mag gaan van het lopende inburgeringsbeleid op eigen bodem?

Een belangrijk element van de inburgering is taal. In 1988 publiceerde de SGP de studie Van medelanders naar Nederlanders? Ik citeer daaruit: ?De vreemdeling is gebaat bij het zich verstaanbaar kunnen maken in de Nederlandse samenleving. Het onderwijs in de Nederlandse taal dient dan ook hoge, zo niet de hoogste prioriteit te krijgen?. Het was toen omstreden om zoiets te zeggen. Nu is het gelukkig, zij het veel te laat, volledig aanvaard. De inspanning die op dit punt door de overheid geleverd wordt, heeft echter een kritische grens. Dat is de thuissituatie. Veel van het geleerde gaat helaas verloren doordat mensen thuis toch hun moedertaal spreken en hun TV afstemmen op zenders uit het moederland, die overigens ook niet altijd zoveel fraais de ether in slingeren. Onderkent de commissie de urgentie hiervan en wat kan eraan gedaan worden om allochtonen te stimuleren ook thuis de Nederlandse taal te spreken? Juist ook omdat zij op p. 535 concludeert dat de kansen in het onderwijs afnemen voor kinderen die thuis niet in de Nederlandse taal worden opgevoed. Lopen we hier inderdaad tegen de grenzen van overheidsbeleid aan, of kan hier iets aan gedaan worden? Moeten we hier kiezen voor een strategie van ouders aanspreken? Of zijn er andere mogelijkheden? Wat de media betreft: is het niet een idee om geen publieke gelden meer toe te kennen aan programma?s die niet in het Nederlands worden uitgezonden?

Interessant is de aanbeveling om in het onderwijs meer aandacht te besteden aan ?de kernwaarden van de Nederlandse rechtstaat, samenlevingsopbouw en geschiedenis?. De SGP-fractie onderstreept het belang van geschiedeniskennis. Ook Scheffer heeft de commissie hierop gewezen. In de schriftelijke ronde zegt de commissie dat ?binnen de bestaande geschiedenislessen op een adequate manier moet worden ingespeeld op de kennis van de Nederlandse historie. Dit is zowel voor autochtone als allochtone leerlingen van belang voor het begrip van de Nederlandse samenleving?. De vraag is: wat bedoelt de commissie concreet? Welk tekort heeft zij waargenomen en hoe kan het verbeterd worden? Kunnen de inburgeringscursussen op dit punt ook verbeterd worden?

Onderwijs
De commissie doet een aanbeveling over het toelatingsbeleid van scholen. Zij stelt dat het voeren van een toelatingsbeleid door scholen ?in bepaalde gevallen de keuzemogelijkheden van ouders beperkt?. Wij vinden de passages over artikel 23 Grondwet verwarrend. In antwoord op vraag 247 erkent de commissie dat ?elke systematiek voor de inrichting van het onderwijs beperkingen oplegt aan de keuzevrijheid van ouders?. Wat winnen we dan bij het ter discussie stellen van de mogelijkheid van scholen om een eigen toelatingsbeleid te voeren? Zei prof. Entzinger niet terecht tegen de commissie: onderwijssegregatie is een afgeleide van woonsegregatie? Dan moeten we dus iets aan de woonsegregatie doen. Ik wijs verder op de argumenten in de brief van de Contactgroep Vrijheid van Onderwijs. Is het ook niet zo dat in absolute aantallen het bijzonder onderwijs meer achterstandsleerlingen opvangt dan het openbaar onderwijs? En dat de bijzondere scholen die een strikt toelatingsbeleid voeren tot de uitzondering behoren? Uiteraard moeten scholen erop aangesproken worden bij te dragen aan integratie, maar wij zien niet in hoe ?niet-vrijblijvende afspraken? tussen gemeenten en scholen verenigbaar zijn met artikel 23 van de Grondwet. Ook niet hoe ?niet-vrijblijvende afspraken? een verdere ?witte vlucht? kunnen voorkomen. Graag klare wijn van de commissie. Zou de commissie ook antwoord willen geven op de breed levende vraag of islamitische scholen de integratie wel bevorderen? Ik verwijs naar de opmerkingen van dhr. Bolkestein in het gesprek met uw commissie.

Een urgent punt voor onze fractie is het voortijdig schoolverlaten en het verband met jeugdcriminaliteit. Dat verband is duidelijk aanwijsbaar. Helaas is het commissierapport uiterst summier op dit punt. Er wordt slechts vastgesteld dat er de laatste jaren meer aan preventie gedaan wordt. Maar werkt dat beleid ook? En de cruciale stap van school naar werk? Is het beleid op dat punt voldoende effectief geweest?

Over de decentralisatie van het onderwijsachterstandenbeleid zegt de commissie dat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten en scholen onduidelijk is. Op vraag 142 hóe deze te verduidelijken, wordt herhaald dát deze verduidelijkt moet worden. Wat is nu precies het probleem is en hóe moet het opgelost worden? Versterking van de regierol van de gemeenten terzake spreekt onze fractie niet aan. De verantwoordelijkheid van de scholen is hier immers primair? Hoe verhoudt zich deze aanbeveling overigens tot de tendens in het hoofdlijnenakkoord om dit meer in handen van de scholen te leggen?

Werk en inkomen
De conclusies over arbeidsmarktbeleid voor minderheden zijn het somberst. Niet aan te tonen is dat succes aan specifiek beleid dan wel aan hoogconjunctuur toegeschreven moet worden. In antwoord op vraag 103 weet de commissie hier slechts onderuit te komen door te zeggen dat dit de regering niet van de plicht ontslaat zich in te zetten voor arbeidsdeelname van allochtonen. Des te meer prangt de vraag: waar moeten hier de prioriteiten liggen? Het komt er in het rapport allemaal nogal omfloerst uit. Zijn convenanten succesvol genoeg om er in de toekomst mee door te gaan? Is op grond van het rapport de conclusie gewettigd dat we niet verder moeten bezuinigen op gesubsidieerde arbeid? Ik merk terzijde op dat voor de SGP-fractie geldt: liever een gesubsidieerde baan dan geen baan. Zou de commissie in willen gaan op mogelijkheden van duale trajecten? Hoe denkt de commissie over het idee uit het Adres aan Regering en Parlement inzake immigratie en integratie om een definitieve verblijfsvergunning te koppelen aan de feitelijke arbeidsgeschiedenis?

Wonen
Ik maak enkele opmerkingen over huisvesting. De vaststelling dat de situatie sterk verbeterd is in de drie decennia achter ons is zeker op zijn plaats. Toch zijn de problemen in de concentratiewijken nog altijd nijpend. Mijn fractie heeft bij de VROM-begroting 2004 een motie aangenomen gekregen over inzetting van het instrument van huursubsidie om een zekere spreiding van allochtonen te bevorderen. Hoe kijkt de commissie aan tegen die gedachte? Hoe oordeelt zij over het idee van prof. Van der Zwan c.s. om meer perspectieven binnen de eigen wijk te bieden in de vorm van koopwoningen voor hogere inkomens naast huurwoningen? Jammer is dat de aanbeveling van het beter onderhouden van zwakke wijken niet nader uitgewerkt is. Gaat het hier alleen om het opruimen van vuil op straat of ook om meer gemeentelijke investeringen in de woon- en leefkwaliteit?

Immigratie en integratie
Tot slot het belangwekkende verband tussen immigratie en integratie. Opvallend vind ik dat het standpunt van de heer Varela op p. 523 van het rapport ? restrictieve gezinsmigratie is nodig voor succesvol integratiebeleid ? kennelijk niet door de rest van de commissie gedeeld wordt. Dit terwijl de maatschappelijke en politieke consensus over terughoudende gezinsmigratie breder is dan ooit. Graag een toelichting. Diverse gehoorde personen, waaronder dhr. Bolkestein en prof. Penninx, stellen de vraag of we geen bewust arbeidsmigratiebeleid moeten gaan voeren. Bijvoorbeeld om de problematiek van de vergrijzing te ondervangen. Scheffer noemt dergelijke ideeën weer ?lichtzinnig?. De commissie trekt zelf de uitdagende conclusie (p. 528) dat het economische rendement van immigratie verwaarloosbaar is. De positie van de SGP-fractie is duidelijk: wij zijn niet voor uitbreiding van de arbeidsmigratie en voorstander van scherpere eisen voor gezinsmigratie. Graag daag ik de commissie uit tot een eigen verhaal over dit thema.