Partij van de Arbeid


Den Haag, 6 april 2004


Bijdrage van Dijsselbloem (PvdA) aan het plenaire debat met de Tijdelijke commissie onderzoek Integratiebeleid


MdV. De belangrijkste conclusie van de commissie, dat de integratie van veel allochtonen geheel of gedeeltelijk is geslaagd en dat dit een prestatie van formaat is van betrokkenen, is in de eerste plaats erkenning voor al die migranten met wie het goed gaat en met wiens kinderen het vaak nog beter gaat. Al diegene die waardevolle bijdragen leveren in de samenleving, in het bedrijfsleven, in de politiek, in het onderwijs, in de kunst&cultuur, en daarmee dagelijks de juistheid van deze conclusie aantonen. Iedereen die daar de ogen voor sluit, gaat niet alleen volstrekt voorbij aan de werkelijkheid maar mist tevens de kans om al die geslaagde nieuwe Nederlanders als bondgenoot bij het verdere integratieproces te betrekken.


De noodzaak dáártoe vloeit voort uit de grote maatschappelijke problemen die er nog zijn gerelateerd aan een onvoltooide integratie, met name in de steden, die vragen om een minder vrijblijvende aanpak van alle betrokkenen. De gesprekken die de commissie voerde in vier steden hebben beide waarheden blootgelegd.


Wij onderschrijven in grote lijnen de analyse en conclusies van de commissie; de PvdA staat voor haar verantwoordelijkheid die zij heeft voor zowel de successen als de tekortkomingen in het integratiebeleid van de afgelopen dertig jaar.


Wij zijn óók verantwoordelijk voor het hart van het huidige migratie- en integratiebeleid, de Vreemdelingenwet, de Koppelingswet en de Wet Inburgering Nieuwkomers. En in de steden is door onze wethouders steeds actief ingezet op het bestrijden van segregatie, stadsvernieuwing, wegwerken van achterstanden op scholen.


Nu moeten we constateren dat er nog veel meer moet gebeuren. De bevolkingssamenstelling van de grote steden is ingrijpend veranderd. Veel oude bewoners keren zich af van de stad èn van de politiek. Veel nieuwe bewoners hebben de grootste moeite het hoofd boven water te houden. De achterstanden drukken zwaar op scholen en wijken, de emancipatiemachine die onze steden zijn, stokt. De urgentie is groot en breed onderkend.


Wij maken ons ook zorgen over de radicalisering en verharding die in de samenleving en in het debat plaats vindt. De aanslagen door extremisten beïnvloeden de publieke opinie over de islam in Nederland. De overlast veroorzaakt door jongeren, en daaruit volgende publiciteit, heeft zijn negatieve weerslag op alle Marokkaanse of Antilliaanse Nederlanders. Het publieke debat tussen opinieleiders lijkt steeds meer te gaan om het morele gelijk en in plaats van effectieve oplossingen.


De commissie Blok heeft met haar nuchtere analyse van de feiten getracht beelden weer met de werkelijkheid te verenigen en in haar conclusies en aanbevelingen aanzetten gegeven voor een niet-vrijblijvend en uitvoerbaar beleid. Een voorbeeld dat navolging verdient, zeker in deze Kamer.


Van een breed samengestelde commissie op een zeer gepolariseerd onderwerp kan niet worden verwacht dat zijn op alle punten met concrete eensluidende aanbevelingen komt. Maar het is wèl van het grootste belang dat concrete lessen voor de toekomst getrokken worden. Zeker op een moment dat een beleid wordt opgetuigd dat naar onze overtuiging de integratie zal hinderen en segregatie zal bevorderen.


Onze visie op integratie hangt sterk samen met de geschiedenis van de PvdA als emancipatoire beweging. Integratie betekent dat iedereen als vrije en zelfstandige burger een volwaardige maatschappelijke positie moet kunnen verwerven. Een opleiding, een baan, een goede woning, maar ook volwaardige sociale, culturele en politieke participatie. Alles met in acht name van de rechten en plichten van de Nederlandse rechtsstaat. Nieuwkomers dienen net als alle andere inwoners van ons land de eisen en regels die het land van vestiging kent, te accepteren en hebben daarnaast volop ruimte om uiting te kunnen geven aan aspecten van hun eigen cultuur en identiteit. Maatschappelijke participatie draagt ook bij aan contact en verwevenheid over etnische of culturele grenzen heen. Deze laatste dimensie is wezenlijk voor de sociale samenhang van de samenleving maar ook voor de bevordering van sociaal-economische integratie. Dit is een ambitieuze definitie, die verder gaat dan sociaal-economische zelfstandigheid maar de discussie over assimilatie verder overbodig maakt.


Migratie en integratie


Migratie is een riskant project. Zowel voor de migrant als voor de ontvangende samenleving. De nuchtere vaststelling we zijn nu eenmaal een immigratieland mag daarom geen naïeve of vrijblijvende stelling zijn. In de eerste plaats zal het immigratiebeleid selectief moeten zijn (wat is de kans op een succesvolle integratie?) en in de tweede plaats zal van de migranten en van de ontvangende samenleving veel meer gevraagd moeten worden om de integratie sneller te laten slagen.


Het rapport biedt weinig aanknopingspunten voor migratiebeleid. Het gaat niet in op de zeer actuele discussie over huwelijksmigratie, zegt weinig over een modern en voor de toekomst houdbaar arbeidsmigratiebeleid en of over het integratiebeleid voor asielzoekers.


Huwelijksmigratie volgt uit het recht op vrije partnerkeuze, op gezinsvorming en -hereniging. Nederland kan echter als beoogd vestigingsland voorwaarden stellen. Ook hier geldt dat we moeten durven kijken naar risico s en kansen voor de betrokkenen maar ook voor de samenleving als geheel. Huwelijksmigratie onder eerste en tweede generatie migranten kan negatief zijn voor participatie van betrokkenen (met name positie vrouwen) en opvoeding (taal!) van kinderen. De kans op een zelfstandig bestaan en een actieve participatie in de Nederlandse samenleving hangt sterk samen met de bagage die de migrant meebrengt, met name in termen van opleidingniveau, en niet van het inkomen van de partner die al in Nederland woont.


De grootste hindernis die hier genomen moet worden is het overwinnen van analfabetisme onder huwelijksmigranten. (40% Turken en 60% Marokkanen praktisch analfabeet). Dit belemmert de inburgering na aankomst (taalverwerving) enorm en maakt het in de praktijk onmogelijk voor nieuwkomers om het beoogde eindniveau van de inburgering te halen (ca. 60% haalt dit nu niet). Daarmee is doorstroming naar verdere opleiding of de arbeidsmarkt heel moeilijk . In onze ogen is het alfabetiseren in eigen taal in het land van herkomst een verantwoordelijkheid van de migrant zelf en van de samenleving van herkomst. Dat is dan ook een belangrijke voorwaarde vooraf.


Inburgering


Na aankomst in Nederland volgt de verplichte inburgering. De resultaten van het inburgeringsbeleid moeten omhoog. De aanbevelingen van de Taskforce Inburgering moeten worden uitgevoerd. De commissie spreekt zich helaas niet uit over toekomstig inburgeringsbeleid. De overheid mag niet weglopen van haar verantwoordelijkheid voor het aanbod en kwaliteit van de inburgeringscursus (incl werk/stages) en het vervolg in opleidingen of werk. De gemeenten moeten de centrale spil in het inburgeringsbeleid blijven. De verantwoordelijkheid van de migrant moet ook worden aangesproken waar het gaat om de kosten van inburgering. Daarbij moet rekening worden gehouden met draagkracht. Sancties op niet-deelname zijn; korting op uitkering, bestuurlijke boete, geen definitieve verblijfsvergunning. Ook kan een financiële garantie worden gevraagd (borgsom).


We hebben nog een grote achterstand onder oudkomers weg te werken. Ik spreek van we omdat hier een gezamenlijke verantwoordelijkheid ligt. Prioriteit krijgen uitkeringsgerechtigden die aan het werk moeten en ouders van schoolgaande kinderen, voor wie inburgering ook verplicht wordt. Het cursusaanbod moet daarvoor wel snel groter worden. Door de bezuinigingen gebeurt het tegenovergestelde: capaciteit wordt afgebouwd in het gehele land!


De commissie vraagt terecht extra aandacht voor laagopgeleide Antilliaanse jongeren. Complicerende factor is dat deze jongeren zich vaak ongrijpbaar tonen voor gemeenten en andere instanties. Welke oplossing ziet de commissie hiervoor?


Onderwijs, Wonen en werken: aan het werk!


Op deze thema s heeft de commissie prima werk verricht. De commissie wijst als belangrijkste oorzaak voor segregatie in scholen en wijken, de sociaal-economische achterstand aan en stelt tegelijkertijd dat de segregatie niet alleen een gevolg maar ook een oorzaak van onvoltooide integratie is. Omdat voor de PvdA uitwisseling en ontmoeting wezenlijk elementen van integratie zijn, en omdat onderzoek steeds weer laat zien dat een hoge concentratie van achterstandsleerlingen een extra rem zet op de schoolresultaten, hebben wij een voorkeur voor gemengde scholen. Dat laat onverlet dat bestaande zwarte scholen het prima kunnen doen; zeker wanneer zij ervaring hebben opgebouwd met de begeleiding van kinderen met achterstanden. Veel zwarte scholen in de grote steden zijn een logisch gevolg zijn van woonsegregatie; dat is alleen (op termijn) te veranderen door de door de woonvoorraad in een wijk minder eenzijdig te maken.


Maar ook in middelgrote steden doet zich, ondanks de veelal nog gemengde wijken, een concentratie langs etnische, sociaal-economische en levensbeschouwelijke lijn voor waardoor sommige scholen onevenredig veel achterstandleerlingen krijgen en onder grote druk komen te staan. Op lokaal niveau moeten daarom niet-vrijblijvende afspraken gemaakt worden over een betere spreiding van achterstandsleerlingen. De PvdA wil een acceptatieplicht voor alle scholen invoeren, ter ondersteuning van die lokale afspraken.


In alle gevallen moeten scholen op basis van het aantal achterstandsleerlingen extra ondersteuning blijven krijgen vanuit de overheid. De voorgenomen bezuinigingen schrijnen in het licht van de urgentie die iedereen hieraan toekent. Op een VMBO in A dam Oost betekent deze bezuiniging dat 20 fte verdwijnen! De PvdA onderschrijft de aanbeveling van de commissie om zo vroeg mogelijk achterstanden te signaleren en bestrijden oa. door invoering van de voorschool . Met naschoolse activiteiten zoals huiswerkbegeleiding moet de brug tussen thuis en school worden geslagen. Vroegtijdig schoolverlaten vormt een groot risico voor zowel de jongeren als toekomst van de steden. Wij bepleiten oa. het verlengen van de leerplicht totdat een diploma voor de arbeidsmarkt is behaald.


Ook opvoeding, normen en waarden, het ontbreken van reflectie op het eigen handelen en het gevolg daarvan voor anderen zijn aspecten die een rol spelen bij schoolsucces en maatschappelijk succes. Er is meer inspanning nodig op het gebied van opvoedingsondersteuning, sociale competenties, de problematiek van veiligheid op en om scholen, en de relatie met jeugdzorg en jeugdbescherming. Er moet voldoende ruimte komen op school om tijdig sociaal-emotionele problemen bij leerlingen te signaleren en te begeleiden. Leerlingen met ernstige gezagsproblemen moeten buiten het reguliere onderwijs kunnen worden opgevangen ( time-out ).


Wonen


De keuzeruimte op de woningmarkt voor mensen met een laag inkomen is beperkt. Dat is de belangrijkste verklaring voor de concentratie van minderheden in bepaalde wijken van de steden. De commissie laat zien dat die keuzevrijheid als gevolg van het huurbeleid, het onvermogen nog betaalbaar te bouwen en de grootschalige sloop in de stadsvernieuwingswijken nog verder afneemt. Het tegengaan van scheefwonen leidt tot verdere concentratie langs sociaal-economische lijn. Alles wijst erop dat de concentratieproblematiek in de grote steden bij ongewijzigd beleid eerder groter wordt dan kleiner. En ondertussen probeert iedereen zo snel mogelijk de verhuiswagen voor te laten rijden; de doorstroming in de oude wijken is enorm.


De insteek moet zijn de instroom van kansarmen en uitstroom van diegene die kansen hebben gekregen of gecreëerd af te remmen Alleen zo ontstaat sociale cohesie en sociale controle in de wijk. Voor de langere termijn is het van belang te werken aan gedifferentieerde woonwijken, met behulp van stadsvernieuwing en de realisatie van betaalbare woningen (minimaal 30% onder huursubsidiegrens) op nieuwbouwlocaties. Randgemeenten moeten daartoe worden verplicht met financiële sancties. Op de korte termijn kan de keuzemogelijkheid al worden verruimd wanneer randgemeenten hun woningmarkt volledig openstellen en woningen reserveren voor de zwaksten op de woningmarkt (souterrain-model). Scheefwonen kan zelfs gericht worden gestimuleerd voor de korte termijn.


Tegelijkertijd moet ook voortvarend het woonmilieu in de achterstandswijken worden aangepakt. Meer mogelijkheden voor wooncarrière binnen de eigen wijk. Verkoop van woningen. Particuliere investeringen kunnen worden aangemoedigd met fiscale stimulansen. Waar de veiligheid en leefbaarheid niet op orde zijn, komt tolerantie al snel onder druk te staan. De grote steden moeten experimentele bevoegdheden krijgen. Denk aan versneld sluiten en onteigenen van huisjesmelkers, het makkelijker kunnen koppelen van databestanden, lik-op-stukbeleid zoals met scooters etc.


Aan het werk!


Ook op het terrein van arbeidsparticipatie en inkomens zijn nog grote achterstanden te overwinnen. De werkloosheid onder allochtonen is gemiddeld bijna drie keer zo hoog als onder autochtonen evenals de armoede. Meer dan de helft van de jongeren heeft nog geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Wanneer we dat combineren met de aanhoudende discriminatie op de arbeidsmarkt ontstaat een somber beeld.


En dus is in de eerste plaats een actieve bestrijding van die discriminatie nodig. under cover acties moeten discriminatie bloot leggen; het aantal aangiften dat daadwerkelijk tot vervolging leidt moet fors omhoog. Voor het arbeidsmarktbeleid geldt dat zolang er geen sprake is van gelijke participatie specifiek doelgroepenbeleid nodig blijft. DE wet Samen blijft om die reden onmisbaar. Succesvolle convenanten (zoals in MKB) moeten een snel vervolg krijgen, zeker nu de conjunctuur negatief is, eventueel op regioniveau. In het kader van de inburgering (en verdere integratie op de arbeidsmarkt) zijn heel veel stageplekken nodig. Afspraken ook hierover in de convenanten. Net als werkplekken voor (dreigende) vroegtijdig-schoolverlaters. Daarnaast is het behoud van gesubsidieerde arbeid voor laagopgeleide allochtonen essentieel. En voor de scholen en wijken waar cruciale functies bijv. in de sfeer van toezicht of onderhoud weer dreigen te verdwijnen. Gegeven het feit dat werkgevers in het verleden de vruchten van arbeidsmigratie volop hebben geplukt, ligt hier een grote morele verantwoordelijkheid.


Integratie en emancipatie in relatie tot cultuur en religie


Integratie is niet louter een kwestie van scholing, werk en woning. Daarmee zou voorbij worden gegaan aan vraagstukken rond identiteit, moderniteit, religie en emancipatie van de nieuwkomer en de ontvangende samenleving.


De sociaal-democratie is een emancipatoire beweging. Ieder individu moet gelijke kansen hebben op volwaardige deelname aan de samenleving. Die individuele emancipatie mag nooit onderdrukt worden door de emancipatie in eigen kring . De waarde van de emancipatie van bijvoorbeeld vrouwen en homos die mede dankzij sociaal-democraten is bereikt en deels ook in wettelijke normen is vastgelegd, mag niet worden gerelativeerd. Daar waar dat toch gebeurt, vanuit een traditionele migrantencultuur of onder verwijzing naar een religie, moet het aan de orde worden gesteld. Culturele tolerantie is geen reden om onderdrukking te aanvaarden. Tegelijkertijd betekent het verdedigen van verworven burgerlijke vrijheden ook dat we terughoudend moeten zijn met het aantasten van deze vrijheden teneinde integratie af te dwingen. Je kunt geen vrijheid verdedigen door haar te vernietigen.


Er is ook een hoge mate van (partner)afhankelijkheid onder allochtone vrouwen, mede als gevolg van zeer lage opleiding, slechte taalbeheersing, geen kans op werk. Allochtone vrouwen worden geconfronteerd met zowel belemmeringen waar vrouwen tegen oplopen (bijv. glazen plafond), als met belemmeringen waar allochtonen mee te maken krijgen zoals discriminatie, taalachterstand en culturele belemmeringen. Zij verdienen dan ook bijzondere aandacht, te beginnen met inburgering. Wij kiezen de kant van diegene die willen emanciperen, zonder de manier waarop te willen voorschrijven. Die laatste stelling is ook de leidraad in ons hoofddoekjes standpunt. Keuzevrijheid van de vrouwen staat steeds voorop. De kracht van dialoog en debat, gesteund door voorlichting, moet voor de emancipatie van moslima niet worden onderschat. Niet alles kan en moet bij wet en regel worden afgedwongen. Evidente misstanden zoals besnijdenis en huiselijk geweld moeten uiteraard actief worden opgespoord en bestreden.


Een lastige vraag betreft de wenselijkheid van een eigen islamitische zuil. Op dit moment is van zo n zuil overigens geen sprake. In een in rap tempo ontzuilende samenleving kan het oprichten van een eigen zuil bijdragen aan maatschappelijk isolement, eerder dan aan maatschappelijke integratie. Die vrees is temeer gegrond omdat de islamitische zuil, gegeven de concentratie van achterstanden niet zal werken als trekkende schoorsteen . Dat wil niet zeggen dat het ontstaan van islamitische instituties zou moeten worden verboden of tegengewerkt. Ook hier geldt dat in een vrije samenleving debat, dialoog en emancipatie vaak krachtiger instrumenten zijn dan wet en regel.


Met name in eigen kring moet het debat gevoerd worden. Ook in en vanuit religieuze organisaties. Tegelijkertijd moet de overheid zich ervan bewust zijn dat zij religieuze organisaties een sterkere positie kan verschaffen dan zij op eigen kracht zich zouden verwerven bijv. door subsidiëring of aanwijzing als officiële gesprekspartner. De overheid moet zich dan ook steeds vergewissen van de representativiteit van haar gesprekspartners. Niet alleen projecten maar ook de organisaties zelf moeten kritisch worden beoordeeld op hun werkelijke bijdrage aan de integratie.


Nationaliteit en binding


De inburgering en het naturalisatieproces moeten naadloos op elkaar aansluiten waarbij de naturalisatie enerzijds de handreiking van de ontvangende samenleving aan de migrant is (je hebt alles gedaan wat er van je gevraagd werd, je hoort er volledig bij) en anderzijds de bevestiging van de keuze van de migrant voor een toekomst in Nederland. Een belangrijk moment van wederzijdse binding.


De vraag is of daarbij te allen tijde de oude nationaliteit moet worden los gelaten. Dit is een symbooldiscussie geworden. Naar onze mening maakt het verplicht doorknippen van het oude paspoort niet dat het land van herkomst (van de ouders) definitief uit hoofd en hart verdwijnt. Dit laatste is, in onze visie op integratie, ook niet noodzakelijk. Uit verschillende onderzoeken blijkt namelijk dat een blijvende binding met het herkomstland geen belemmering hoeft te vormen voor de integratie in het nieuwe vaderland. Wel moet de Nederlandse regering in EU-verband zich krachtig inzetten om juridische belemmeringen voor het opgeven van de oude nationaliteit in Marokko en Turkije uit de wetgeving te halen.


Omdat de Nederlandse nationaliteit ook de binding met onze samenleving symboliseert vinden wij het van groot belang dat jongeren die hier zijn geboren ook Nederlander zijn. Juist het gevoel onder tweede of derde generatie jongeren nergens bij te horen kan leiden tot onthechting van de samenleving. Dit vergt een omkering in de huidige nationaliteitswetgeving. Een belangrijk bijkomend voordeel van dit voorstel is dat de zelfstandige positie van meisjes wordt versterkt en daarmee het zelfbeschikkingsrecht van deze jonge vrouwen inzake beslissingen over religie, huwelijk, scholing of werk.


MdV, het brede thema van integratie blijft voorlopig op onze agenda. In onze ogen is er in deze fase van het debat ook behoefte aan een consensus op een aantal hoofdlijnen. Die consensus kan met enige kans van slagen wat ons betreft worden gevonden op de aanpak van de leefbaarheid van de steden, het doorbreken van isolement en achterstanden op scholen en in wijken, voorschool en bestrijden van schooluitval, werkgelegenheids-convenanten voor specifieke groepen met achterstand tot de arbeidsmarkt, het opsporen en aanpakken van alle vormen van huiselijk geweld, het sterk verbeteren van het eindresultaat van de inburgering, het terugdringen van de invloed vanuit de herkomstlanden, etc .


Het is zaak dat het integratiebeleid snel aan effectiviteit wint en het integratieproces niet langer wordt gefrustreerd door onnodige polarisatie. Het rapport van de tijdelijke commissie heeft daarvoor een solide basis gelegd.


---

Tweede Kamer der Staten-Generaal

www.tweedekamer.nl