Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
toespraak
Directie:
voorlichting
Publicatiedatum:
05-04-2004
Status:
informatie
Toespraak door staatssecretaris Van der Laan, bij het tweejarige
jubileum van het Fonds voor Podiumprogammering en Marketing, in
Utrecht op 5 april 2004
N.B.: Alleen het gesproken woord geldt
Dames en heren,
Ik wil het Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing, en in het
bijzonder het bestuur en de directie, feliciteren met zijn tweejarig
bestaan. Dit Fonds heeft een nieuw element toe gevoegd aan de
bestaande subsidieregelingen: het geld wordt heel gericht ingezet om
podiumprogramma's en de vraag van het publiek beter op elkaar af te
stemmen.
Vanuit het volgende idee: een podiumbestel floreert niet alleen door
het maken van mooie en nieuwe programma's. Die programma's moeten ook
op zo veel mogelijk podia in Nederland getoond worden. En er moeten
veel en verschillende mensen op af komen. Het Fonds legt het accent op
die laatste twee elementen. Om daarmee de verhouding tussen aanbod,
afname en vraag beter in balans te brengen.
In een relatief korte periode heeft het Fonds laten zien wat met dit
beleid bereikt kan worden. Een sprekend voorbeeld is het
samenwerkingsverband van de Rijnmond theaters. Door het afstemmen van
de programmering krijgt het publiek voorstellingen te zien die anders
niet mogelijk waren geweest. Een ander mooi voorbeeld is 'Klassiek in
de Zaanstreek' waarin samenwerking van een groot theater met kleine
kamermuziekpodia leidt tot publieksuitwisseling. Vanmiddag zult u met
elkaar meer praktijkvoorbeelden van het Fonds bespreken.
Er zijn hoge verwachtingen van het Fonds. En er leeft veel kritiek.
Die kritiek gaat over de praktijk. En die kritiek gaat in het
bijzonder over de kleine podia. Want de komst van het Fonds maakte ook
een einde aan een vertrouwde situatie. Een situatie waarin het accent
vooral op het subsidiëren van het aanbod lag. Een situatie die niet
transparant was en geen inzicht gaf in aard en omvang van het totale
aanbod. Maar wel een situatie die kleine podia en makers veel
zekerheid gaf. Nu - twee jaar later - is dát deel van de sector nog
altijd bang het kind van de rekening te worden. Die kritiek begrijp
ik.
Daarom wil ik vandaag twee zaken met u bekijken:
1. Hoe kunnen we het simpeler maken?
2. Wat kunnen we doen om de kleine podia tegemoet te komen?
Laten we beginnen met vraag 1.
Het Fonds is onder andere in het leven geroepen om het podia
makkelijker te maken. Voorheen moesten programmeurs - zeker wie én
kamermuziek, én pop én jazz wilde neerzetten - winkelen langs meer dan
zes loketten met bij elkaar twintig aparte regelingen. Dat was niet
overzichtelijk voor podia. En het was ook niet helder op welke manier
de subsidie werd ingezet.
De oude situatie was vertrouwd, maar we moeten hem niet idealiseren:
er was - zoals bekend - vaak sprake van een koppelverkoop. Nieuwe
spelers konden maar moeizaam toetreden tot het aanbod van de
subsidiegevers. Er is bewust voor gekozen om dat patroon te
doorbreken. Alle podia krijgen nu een gelijke kans en bepalen zélf wat
ze willen programmeren. Er is één loket dat de selectie van aanvragen
helder moet verantwoorden. En je kunt er tegen in beroep gaan. Dat
vind ik een gezonde situatie.
Het valt me wel op dat de uitwerking van de doelstellingen van het
Fonds nogal complex is. We maken het podia echt ingewikkeld. Criteria
moeten logisch zijn. Een aanvraag moet fungeren als richtingaanwijzer.
Het FPPM wil podia in de eerste plaats stimuleren om meer publiek te
werven voor bijzondere producties. Die leidraad moet helder zijn in de
doelstellingen voor het aanvragen. De regeling en het
aanvraagformulier kunnen eenvoudiger. Dat laatste heeft het Fonds al
aangepakt: op de website is sinds kort een vereenvoudigd
aanvraagformulier te vinden. Aan een aangepaste regeling wordt hard
gewerkt. Ik ben er blij om dat het Fonds de kritiek op dit punt
serieus en voortvarend oppakt.
Dat brengt me op vraag 2:
Wat kan het Fonds doen om de kleine podia - en daarmee het kwetsbare
aanbod - tegemoet te komen?
Ik zei het al: er zaten veel nadelen aan de oude subsidieregeling in
de podiumkunsten. We moeten de klok niet willen terugdraaien.
Maar we moeten er wel voor zorgen dat de kleine podia niet onbedoeld
in de problemen komen. En dat ze hun toegevoegde waarde kunnen
behouden: het laten zien van beginnende bands, van nieuwe ensembles,
van avontuurlijke programma's en experimentele projecten. De kleine
juweeltjes laten schitteren naast de grote diamanten.
De oude regeling - waarbij podia min of meer vaste afnemers waren van
bepaalde acts - was in dat opzicht een stevige garantie. Het Fonds
heeft daarvoor - in het kader van de regeling Kleinschalige Podia -
nog steeds apart budget beschikbaar. En ik wil in de nieuwe
Cultuurnota periode opnieuw een deel van het totale FPPM-budget
speciaal oormerken voor kleine podia. Eén budget en regeling binnen
het Fonds voor het totale kleinschalige circuit. Ik verwacht wel dat
dit leidt tot een constructief gesprek met vooral de provincies
hierover. De gedeelde zorg én verantwoordelijkheid voor het
kleinschalige circuit van de bestuurlijke partners, zie ik graag
verankerd in het Fonds.
Kleine podia, juist ook in de regio's, zijn van groot belang voor het
Nederlandse podiumleven. En dat belang wil ik onderstrepen. Ik zei
eerder in mijn verhaal dat ik de uitwerking van de doelstellingen van
het Fonds te ingewikkeld vond. Ik denk dat u het in de zaal daar ook
mee eens bent.
Veel kritiek richt zich specifiek op de voorwaarde tot samenwerking
tussen podia. Ik weet dat vooral kleine theaters daar in praktijk veel
hinder van ondervinden.
De voorwaarde tot samenwerking is terecht, vind ik. En de korte
praktijk van het Fonds leert dat afstemming, uitwisseling van
expertise en het samen ontwikkelen van beleid succesvol is. Maar daar
waar deze voorwaarde binnen het kleinschalige circuit tot onwerkbare
situaties leidt, zou ik de eis willen laten vervallen. Dat geeft deze
podia meer ruimte om zelfstandig hun artistieke ideeën over
programmering te ontwikkelen. En daar publiek mee te trekken. Dáár is
de subsidie van dit Fonds ook voor bedoeld.
Overigens heeft het Fonds daarin, zoals ik net ook noemde, een
gedeelde verantwoordelijkheid. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat
podia genoeg budget krijgen voor hun reguliere programmering. En Rijk,
provincies en gemeenten moeten daar goede afspraken over maken. Ik ga
me daar - tijdens het bestuurlijk overleg in juni - sterk voor maken.
En u mag mij er over twee jaar op aanspreken.
Dames en heren,
Ik heb u zojuist aangegeven hoe het Fonds de kinderziektes te boven
kan komen. Dat zal in de dagelijkse praktijk een hoop schelen, maar
niet alle problemen in de podiumkunst oplossen.
Dat kan ook niet. Simpelweg omdat die problemen te groot zijn. Andries
Mulder, directeur van 'De Kamervraag', wees er onlangs in de pers nog
op: het aanbod in de Nederlandse podiumkunsten groeit harder dan de
vraag er naar. Ik weet dat het bijna een taboe is om die ontwikkeling
te noemen, maar we moeten het onder ogen zien.
Een tweede ontwikkeling is dat het 'marktaandeel' van het
kwaliteitsaanbod onder druk staat. Met kwaliteitsaanbod bedoel ik het
aanbod waarvan de Raad voor Cultuur of het Fonds voor de Podiumkunsten
op kwaliteitsgronden vinden dat het subsidie verdient. Je zou het niet
zeggen als je de VSCD cijfers 2002 er op na slaat, maar het ìs wel zo.
De spelers met wie ik spreek, wijzen mij daar voortdurend op.
De sterke groei van het aanbod en de stagnerende publieksvraag ernaar
vormen de grote uitdaging voor de podiumkunstsector. Ik noem ze een
echte uitdaging omdat de meest recente VSCD rapportage voor het jaar
2010 hoopgevend is. Die laat een gunstig beeld zien van de groei van
de publieke belangstelling voor alle podiumkunsten.
Het gaat er om die groeipotentie te benutten. Niet alleen in
kwantitatief opzicht: door te zorgen voor voldoende capaciteit. Maar
ook in kwalitatief opzicht: door te zorgen voor meer publiek voor het
kwaliteitsaanbod.
Voor die gezamenlijke missie staat de gehele podiumkunstsector en ik
wil daar graag bij helpen. Door het FPPM de gelegenheid te geven uit
te groeien tot een volwassen partner.
Ik feliciteer het Fonds nogmaals met de bereikte resultaten en wens
bestuur en directie veel wijsheid en succes toe in de nieuwe
cultuurnotaperiode.