Speech van minister Dekker van VROM op de bijeenkomst de 'de
Ecologische Hoofdstructuur in Beeld' in Wassenaar op 5 april 2004
Allereerst wil ik collega Veerman bedanken voor de uitnodiging om hier
te spreken. Voor ik inga op het onderwerp EHS en Nota Ruimte, wil ik
eerst wat vertellen over het gebied waar we ons bevinden, Lentevreugd.
Een gebied in ontwikkeling waar ik als minister van VROM én als
inwoner van Wassenaar veel van verwacht.
Een paar jaar geleden had dit gebied aan de Wassenaarse duinen nog een
belangrijke functie voor de bollenteelt. Een kleine tien jaar terug
nam de provincie echter het initiatief om dit uniek gelegen stuk grond
van 100 hectare te veranderen in een natuurgebied. Waarom werd nu
juist in Lentevreugd het bollenbelang verruild voor natuur en
recreatie?
Het is de ligging en de aanwezigheid van kwelwater. De ligging is
fraai en sluit aan bij de recreatiebehoefte in het nabijgelegen
stedelijk gebied. Het brakke milieu maakt Lentevreugd zeer geschikt
voor de ontwikkeling van bijzondere natuurwaarden, zoals nat
schraalland, bloemrijke graslanden, duinbeken en duinplassen.
De basis voor dit natuurontwikkelplan ligt in de afspraken uit het
Pact van Teylingen. Het pact is een overeenkomst tussen de provincie,
de waterbeheerders, de gemeenten in de duin- en bollenstreek, de land-
en tuinbouworganisaties, de milieuorganisaties, de bollenbranche en
het toerisme. Het doel is tweeledig: een streek met een vitale
duurzame bollensector én een streek met een fraai en toegankelijk
natuurlandschap.
De afgelopen jaren hebben rijk (met name LNV), provincie, gemeenten en
maatschappelijke organisaties samengewerkt om de ontwikkeling van het
gebied van de grond te krijgen. De opstelling van de grondeigenaren
heeft er mede toe bijgedragen dat de grondverwerving relatief snel is
verlopen. Inmiddels is de transformatie van het gebied Lentevreugd in
volle gang. Ruim de helft van de grond is ingericht als natuurgebied
en toegankelijk voor de recreant. Ik heb begrepen dat volgend jaar het
deel dat nu nog verpacht wordt aan bollentelers zal volgen.
Behalve een stukje Ecologische Hoofdstructuur is Lentevreugd ook
onderdeel van de rijksbufferzone, dat wil zeggen een open en groen
gebied tussen de steden Leiden, Den Haag en Zoetermeer. De
ontwikkeling van Lentevreugd past bij de gedachtevorming van de
laatste jaren over de Rijksbufferzones.
Alleen het open houden van gebieden tussen steden is onvoldoende. De
grote behoefte van stedelingen aan mogelijkheden voor ontspanning en
recreatie, vraagt veel meer van de betrokken overheden. In de Nota
Ruimte pleit ik daarom voor een geleidelijke transformatie van het
bufferzonebeleid naar een beleid voor 'groen om de stad'. Provincies
worden uitgenodigd om de (voormalige) bufferzones vanuit dat idee aan
te pakken. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat deze
ontwikkelingen moeten leiden tot een versterking van de
landschappelijke en recreatieve kwaliteiten.
In de Nota Ruimte, die overigens nog niet door de Ministerraad is
vastgesteld, is ontwikkelingsplanologie één van de speerpunten. Het
accent van het ruimtelijk beleid verschuift hiermee van 'het stellen
van beperkingen' naar 'het stimuleren van ontwikkelingen'. De
betrokken overheden stellen zich daarbij meer op als de partner van
ondernemende mensen en bedrijven. Het Pact van Teylingen was in 1996 -
met zijn inzet van alle betrokken partijen voor een ambitieuze,
gebiedsgerichte doelstelling - zijn tijd dus ver vooruit.
De Nota Ruimte vervangt een aantal bestaande ruimtelijke nota's,
waaronder het Structuurschema Groene Ruimte. Er is daarom ook ruime
aandacht voor de planologische bescherming van de Ecologische
Hoofdstructuur, de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en de
Natuurbeschermingswetgebieden. De ruimtedruk in Nederland vereist
immers een goede en eenduidige borging van de meest waardevolle
natuurgebieden.
Zoals velen onder u wellicht weten worden deze gebieden beschermd met
behulp van een 'nee, tenzij' regime. Eenvoudig gezegd komt het erop
neer dat initiatieven die de ecologische waarden van deze
natuurgebieden aantasten niet worden toegestaan, tenzij er geen
alternatieven zijn én er sprake is van een groot openbaar belang. Het
afwegingskader zorgt voor een adequate bescherming van natuur. Het
voorkomt tevens dat rijksinvesteringen in natuurontwikkeling door
externe ontwikkelingen teniet worden gedaan.
De speelruimte voor bijvoorbeeld recreatiebedrijven in natuurgebieden
is nu beperkt. Soms is méér ontwikkelingsruimte echter wenselijk. De
belangen van ondernemers én die van de natuur hoeven niet altijd
strijdig te zijn. Ook de natuur kan baat hebben bij een gezamenlijk
ontwikkeld gebiedsplan waarin bedrijfsmatige activiteiten bijdragen
aan de ontwikkeling van natuurwaarden.
Dat de speelruimte nu beperkt is komt doordat het afwegingskader van
de EHS op dit moment alleen voorziet in de mogelijkheid om plannen
afzonderlijk te beoordelen. Dit leidt er soms toe dat een combinatie
van initiatieven die in potentie leidt tot een verbetering van de EHS
moet worden afgewezen. Samen met minister Veerman wil ik daar
verandering in brengen. In de Nota Ruimte zal daarom de
saldobenadering voor de EHS worden geïntroduceerd. Deze
saldobenadering maakt het mogelijk om ook op gebiedsniveau een
afweging te maken. Een samengesteld plan kan dan doorgang vinden
wanneer het per saldo leidt tot een verbetering van de EHS. Een
resultaatgerichte benadering die meer ontwikkelingsruimte schept.
Naast de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur is er in
Nederland ook grote behoefte aan andersoortige groengebieden, zoals
groengebieden met een recreatieve functie. Ik heb u het veranderende
denken over de rijksbufferzones al genoemd.
Zeker in en rondom de grote steden in het Westen van Nederland is wat
dat betreft sprake van een achterstand. Het is noodzakelijk om de
balans tussen enerzijds rode- en anderzijds groene- en blauwe functies
te herstellen. Daarnaast is er in verband met wateroverlast en
veiligheid tegen hoogwater, meer ruimte nodig voor water.
Provincies moeten meer mogelijkheden krijgen om dergelijke opgaven met
behulp van middelen uit de bouw van woningen in het buitengebied te
realiseren. Een aantal provincies en gemeenten heeft de laatste jaren
de nodige ervaring opgedaan met dit soort rood voor groen mechanismen.
In de Nota Ruimte wordt de provincies volop de mogelijkheid geboden om
dergelijke publiek private samenwerkingsvormen te initiëren.
Belangrijke voorwaarde is daarbij dat de kwaliteit van het
buitengebied er als geheel op vooruit gaat.
Rood voor groen en de EHS-saldobenadering zijn enkele van de elementen
die bijdragen aan het ontwikkelingsgerichte karakter van de Nota
Ruimte. Een succesvolle realisatie van gebiedsplannen staat of valt
echter niet met beleidsruimte alleen. Ontwikkelingsplanologie hangt
vooral af van de mate waarin overheden, private partijen,
maatschappelijke organisaties en burgers willen en kunnen samenwerken.
Daarnaast is cruciaal in hoeverre provincies en gemeenten bevoegd zijn
zelf hun beleid te ontwikkelen.
Dit is de reden dat het Kabinet zich in de Nota Ruimte beperkt in het
aantal regels dat het rijk aan anderen oplegt. Ook wordt de
verantwoordelijkheid voor het beleid zo dicht mogelijk bij burgers en
betrokken partijen gelegd. Lokale en regionale kwesties kunnen
hierdoor op het geëigende niveau worden aangepakt. Bij gebiedsgerichte
opgaven, zoals bijvoorbeeld hier in het gebied Lentevreugd, zijn
maatwerkoplossingen daardoor beter mogelijk.
De realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur is nog niet ten einde.
Tot 2018 zal er nog veel werk moeten worden verzet. Deze
natuurontwikkeling zal vaak plaatshebben met behulp van
gebiedsgerichte plannen. Ik hoop en verwacht dat de
ontwikkelingsgerichte aanpak van de Nota Ruimte daar een belangrijke
bijdrage aan kan leveren.
Het kabinet toont met de strekking van de Nota Ruimte veel vertrouwen
in de ontwikkelkracht en gezamenlijke verantwoordelijkheid van
partijen ter plaatse. De voorspoedige metamorfose van het bollengebied
Lentevreugd tot een waardevol recreatie- en natuurterrein laat zien
dat men dat vertrouwen waard is.