Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Wachtlijsten speciaal basisonderwijs 2003-2004-1

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD 8

1 INLEIDING 9

2 ONDERZOEKSOPZET 11

3 OMVANG PLAATSINGSLIJSTEN EN ONDERZOEKSLIJSTEN 13
3.1 Plaatsingslijsten 13

3.1.1 Omvang van de plaatsingslijsten 13

3.1.2 Plaatsingstermijnen en wachttijden 15

3.1.3 Begeleiding van leerlingen op de plaatsingslijst 16
3.1.4 Regionale verschillen 17

3.2 Onderzoekslijsten 18

3.3 Thuiszitters 19

4 ACHTERGRONDEN VAN PLAATSINGSLIJSTEN 21

4.1 Verklaringen voor plaatsingslijsten 21

4.2 Maatregelen en hun effecten 22

4.2.1 Welke maatregelen treffen samenwerkingsverbanden en hoe waarderen de coördinatoren hun effect? 22

4.2.2 Welke maatregelen nemen succesvolle samenwerkingsverbanden? 23
5 BESCHOUWING 25
LITERATUUR 27

BIJLAGE 25


4


5


6


7

VOORWOORD

Het is van groot belang dat leerlingen die een beschikking voor het speciaal basisonderwijs (sbo) hebben gekregen niet hoeven te wachten op het voor hen geschikte onderwijs. Daarom is in 2003 een wetswijziging van kracht geworden waarin bepaald is dat leerlingen op drie momenten in het jaar op een sbo-school geplaatst moeten kunnen worden.

Het hierbij aangeboden rapport `Wachtlijsten speciaal basisonderwijs 2003' is het eerste waarin het effect van deze maatregel zichtbaar wordt. Naast een kwantitatieve inventarisatie wordt ook aangegeven wat ervaren wordt als de belangrijkste oorzaken van de plaatsingslijsten en welke maatregelen scholen en samenwerkingsverbanden hebben genomen met welk resultaat.

De inspecteur-generaal van het onderwijs,

Mevrouw mr. drs. C. Kervezee


8


1 INLEIDING

Evenals in voorgaande jaren heeft de Inspectie van het Onderwijs de plaatsingslijsten en onderzoekslijsten van de speciale scholen voor basisonderwijs (sbo-scholen) geïnventariseerd. De inventarisatie betreft een momentopname, namelijk 1 oktober
2003.
Basisscholen vormen tezamen met één of meer speciale basisscholen een samenwerkingsverband dat een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen dient te bieden waardoor zoveel mogelijk leerlingen in het primair onderwijs een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken. Als een basisschool, naar haar eigen mening, niet langer passend onderwijs aan een leerling kan bieden, wordt de leerling door de ouders aangemeld bij de permanente commissie leerlingenzorg (PCL). Deze onderzoekt welke vorm van onderwijs het meest geschikt is voor de aangemelde leerling. Leerlingen die onderzocht worden, staan op een onderzoekslijst. De PCL kan op grond van de uitkomsten van een dergelijk onderzoek aan een leerling een beschikking afgeven voor toelaatbaarheid tot een speciale school voor basisonderwijs uit het samenwerkingsverband. Indien een leerling een dergelijke beschikking heeft én door de ouders is aangemeld bij een speciale school voor basisonderwijs, maar de leerling nog moet wachten op toelating, dan staat hij op de plaatsingslijst.

Uit de eerdere inventarisaties is gebleken dat de omvang van plaatsings- en onderzoekslijsten ­ hoewel dalende ­ nog steeds aanzienlijk is. Dat kinderen moeten wachten op voor hen geschikt onderwijs is onwenselijk, daarom heeft het ministerie van OCW diverse maatregelen genomen om het aantal leerlingen op de lijsten terug te dringen. Allereerst is dit jaar een wetswijziging van kracht geworden waardoor samenwerkingsverbanden verplicht worden tot drie plaatsingsdata per jaar: aan het begin van het schooljaar, 1 januari en 1 april. Leerlingen kunnen dus ­ gezien de nieuwe wetgeving ­ nooit langer dan drie maanden wachten op een plek op een sbo- school. Indien samenwerkingsverbanden toch niet in staat blijken om op die instroommomenten alle leerlingen van de plaatsingslijst te plaatsen in het sbo, dan moeten zij daar zwaarwegende argumenten voor hebben.

Om samenwerkingsverbanden in staat te stellen te voldoen aan deze nieuwe wetgeving zijn er extra financiële impulsen geweest om hen te ondersteunen bij het terugdringen van plaatsingslijsten (en hoge deelnamepercentages). Het gaat de laatste twee jaar om het volgende:

· Het project `specifieke aanpak' waarbij 49 verbanden met plaatsingslijsten van enige omvang en/of een hoog deelname percentage in het sbo als zorgelijk worden aangemerkt en planmatige ondersteuning krijgen.
· Het initiatief van de gezamenlijke onderwijsorganisaties (stuurgroep WSNS+) om de kwaliteit van de zorg van het onderwijs in de basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs te verbeteren.

Gezien deze maatregelen is het van belang om te weten of een afname te zien is in de omvang van de plaatsings- en onderzoekslijsten. Tevens is van belang om te zien wat een positief effect heeft op het terugdringen van plaatsingslijsten. Omdat de inspectie van het onderwijs betrokken is bij de monitoring van de verbeterplannen uit het project `specifieke aanpak' zal zij de kennis hierover benutten bij deze inventarisatie.


9

In hoofdstuk 2 van dit rapport wordt aangegeven hoe de inspectie de omvang van de plaatsings- en onderzoekslijsten heeft geïnventariseerd. Naast de inventarisatie van de omvang van de onderzoeks- en plaatsingslijsten per 1 oktober 2003, is bovendien onderzocht hoe lang leerlingen op deze lijsten staan en welke begeleiding zij gedurende deze periode krijgen. Dit staat in hoofdstuk 3 beschreven.
Ook heeft de inspectie onderzocht wat volgens de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden de voornaamste oorzaken zijn van het bestaan van plaatsingslijsten. Dit jaar wordt nadrukkelijker onderzocht welke maatregelen verbanden nemen en wat de effecten daarvan zijn. Oorzaken en oplossingen staan beschreven in hoofdstuk 4.
Het rapport wordt afgesloten met een Beschouwing in hoofdstuk 5.


10


2 ONDERZOEKSOPZET

De centrale vragen van de inventarisatie zijn:

· Wat is de omvang van de plaatsingslijst op 1 oktober 2003, hoe lang moeten de leerlingen die op deze lijst staan, wachten op plaatsing in het sbo en welke begeleiding ontvangen zij terwijl zij op de lijst staan?
· Wat is de omvang van de onderzoekslijst van de PCL op 1 oktober
2003 en hoe lang duurt de behandeling van de gemiddelde aanvraag?
· Wat zijn volgens de coördinatoren de oorzaken van de plaatsingslijst binnen hun samenwerkingverband?

· Welke maatregelen nemen samenwerkingsverbanden om plaatsingslijsten op te lossen en welke worden als effectief gezien?

Om antwoord te krijgen op deze vragen heeft de inspectie aan de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden gevraagd naar de omvang en de aard van de plaatsings- en onderzoekslijsten per 1 oktober 2003. Daarnaast heeft de inspectie de coördinatoren gevraagd aan te geven welke oorzaken volgens hen in hun samenwerkingsverband een rol spelen bij het ontstaan van plaatsingslijsten.

Dit jaar besteedt de inspectie extra aandacht aan de vraag welke maatregelen samenwerkingsverbanden hebben genomen om plaatsingslijsten terug te dringen en welke van deze maatregelen zij als effectief beschouwen. In de vragenlijst kunnen coördinatoren van samenwerkingverbanden met een plaatsingslijst aangeven welke maatregelen zij hebben genomen en hoe zij het effect beoordelen. Daarnaast is onderzocht welke maatregelen die verbanden hebben getroffen die het meest succesvol hun plaatsingslijst hebben weten terug te dringen. Eén van de mogelijkheden om te werken aan terugdringing van plaatsingslijsten is deel te nemen aan het project `verbeterplannen'. 49 Samenwerkingsverbanden doen mee aan dit project. De inspectie onderzocht welke maatregelen de samenwerkingsverbanden hebben genomen die én succesvol zijn in het uitvoeren van deze plannen én in het terugdringen van de plaatsingslijsten.

Net als in voorgaande jaren heeft de inspectie gevraagd hoeveel leerlingen op een onderzoekslijst of plaatsingslijst thuis verblijven, de zogenaamde thuiszitters. Onder een thuiszitter wordt in dit rapport een kind verstaan dat tot de doelgroep van een samenwerkingsverband behoort, maar feitelijk geen onderwijs volgt.

De inspectie heeft de samenwerkingsverbanden aangeschreven. Van de 247 samenwerkingsverbanden hebben er 242 gereageerd. Hiervan zijn er 119 klein (10.000 leerlingen). De inspectie zal acties ondernemen om de samenwerkingsverbanden die geen gegevens hebben aangeleverd daartoe alsnog aan te zetten.
11


12


3 OMVANG PLAATSINGSLIJSTEN EN ONDERZOEKSLIJSTEN

Per 1 augustus 2003 is de Wet op het primair onderwijs (WPO) gewijzigd om ervoor te zorgen dat leerlingen die een PCL-beschikking hebben, ook daadwerkelijk op een sbo- school geplaatst worden. Samenwerkingsverbanden zijn nu verplicht om driemaal per jaar alle leerlingen die een pcl-beschikking hebben én zijn aangemeld door de ouders, te plaatsen op een school voor sbo. Heel strikt genomen kan gesteld worden dat plaatsinglijsten vanaf dit schooljaar dus niet meer kunnen bestaan. Immers, alle leerlingen van de plaatsingslijst zijn geplaatst en leerlingen die tussentijds aangemeld worden bij het sbo staan niet op een als problematisch ervaren plaatsingslijst maar wachten gewoon op het volgende reguliere instroommoment. Echter de praktijk is weerbarstiger.
In dit hoofdstuk wordt beschreven in welke mate het samenwerkingsverbanden lukt zich te houden aan de nieuwe wetgeving. Om een vergelijking met voorgaande jaren mogelijk te maken, zijn we bij onze inventarisatie uitgegaan van dezelfde definitie van plaatsingslijsten als voorheen. Daarbij zullen we bij de interpretatie van de getallen rekening houden met de gewijzigde wetgeving door aan te geven hoe lang leerlingen op de plaatsingslijst staan en of dit binnen de wettelijke termijnen valt. Tevens wordt aangegeven wat voor soort begeleiding de leerlingen krijgen terwijl zij wachten op plaatsing op een speciale school voor basisonderwijs. Ook wordt beschreven wat de omvang is van de onderzoekslijsten bij de PCL en hoe lang het gemiddeld duurt voordat een aanvraag afgehandeld is. Bovendien wordt ingegaan op regionale verschillen tussen samenwerkingsverbanden. Daar waar mogelijk vermeldt de inspectie vergelijkbare cijfers of percentages van eerdere jaren. In enkele gevallen geven we naar aanleiding van deze vergelijking een oordeel of trekken we een conclusie.


3.1 Plaatsingslijsten

3.1.1 Omvang van de plaatsingslijsten

In Tabel 1 staat voor de jaren 1998- 2003 aangegeven hoeveel leerlingen op een plaatsingslijst staan.

Tabel 1. Aantal leerlingen op een plaatsingslijst en aantal samenwerkingsverbanden met plaatsingslijsten op 1 oktober 1998 - 2003
1998 1999 2000 2001 2002 2003 Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal
240 Leerlingen op een plaatsingslijst op 1 oktober 497 501 500 620 475

Samenwerkingsverbanden met een 90 91 79 50 plaatsingslijst

Op 1 oktober 2003 stonden ten minste 240 leerlingen van basisscholen op een plaatsingslijst van een sbo-school. Dit is een aanzienlijke afname ten opzichte van het jaar daarvoor. Relatief is er ook een afname te zien van het aantal leerlingen dat moet wachten op een plek op een school voor speciaal basisonderwijs. Vorig jaar stond
13

gemiddeld 1,9 leerling op een plaatsingslijst per samenwerkingsverband, dit jaar is dat gedaald naar 1,0 leerling. Ook het jaar daarvoor nam het aantal leerlingen flink af. Er lijkt dus sprake te zijn van een dalende trend.

Ook is er sprake van een positieve trend in het aantal samenwerkingsverbanden dat kampt met plaatsingslijsten. Was dat in 2001 nog 39 procent van de samenwerkingsverbanden, vorig jaar liep dat terug naar 31 procent en dit jaar naar 21 procent. Dat is bijna de helft minder. Overigens blijkt die 21 procent geen vaste groep te zijn. Bij deze 21 procent (50) zitten 22 nieuwe samenwerkingsverbanden. Zij hadden vorig jaar geen plaatsingslijst maar nu wel, zij het beperkt. 48 Verbanden hadden vorig jaar wel een lijst, maar nu niet meer. Wel is er sprake van een harde kern: 13 samenwerkingsverbanden (5 procent) hebben al 5 jaar lang een plaatsingslijst.
65 samenwerkingsverbanden (27 procent) hebben de laatste vier jaar nooit op 1 oktober leerlingen op een plaatsingslijst gehad.

Als er sprake is van een plaatsingslijst dan staan daar meestal één of twee leerlingen op. Er zijn echter 23 samenwerkingsverbanden die daarboven uit schieten, waarvan twee extreem. Eén samenwerkingsverband heeft 26 leerlingen op de plaatsingslijst en één 28 leerlingen. Deze twee verbanden bepalen voor een groot deel (23 procent) het totaal aantal leerlingen dat per 1 oktober op een plaatsingslijst staat. Het laatste samenwerkingsverband had vorig jaar en het jaar daarvoor ook de langste wachtlijst (67 leerlingen).

Grotere samenwerkingsverbanden hebben een hoger percentage leerlingen op de plaatsingslijst per 1 oktober 2003. Bij hen staan gemiddeld meer dan twee maal zo veel leerlingen op de lijst. Oftewel: bij kleine samenwerkingsverbanden (minder dan
5000 leerlingen) staat 1 op de 9275 leerlingen op een plaatsingslijst, bij middelgrote samenwerkingsverbanden is dat 1 van elke 8595 leerlingen, terwijl dat bij grote samenwerkingsverbanden (meer dan 10.000 leerlingen) 1 op de 3557 is.

Samengevat blijkt net als vorig jaar sprake van een positieve ontwikkeling: Er staan minder leerlingen op een plaatsingslijst en er zijn meer samenwerkingsverbanden in staat gebleken helemaal geen lijst te hebben op 1 oktober.

Met dit samenwerkingverband zijn afspraken gemaakt over hoe de plaatsingslijsten terug te dringen.

14


3.1.2 Plaatsingstermijnen en wachttijden

In voorgaande jaren plaatsten veel sbo-scholen leerlingen alleen aan het begin van het schooljaar. Hierdoor waren de aantallen leerlingen op plaatsingslijsten in oktober veel geringer dan later in het schooljaar. Daarom heeft de inspectie gevraagd hoeveel leerlingen gedurende het schooljaar 2002-2003 langer dan drie maanden op de plaatsingslijst hebben gestaan.

31 Procent van de samenwerkingsverbanden heeft één of meer leerlingen langer dan drie maanden op de plaatsingslijst gehad. In totaal hebben 1303 leerlingen langer dan drie maanden gewacht. Vorig jaar lagen deze getallen hoger (47 procent en 2082 leerlingen). Uit de contacten die de inspectie met de samenwerkingsverbanden had rond de monitoring van het project `specifieke aanpak' kwam naar voren dat veel verbanden, vooruitlopend op de nieuwe wetgeving, reeds in het vorige schooljaar met drie instroomdata zijn gaan werken. Dit is waarschijnlijk de reden dat minder leerlingen langer dan drie maanden hebben hoeven wachten.

Dit schooljaar is de nieuwe wetgeving in werking getreden. Sbo-scholen moeten leerlingen drie maal per jaar plaatsen, te weten aan het begin van het schooljaar, 1 januari en 1 april. In dat licht is het van belang om te weten of leerlingen die op 1 oktober 2003 op de plaatsingslijst staan

· daar na de start van dit schooljaar op zijn komen te staan én
· voor 1 januari 2004 geplaatst gaan worden. Immers, de verbanden voldoen aan de nieuwe wettelijke verplichting als zij de leerlingen die zij per 1 oktober 2003 op de plaatsingslijst hebben staan daar niet van voor het nieuwe schooljaar hebben opstaan én zij deze leerlingen zullen plaatsen per
1 januari 2004.

In tabel 2 is te lezen hoeveel leerlingen al van voor de start van het nieuwe schooljaar op de plaatsingslijst staan en hoeveel leerlingen na de start.

Tabel 2. De wachttijden van leerlingen op de plaatsingslijsten van 1 oktober 2001, 2002 en 2003
2001 2002 2003

Wachttijd Aantal Percentage Aantal Percentage Aantal Percentage leerlingen leerlingen leerlingen leerlingen leerlingen leerlingen

Sinds begin 304 50 315 66 136 58 schooljaar
Vanaf 1 april tot 226 36 117 24 67 29 begin
schooljaar
Meer dan 6 80 13 31 7 32 14 maanden
Onbekend/geen 10 2 12 3 0 0 gegevens

Stonden vorig jaar nog 148 leerlingen reeds van voor het begin van het schooljaar op de plaatsingslijst, dit jaar zijn het er 99. Dus het aantal leerlingen voor wie de wet niet nageleefd kan worden, is gedaald. Procentueel is er echter een verschuiving ten nadele van de naleving van de nieuwe wetgeving. 29 Procent van de wachtende leerlingen wacht al van voor de vakantie en 14 procent doet dat zelfs al langer dan 6 maanden. Vorig jaar was dat respectievelijk 24 en 7 procent.
15

In Tabel 3 staat vermeld wanneer leerlingen die op de plaatsingslijst staan volgens de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden geplaatst zullen worden op een speciale school voor basisonderwijs.

Tabel 3. Inschatting van coördinatoren over de vermoedelijke plaatsingsdata van leerlingen die op 1 oktober 2003 op de plaatsingslijst staan
2004 Aantal Percentage leerlingen leerlingen

In de loop van het schooljaar, voor 1 januari 2004 138 64

In de loop van het schooljaar, tussen 1 januari ­ en 35 16
1 april 2004
Tussen 1 april en 1 januari 2005 44 20

0 0 Later dan 1 januari 2005

Uit deze tabel blijkt dat ruim zestig procent van de leerlingen die op 1 oktober op een plaatsingslijst staan voor 1 januari geplaatst zullen worden. Dit betekent dat leerlingen een stuk sneller geplaatst worden dan vorig jaar toen slechts 29 procent voor 1 januari een plek op een sbo-school zou krijgen. Toch betekent het ook dat voor de overige 36 procent van de leerlingen de nieuwe wet niet wordt nageleefd. Voor deze groep leerlingen heeft de inspectie gevraagd vanwege welke argumenten deze leerlingen niet geplaatst kunnen worden. Deze argumenten komen er bijna allemaal op neer dat de groepen binnen het sbo reeds vol zijn.

Samenvattend blijkt dat samenwerkingsverbanden steeds beter aan de gewijzigde wetgeving voldoen door leerlingen sneller te plaatsen en minder leerlingen langer dan
3 maanden te laten wachten. Echter, dit lukt nog niet voor alle leerlingen. Vooral de capaciteit van het sbo wordt genoemd als een reden om niet al dit jaar alle leerlingen van de lijst op de drie instroom momenten te kunnen plaatsen.

Ook is dit jaar weer onderzocht of de grootte van het samenwerkingsverband van invloed is op de lengte van de wachttijden (zie tabel 8 in bijlage 1). Hoe groter het samenwerkingsverband hoe meer leerlingen tussen de 3 en 6 maanden moeten wachten.


3.1.3 Begeleiding van leerlingen op de plaatsingslijst

In tabel 4 is te lezen wat voor soort begeleiding leerlingen ontvangen die moeten wachten voordat zij naar de speciale school voor basisonderwijs kunnen gaan.

Tabel 4. De manier waarop leerlingen worden begeleid die op 1 oktober 2003 op een plaatsingslijst staan

Wel/niet ambulante begeleiding Percentage Percentage Percentage leerlingen leerlingen leerlingen
2001 2002 2003
16

Leerlingen die ambulant begeleid worden op 49 36 25 de basisschool

Leerlingen die geen ambulante begeleiding 45 51 67 krijgen op de basisschool

Leerlingen die in een andere vorm van 6 11 8 onderwijs verblijven (bijv SO, medische
opvang)

Leerlingen die thuis zitten 1 1 0

Op 1 oktober 2003 werd een kwart van de leerlingen die op plaatsingslijsten staan op de basisschool ambulant begeleid. Vorig jaar was dat een derde van de leerlingen. Dit bevestigt de kentering in de positieve ontwikkeling van twee jaar daarvoor, toen de ambulante begeleiding was toegenomen van 38 naar 49 procent. In 2003 wachten dus verhoudingsgewijs nog weer meer leerlingen dan vorig jaar zonder dat zij ambulante begeleiding ontvangen.
Uit de gesprekken die de inspectie voerde met de coördinatoren hebben wij echter niet de indruk gekregen dat ambulante begeleiding steeds minder voor komt. Ambulante begeleiding lijkt vooral te worden ingezet voor leerlingen die wel zijn aangemeld bij een PCL of zorgteam maar geen beschikking hebben gekregen. Ambulante begeleiding dient dan als middel om een verwijzing naar het sbo te voorkomen.


3.1.4 Regionale verschillen

De inspectie heeft onderzocht of er verschil is in de omvang van de plaatsingslijsten en de lengte van de wachttijd, tussen samenwerkingsverbanden in de randstad en in de rest van Nederland. (Zie de tabellen 9a t/m 9c in bijlage 1.) Uit deze vergelijking komt naar voren dat er gemiddeld meer kinderen in de randstad op een plaatsingslijst staan dan in de rest van Nederland, namelijk gemiddeld 1,3 leerling tegen 0,8 leerling. Dit lijkt bevestigd te worden door ander onderzoek waaruit blijkt dat de omvang van de groep achterstandsleerlingen en urbanisatiegraad van de plek waar de scholen staan, leidt tot meer verwijzingen naar het sbo. (Smeets, 2002) Wel is het verschil aanzienlijk geslonken ten opzichte van vorig jaar toen in de randstad nog 3,5 leerling tegen één leerling elders op de plaatsingslijst stond. Het aantal leerlingen op de plaatsingslijst is dus vooral in de randstad gedaald. Als we corrigeren voor grootte van het samenwerkingsverband blijken de samenwerkingsverbanden in de randstad percentueel nauwelijks meer leerlingen op de plaatsingslijst te hebben staan dan in de rest van het land.

Verder blijkt dat in de randstad een groot deel van de leerlingen pas op de eerste schooldag van het volgende jaar geplaatst zal worden, terwijl in de rest van Nederland de meeste leerlingen op veel kortere termijn geplaatst kunnen worden.

Op basis van het correspondentie-adres zijn samenwerkingsverbanden gekoppeld aan provincies. Vervolgens zijn de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht samengevoegd tot één regio: de randstad.
In de randstad komen meer grote samenwerkingsverbanden voor. Zoals eerder vermeld blijken grote verbanden langere lijsten te hebben.
17

Vorig jaar concludeerden we nog dat de wachtlijstproblematiek zwaarder speelde in de randstad dan elders in Nederland. Dit jaar echter blijkt dat de randstad haar achterstand voor een groot deel aan het inhalen is. Wel zijn sbo-scholen in de randstad minder in staat om in de geest van de nieuwe wetgeving te handelen, omdat zij veel leerlingen pas gaan plaatsen op de eerste dag van het nieuwe schooljaar in plaats van op 1 januari of 1 april 2004.


3.2 Onderzoekslijsten

De inspectie is nagegaan hoeveel leerlingen per 1 oktober op de onderzoekslijst van de PCL staan. Een groot deel van deze leerlingen zal namelijk toelaatbaar verklaard worden tot de speciale school voor basisonderwijs. Daarom geeft de omvang van de onderzoekslijsten ook een indicatie van de plaatsingproblematiek op speciale scholen voor basisonderwijs. Hieronder staan de aantallen leerlingen op de onderzoekslijsten over vijf achtereenvolgende jaren.

Tabel 5. Aantal leerlingen op een onderzoekslijst op 1 oktober 1999-2003
1999 2000 2001 2002 2003 Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal

Leerlingen op een onderzoekslijst 1062 1292 1030 1062 837

Op 1 oktober 2003 stonden tenminste 837 leerlingen op onderzoekslijsten van de samenwerkingsverbanden die aan dit onderzoek hebben meegedaan. Dit betekent dat er gemiddeld 3,5 leerlingen per samenwerkingsverband op een onderzoekslijst staan. Dit getal is lager dan vorig jaar toen er gemiddeld 4,5 leerlingen op een onderzoekslijst van een PCL stonden. Overigens is het heel goed mogelijk dat binnen samenwerkingsverbanden nog andere onderzoekslijsten bestaan dan die voor een PCL-beschikking. Het betreft dan onderzoek om te beoordelen of leerlingen op een andere manier begeleid kunnen worden dan op een speciale school voor basisonderwijs. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door zogenaamde brede PCL's en/of aan PCL's gekoppelde zorgteams. Deze hebben eigen onderzoekslijsten, die niet in deze inventarisatie zijn meegenomen.

Bij 92 procent van de samenwerkingsverbanden bestaat de onderzoekslijst uit minder dan tien leerlingen. Bij 8 procent varieert de lijst van 10 tot maximaal 46 leerlingen. Dit is een verschuiving naar kortere lijsten ten opzichte van vorig jaar toen de getallen respectievelijk 85 en 15 procent waren. Samenwerkingsverbanden met lange onderzoekslijsten komen verspreid over het hele land voor.

De termijn die verstrijkt tussen binnenkomst van een onderzoeksaanvraag voor een leerling bij de PCL en het afgeven van een advies (beschikking) is niet in wet- en regelgeving vastgelegd. De inspectie is echter van mening dat maximaal een termijn van acht weken redelijk is, gelet op de maatschappelijk algemeen geaccepteerde norm, zoals deze ook is vastgelegd in de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Uit onze inventarisatie van de laatste jaren blijkt dat 94 procent van de samenwerkingsverbanden zich aan deze norm weet te houden en onderzoeksaanvragen gemiddeld binnen acht weken afhandelt. Toch komt het voor dat leerlingen langer dan drie maanden moeten wachten op de afhandeling van hun
18

aanvraag. Dit jaar gold dat voor 577 leerlingen. Bij 185 samenwerkingsverbanden hebben leerlingen nooit langer dan drie maanden hoeven wachten. Landelijk gezien duurt de gemiddelde afhandelingsduur zes weken per aanvraag. Dat is iets langer dan vorig jaar.


3.3 Thuiszitters

Bij de samenwerkingsverbanden waren op 1 oktober 2003 in totaal 33 thuiszitters bekend. Vorig jaar waren dat er 50. Thuiszitters komen bij 25 samenwerkingsverbanden voor. Vijf thuiszitters staan op onderzoekslijsten, één staat op een plaatsingslijst. Vorig jaar waren dat er respectievelijk negen en zes. 27 leerlingen zitten thuis zonder dat zij op een onderzoeks- of plaatsingslijst staan. Van de 32 thuiszitters van wie het geslacht bekend is, zijn zes een meisje en 26 een jongen.

De inspectie heeft contact gezocht met de desbetreffende leerplichtambtenaren en hun gevraagd een zo spoedig mogelijke hervatting van het schoolbezoek van deze kinderen te bewerkstelligen. Indien de leerplichtambtenaar bericht dat haar of zijn activiteiten niet het gewenste resultaat hebben, zal de inspectie bemiddelen.


19


20


4 ACHTERGRONDEN VAN PLAATSINGSLIJSTEN

Plaatsingslijsten ontstaan door tal van factoren. In paragraaf 4.1 staat beschreven in welke mate de coördinatoren vinden dat deze factoren in hun samenwerkingsverband van invloed zijn op de plaatsingsproblematiek.
In de bijlage staan de tabellen 10a en 10b met daarin aangegeven welk percentage van de coördinatoren een bepaalde factor als verklaring beschouwt.

Plaatsingslijsten zijn onwenselijk omdat het betekent dat leerlingen moeten wachten op onderwijs dat het meest geschikt voor hen wordt geacht. Daarom tracht men binnen de samenwerkingsverbanden plaatsingslijsten op te lossen en te voorkomen. In paragraaf 4.2.1 staat beschreven welke maatregelen men heeft genomen en hoe de coördinatoren deze beoordelen naar hun effect. Daarna wordt in paragraaf 4.2.2 beschreven wat de maatregelen zijn die samenwerkingsverbanden nemen die succesvol zijn in het terugdringen van hun plaatsingenlijsten.


4.1 Verklaringen voor plaatsingslijsten

Net als in vorige jaren zegt één op de vijf coördinatoren dat de zorg op de basisscholen nog onvoldoende is. Hierdoor worden leerlingen naar het sbo verwezen die eigenlijk goed opgevangen hadden moeten worden in het reguliere onderwijs. Dit draagt er waarschijnlijk ook toe bij dat leerlingen niet goed terug kunnen stromen naar de basisscholen en langer dan noodzakelijk een plek in het sbo bezet houden. Een derde van de coördinatoren ziet de geringe mogelijkheden tot terugplaatsingen als een verklaring voor het hebben van plaatsingslijsten.
Een groter percentage van de coördinatoren dan vorig jaar (38 procent tegenover 27 procent) blijft volhouden dat het grensverkeer een reden is voor het hebben van plaatsinglijsten. Uit onderzoek blijkt echter dat dit zogenaamde grensverkeer tamelijk gering is en over de jaren niet toegenomen. (Sontag en Hoogenberg, oktober 2002). Ook toegenomen is het aantal coördinatoren dat vindt dat de expertisecentra te weinig leerlingen kunnen opnemen. Dertig procent (een toename van 10 procent) zegt dat daardoor te veel leerlingen onterecht een plek bezet blijven houden in het sbo.

Hoog in de lijst van verklaringen blijven de capaciteitsproblemen van de sbo-scholen scoren, hoewel hierin wel een afname te zien is. Een kwart (vorig jaar 44 procent) zegt dat er een lokalentekort is in het sbo en de helft zegt (vorig jaar 78 procent) dat de groepen in het sbo een maximum grootte hebben bereikt. Ook opvallend is dat men minder vaak dan vorig jaar aangeeft dat het lerarentekort de oorzaak is van plaatsingslijsten.


21


4.2 Maatregelen en hun effecten


4.2.1 Welke maatregelen treffen samenwerkingsverbanden en hoe waarderen de coördinatoren hun effect?

In onderstaande tabel is te lezen hoeveel procent van alle samenwerkingsverbanden een bepaalde maatregel heeft gekozen en hoe zij de maatregel beoordelen op de mate waarin deze effect heeft.

Tabel 6: percentage samenwerkingsverbanden dat voor een maatregel heeft gekozen en hoe zij het effect van de maatregel beoordelen
Percentage Percentage coördinatoren dat swv's dat maatregel waardeert Maatregelen ter voorkoming van een plaatsingslijsten maatregel heeft genomen Nauwelij Redelijk ks tot Enigszin of groot geen s effect effect effect het samenwerkingsverband heeft

.. een zorgteam ingesteld 36 14 8 78 .. de ambulante begeleiding uitgebreid 38 7 18 75 .. de PCL-criteria aangescherpt 31 23 39 38 .. kengetallen verzameld waardoor beter valt te 43 17 30 53 sturen

de school voor het speciaal basisonderwijs heeft

haar kwaliteit vergroot waardoor ... 29 47 17 37 .. flexibele uitstroom mogelijk is naar het VO 32 69 21 10 .. er meer terugstroom plaatsvindt naar het BaO

de capaciteit van het sbo uitgebreid 27 35 11 55 .. door betere huisvesting 33 28 17 54 .. door aanstellen nieuwe leraren 27 41 27 32 .. door groepen te vergroten

het aantal toelatingsmomenten vermeerderd 35 18 20 62 .. naar 3 momenten per schooljaar 28 34 9 57 .. naar meer dan 3 momenten per schooljaar

de basisscholen van het swv heeft
hun professionaliteit vergroot door
.. verbetering van de zorg op basisscholen 62 1 30 69 .. flexibeler om te gaan met terugstroom naar 30 64 24 13 basisscholen

Maatregelen op het niveau van het samenwerkingsverband en op het niveau van het sbo lijken allemaal even vaak gekozen te worden. Het meest effectief beoordeelt men de maatregelen die te maken hebben met het verbreden van de ondersteuning van basisscholen in de vorm van een zorgteam en in de vorm van uitbreiding van ambulante begeleiding. Driekwart vindt dat effectief in het tegengaan van plaatsinglijsten. Iets minder effectief beoordelen de coördinatoren het verzamelen van kengetallen terwijl deze maatregel wel vaak is gekozen. Wellicht dat men weliswaar kengetallen heeft verzameld, maar deze nog niet weet te benutten als stuurgetallen.
22

Op het niveau van de sbo-school is er niet één maatregel die eruit springt. Gezien de nieuwe wettelijke verplichting is het logisch dat gekozen is voor meer toelatingsmomenten, maar men blijkt zeer wisselend optimistisch over het effect ervan. Ook hebben veel samenwerkingsverbanden ervoor gekozen om de capaciteit van het sbo te vergroten. Over het effect is maar de helft positief. Vooral het vergroten van de groepen ziet men als een weinig effectieve maatregel. Dit vindt de inspectie opvallend omdat coördinatoren het volzitten van groepen als `zwaarwegend argument' aanvoeren om niet te voldoen aan de nieuwe wettelijke verplichting alle leerlingen binnen drie maanden te plaatsen. Wellicht beoordelen de coördinatoren hier ook het effect op de lange termijn en zien zij in dat capaciteitsvergroting van het sbo het probleem slechts tijdelijk oplost.
Echt negatief zijn coördinatoren over maatregelen die tot doel hebben de uitstroom uit het sbo te vergroten. Men investeert wel in het mogelijk maken van terugplaatsingen, maar men ziet nog nauwelijks effect daarvan op het terugdringen van plaatsingslijsten. Zeer positief zijn de coördinatoren over de maatregelen die tot doel hebben om de zorg op basisscholen te verbeteren. Zij investeren daar het meest in en zijn ook het meest positief over het effect op het voorkomen van plaatsingslijsten.


4.2.2 Welke maatregelen nemen succesvolle
samenwerkingsverbanden?

De inspectie heeft onderzocht of de samenwerkingsverbanden die hun plaatsingslijsten hebben weten terug te dringen (63 verbanden), andere maatregelen namen dan de overige samenwerkingsverbanden. (zie tabel 11 in de bijlage) Dit bleek niet het geval. Wel hebben succesvolle samenwerkingsverbanden vaker geïnvesteerd in het verzamelen van kengetallen. Dit zou er op kunnen duiden dat geïnvesteerd is in de aansturingskracht van het samenwerkingsverband en dat zij de kengetallen hebben weten te benutten als stuurgetallen. Ook uit de monitoring van de verbeterplannen blijkt het belang van goede aansturing. De acht verbanden die nog steeds kampen met plaatsingslijsten én die volgens de inspectie vertraging oplopen in het uitvoeren van hun projectplan, blijken vooral te kampen te hebben met coördinatie- en besturingsproblemen binnen hun verband. Bij 25 verbanden die juist wel goede uitvoering geven aan hun projectplan én die hun plaatsingslijsten hebben weten terug te dringen, komen zelden aansturingsproblemen voor. De inspectie is ook nagegaan of de 25 `succesvolle' samenwerkingsverbanden uit het project `specifieke aanpak' andere maatregelen troffen dan de acht niet succesvolle. In onderstaande tabel staan de percentages.

23

Tabel 7: percentages gekozen maatregelen door de 8 niet succesvolle samenwerkingsverbanden versus de 25 succesvolle samenwerkinsgverbanden uit het project `specifieke aanpak'. Percentage coördinatoren Om plaatsingslijsten te voorkomen/beperken heeft/hebben... dat een maatregel heeft genomen
- (8) + (25) het samenwerkingsverband

.. een zorgteam ingesteld 25 32 .. de ambulante begeleiding uitgebreid 38 28 .. de PCL-criteria aangescherpt 38 40 .. kengetallen verzameld waardoor beter valt te sturen 50 36

de school/scholen voor het speciaal basisonderwijs

haar kwaliteit vergroot waardoor
.. flexibele uitstroom mogelijk is naar het VO 13 32 .. er meer terugstroom plaatsvindt naar het BaO 13 40

de capaciteit van het sbo uitgebreid
.. door betere huisvesting 25 28 .. door aanstellen nieuwe leraren 50 40 .. door groepen te vergroten 13 28

het aantal toelatingsmomenten vermeerderd
.. naar 3 momenten per schooljaar 75 20 .. naar meer dan 3 momenten per schooljaar 13 36

de professionaliteit van basisscholen vergroot door 50 60 .. verbetering van de zorg op basisscholen 13 32 .. flexibeler om te gaan met terugstroom naar basisscholen

De verschillen blijken niet groot. Wel valt op dat de succesvolle verbanden meer investeren in een flexibele uitstroom uit het sbo, meer groepen in het sbo hebben vergroot én hebben gekozen voor meer dan de drie wettelijke instroommomenten per jaar. Blijkbaar hebben zij meer ingezet op een flexibele in- en uitstroom én op capaciteitsvergroting van het sbo. Dit is opmerkelijk omdat de coördinatoren juist deze maatregelen als minder effectief beoordeelden (zie paragraaf 4.2.1).


24


5 BESCHOUWING

De omvang van de plaatsingslijsten in 2003 is opnieuw behoorlijk afgenomen. Bovendien worden leerlingen sneller geplaatst. De positieve kentering in de plaatsingslijstproblematiek binnen het sbo van vorig jaar lijkt zich dus voort te zetten. Vooral in de randstad is de plaatsingsproblematiek afgenomen. De samenwerkingsverbanden zijn doordrongen van de onwenselijkheid van plaatsingslijsten en men is in toenemende mate geactiveerd om maatregelen te nemen om de lijsten terug te dringen. Vooral de nieuwe wetgeving heeft samenwerkingsverbanden genoodzaakt te werken aan een flexibele instroom van leerlingen in het sbo. Het blijkt dat meer verbanden aan de nieuwe wetgeving voldoen dan zij vorig jaar zouden hebben gedaan, als we dat berekenen op de gegevens van vorig jaar. Maar er is nog geen sprake van een situatie waarin alle samenwerkingsverbanden aan de nieuwe wettelijke bepalingen voldoen. Tijdens de jaarlijkse schoolbezoeken aan de sbo-scholen waarvoor de plaatsingslijsten gelden, zal de inspectie hier nadrukkelijk op ingaan.

Uit onze inventarisatie blijkt dat samenwerkingsverbanden maatregelen op meer niveaus nemen. Men breidt de bovenschoolse zorg uit, de sbo-school wordt ingericht op een flexibele instroom, maar vooral treft men maatregelen om de zorg op de basisscholen te verbeteren. Van dat laatste verwachten de coördinatoren het meeste effect in de strijd tegen plaatsingslijsten.

De afname op de plaatsingslijsten lijkt voor een deel te zijn gerealiseerd door het vergroten van de capaciteit van het sbo. Dit is een korte termijn maatregel die snel effect sorteert.
Ook meent de inspectie dat plaatsingslijsten afnemen doordat verbanden geïnvesteerd hebben in zorgteams. Dit zorgteam ondersteunt scholen in de begeleiding van leerlingen met wie zij in handelingsverlegenheid zitten. Dit heeft tot positief effect dat de leerling niet verwezen hoeft te worden naar het sbo én dat de professionaliteit van de basisschool wordt vergroot.
De maatregelen die samenwerkingsverbanden hebben genomen om de professionaliteit van basisscholen te vergroten zijn maatregelen met een effect op de langere termijn. Het gaat namelijk vaak om trajecten waarbij leraren van de basisschool vaardigheden en attitudes verwerven waardoor zij beter leren omgaan met leerlingen die zich anders ontwikkelen. Dat zijn moeilijke processen, maar wel processen die van groot belang zijn om verwijzing naar het sbo te voorkomen. De inspectie vindt het hoopvol dat samenwerkingsverbanden juist hier in hebben willen investeren. Dat betekent dat zij naast korte termijn oplossingen - die meer cosmetisch van aard zijn - vooral uit zijn op langere termijn oplossingen die preventief zijn. Dit is positief voor het verder dalen van de plaatsingslijst en het rechtdoen aan het bevorderen van een ononderbroken ontwikkelingsproces voor kinderen.


25


26

LITERATUUR

Sontag, L. en I. Hoogenberg (2002) De stand van zaken in de WSNS- samenwerkingsverbanden in het schooljaar 2000/2001. Tilburg, IVA.

Smeets, E.F.L. (2003) Op weg naar samenhang, De samenwerkingsverbanden `Weer Samen Naar School', Nijmegen, ITS

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in kerncijfers 2004 (2003), Publicatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Inspectie van het Onderwijs (2003) Kwaliteitsverbetering samenwerkingsverbanden WSNS. Rapportage over de inspectiemonitor van het project "specifieke aanpak wachtlijsten SBO' in 49 regionale samenwerkingsverbanden WSNS. Utrecht


27


28

BIJLAGE

Tabel 8. De wachttijden van leerlingen op de plaatsingslijsten van 1 oktober 2003 afgezet tegen de grootte van het samenwerkingsverband

Klein SWV Middel groot SWV Groot SWV (10000) (n=119) (n=96) (n=27)

Percentage Percentage Percentage leerlingen leerlingen leerlingen
2.4a Voor 1 jan 2003 22 6 3
2.4b tussen 1 jan en 1 april 4 4 8
2.4c tussen 1 april en begin schooljaar 9 26 38
2.4d na begin schooljaar 64 64 51

Tabel 9a. Regionale verschillen van de vermoedelijke plaatsingsdata van de leerlingen die op 1 oktober

2003 op de plaatsingslijst stonden.
SWV in de Overige SWV Randstad (n=88) (n=154) Vermoedelijke plaatsingsdata
Percentage Percentage leerlingen leerlingen Voor 1 januari 2004 52 74 Tussen 1 januari en 1 april 2004 11 21 Tussen 1 april en 1 januari 2005 38 4 Na 1 januari 2005 0 0


29

Tabel 9b.Regionale verschillen van de wachttijd van de leerlingen die op 1 oktober 2003 op de plaatsingslijst stonden.
SWV in de Overige SWV Randstad (n=88) (n=154) Wachttijd
Percentage Percentage leerlingen leerlingen Na begin schooljaar 47 68 Tussen 1 april 2003 en begin schooljaar 45 14 Tussen 1 januari 2003 en 1 april 2003 5 6 Voor 1 januari 2003 3 12 Onbekend/geen gegevens 0 0

Tabel 9c. Regionale verschillen in begeleidingswijze van de leerlingen die op 1 oktober 2003 op de plaatsingslijst stonden.
SWV in de Overige SWV Randstad (n=88) (n=154) Wel/niet ambulante begeleiding
Percentage Percentage leerlingen leerlingen Ambulante begeleiding op de basisschool 31 19 Geen ambulante begeleiding op de basisschool 56 77 Verblijft in een andere vorm van onderwijs 13 3 Zit thuis 0 1


30

Verklaringen van coördinatoren van een swv met een plaatsingslijst voor plaatsingslijsten

Tabel 10a.Verklaringen op het niveau van het samenwerkingsverband voor plaatsingslijsten Percentage coördinatoren dat het in redelijke of sterke mate eens is De plaatsingsproblematiek wordt (mede) veroorzaakt .... met de verklaringen
2001 2002 2003

doordat het SWV een maximum deelname percentage stelt 21 15 18

door toestroom van leerlingen van binnen het swv:
.. doordat de kwaliteit van de zorg op de basisscholen nog ontoereikend is 23 21 24 .. doordat er een grote instroom jonge risicoleerlingen is 12 12 6 .. door een plotselinge toename van het aantal leerlingen binnen het 8 9 10 swv
.. doordat ouders hun kinderen aanmelden bij een sbo-school met nvt 8 18 een plaatsingslijst terwijl andere sbo-instellingen binnen het SWV wel plaats hebben

door toestroom van leerlingen buiten het SWV
.. waarop het SWV geen greep heeft 35 30 28 .. door inkomend `grensverkeer' 25 27 38

doordat er meer leerlingen de sbo-scholen ingaan dan er uitgaan omdat:
.. er te weinig terugstroom plaatsvindt naar de basisscholen 36 44 28 .. de expertisecentra onvoldoende leerlingen kunnen opnemen 20 20 32 .. de toelatingseisen voor het VO (leerwegondersteunend onderwijs en voormalig SVO) te hoog zijn, waardoor de leerlingen langer op nvt 14 6 een sbo-school moeten blijven

Tabel 10b.Verklaringen op het niveau van de sbo-scholen voor plaatsingslijsten Percentage coördinatoren dat het in De plaatsingsproblematiek wordt (mede) veroorzaakt .... redelijke of sterke mate eens is met de verklaringen
2001 2002 2003

..door huisvestingsproblemen (lokalentekort) 38 44 24 ..door lerarentekort 27 26 13 ..door te grote groepen (maximale groepsgrootte is bereikt) 72 78 51 ..doordat de sbo-school leerlingen alleen aan het begin van het schooljaar toelaat 9 11 21


31

Tabel 11. maatregelen die alle verbanden namen afgezet tegen maatregelen die verbanden namen die hun lijst hebben weten te reduceren.
Percentage coördinatoren Om plaatsingslijsten te voorkomen/beperken heeft/hebben... dat een maatregel heeft genomen Afname Totaal (63) het samenwerkingsverband

.. een zorgteam ingesteld 36 38 .. de ambulante begeleiding uitgebreid 38 38 .. de PCL-criteria aangescherpt 31 37 .. kengetallen verzameld waardoor beter valt te sturen 43 56

de school voor het speciaal basisonderwijs

haar kwaliteit vergroot waardoor
.. flexibele uitstroom mogelijk is naar het VO 29 30 .. er meer terugstroom plaatsvindt naar het BaO 32 32

de capaciteit van het sbo uitgebreid
.. door betere huisvesting 27 27 .. door aanstellen nieuwe leraren 33 37 .. door groepen te vergroten 27 25

het aantal toelatingsmomenten vermeerderd
.. naar 3 momenten per schooljaar 35 41 .. naar meer dan 3 momenten per schooljaar 28 33

de basisscholen van het swv...

hun professionaliteit vergroot door
.. verbetering van de zorg op basisscholen 62 65 .. flexibeler om te gaan met terugstroom naar basisscholen 30 32


32