Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Zesde
Voortgangsrapportage
Weer Samen Naar School
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Den Haag
1 april 2004
Zesde Voortgangsrapportage Weer Samen Naar School
Inhoudsopgave:
1. Inleiding pagina 3
2. Kwantitatieve gegevens pagina 4
3. Wachtlijsten pagina 6
3.1 Wachtlijsten Speciaal Basisonderwijs 2003 pagina 6
3.2 Kwaliteitsverbetering samenwerkingsverbanden pagina 8
3.3 Oorzaken van wachtlijsten pagina 9
4. Onderzoek naar ontwikkelingen binnen Weer Samen Naar School pagina 10
4.1 Ontwikkelingen in de samenwerkingsverbanden pagina 10
4.2 Functioneren van de PCL en kenmerken van zorgleerlingen pagina 11
5. Zorgleerlingen pagina 12
5.1 Dyslexie pagina 12
5.2.ADHD pagina 13
5.3 Hoogbegaafdheid pagina 14
6. Samenvatting en conclusies pagina 15
---
1. Inleiding
Het Weer Samen Naar School beleid richt zich op alle leerlingen in het primair onderwijs die
(tijdelijk) extra zorg nodig hebben. In deze zesde voortgangsrapportage treft u informatie aan over de
meest recente ontwikkelingen bij Weer Samen Naar School.
Eén van de uitgangspunten bij het verzorgen van primair onderwijs is dat het onderwijs zodanig wordt
ingericht dat leerlingen een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen en dat het onderwijs wordt
afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerling. Alle scholen voor (speciaal)
basisonderwijs zijn aangesloten bij een samenwerkingsverband Weer Samen Naar School. Deze
samenwerkingverbanden moeten zorgen voor samenhang in zorg binnen en tussen de scholen in het
samenwerkingverband. Doel van deze samenwerking is te zorgen dat zoveel mogelijk leerlingen hun
schoolloopbaan in het basisonderwijs kunnen afronden.
In deze voortgangsrapportage wordt in paragraaf 2 inzicht gegeven in de cijfermatige ontwikkelingen
van de leerlingenaantallen, het deelnamepercentage van leerlingen in het speciaal basisonderwijs ten
opzichte van het aantal leerlingen in het basisonderwijs, alsmede stroomgegevens in het speciaal
basisonderwijs. Paragraaf 3 richt zich op ontwikkelingen rond wachtlijsten en onderzoekslijsten. De
stand van zaken in de samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School wordt in paragraaf 4
beschreven. In deze paragraaf treft u ook resultaten van een onderzoek aan naar het functioneren van
de permanente commissies leerlingenzorg.
Paragraaf 5 is gewijd aan zorgleerlingen. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op ontwikkelingen
op het terrein van dyslexie, attention deficit hyperactivity disorder (adhd) en (hoog)begaafdheid. Tot
slot wordt de voortgangsrapportage afgesloten met paragraaf 6, waarin u de samenvatting en
conclusies treft.
---
2. Kwantitatieve gegevens
Deze paragraaf geeft een overzicht van voor WSNS relevante kwantitatieve gegevens. Deze gegevens
zijn vastgesteld op de peildatum 1 oktober 2003.
Tabel 1 toont de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het basisonderwijs, het speciaal
basisonderwijs en het speciaal onderwijs over een reeks van jaren. De in 2002 ingezette daling van het
aantal 4 jarigen in het basisonderwijs heeft zich in 2003 verder voortgezet. In het speciaal
basisonderwijs is er voor het eerst sinds 2000 weer sprake van een dalend leerlingenaantal. In het
speciaal onderwijs is wederom sprake van een (lichte) toename van het leerlingenaantal.
Tabel 1 Leerlingenaantallen periode 1997 tot en met 2003
1-10- 1-10- 1-10- 1-10- 1-10- 1-10- 1-10-
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003
Sbao 54.671 53.604 52.047 51.557 51.786 52.075 51.499
Bao 1.519.680 1.533.595 1.542.997 1.546.299 1.552.076 1.549.699 1.547.316
So 25.821 27.141 28.883 30.321 31.564 33.060 33.566
Totaal 1.600.172 1.614.340 1.623.927 1.628.177 1.635.426 1.634.834 1.632.381
Tabel 2 toont een overzicht van de samenwerkingsverbanden naar deelnamepercentage aan het
speciaal basisonderwijs. Het gaat daarbij om dat deel van het totaal aantal leerlingen (exclusief
speciaal onderwijs) dat deelneemt aan het speciaal basisonderwijs. Er wordt inzage gegeven in het
aantal samenwerkingsverbanden met een bepaald deelnamepercentage, het landelijk gemiddeld
percentage en het maximaal voorkomend deelnamepercentage.
Tabel 2
Aantallen samenwerkingsverbanden naar deelnamepercentage en ontwikkeling van
het deelnamepercentage
deelname 1-10- 1-10- 1-10- 1-10- 1-10- 1-10- 1-10-
percentage 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003
0% tot 1% 4 4 4 4 4 4 4
1% tot 2% 15 22 17 16 14 8 8
2% tot 3% 76 76 88 91 94 91 93
3% tot 4% 89 90 93 93 100 105 104
4% tot 5% 36 37 38 40 34 38 33
5% of meer 28 19 8 4 2 2 5
landelijk gemiddeld 3,47% 3,38% 3,26% 3,23% 3,23% 3,25% 3,22%
Maximum 7,91% 7,39% 6,35% 5,51% 5,39% 5,47% 5,77%
In de tabel is met ingang van 2003 rekening gehouden met de wijzigingen in de samenstelling van
samenwerkingsverbanden. Samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School hadden per 1 augustus
2003 de mogelijkheid om van samenstelling te veranderen. Over het geheel heeft dat geleid tot 247
samenwerkingsverbanden. Tot 2003 waren dat er 248. De wijzigingen in samenstelling verklaren deels
de stijging van het aantal samenwerkingsverbanden met een deelnamepercentage van 5 of meer. Ook
de stijging van het maximum deelnamepercentage is hiermee verklaard. De stuurgroep WSNS+ is
actief betrokken bij samenwerkingsverbanden met een percentage van 5 of meer.
Tabel 3 toont de instroom, de uitstroom en de doorstroom van leerlingen in het speciaal
basisonderwijs. Uit de tabel blijkt dat het aantal leerlingen dat vanuit het regulier basisonderwijs
instroomt op de speciale school voor basisonderwijs is gedaald met 856 (8,0 %). Sinds 1999 was er
sprake van een groei van de instroom van leerlingen uit het regulier basisonderwijs. Uit de tabel blijkt
ook dat de instroom in het speciaal basisonderwijs vanuit het speciaal onderwijs is gedaald met 41
leerlingen (4,7 %). De uitstroom uit het speciaal basisonderwijs naar het speciaal onderwijs is
eveneens licht gedaald (5,9 %).
---
Tabel 3 In- door- en uitstroom speciaal basisonderwijs.
1-10- 1-10- 1-10- 1-10- 1-10- 1-10-
Teldatum 1998 1999 2000 2001 2002 2003
Doorstroom 39.312 38.735 37.744 38.104 37.981 38.249
sbao
Instroom (verhuizingen) 2.382 1.925 1.971 1.519 1.835 1.930
basisonderwijs 10.159 9.373 10.215 10.568 10.696 9.840
so 823 1.066 912 915 867 826
Overig
onderwijs 93 34 30 32 40 23
Geen Onderwijs 807 717 646 607 592 563
Onbekend 28 197 39 41 64 68
Totaal Instroom 14.292 13.312 13.813 13.682 14.094 13.250
sbao
Uitstroom (verhuizingen) 2.313 2.076 2.273 1.657 1.885 1.999
basisonderwijs 527 404 372 271 286 241
so 914 801 860 992 1.138 1.071
vso 250 351 264 289 332 314
Overig nderwijs 10.789 10.011 10.041 9.886 9.842 9912
Geen Onderwijs 104 109 122 145 117 133
Onbekend 462 987 371 213 203 156
Totaal Uitstroom 15.359 14.739 14.303 13.453 13.803 13.826
Telling 53.604 52.047 51.557 51.786 52.075 51.499
---
3. Wachtlijsten
In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de ontwikkelingen van wachtlijsten en onderzoekslijsten,
treft u informatie aan over de wijze waarop wachtlijsten zijn aangepakt en wordt verslag gedaan van
bestuurlijke knelpunten bij samenwerkingsverbanden. Paragraaf 3.1 is gebaseerd op het
Inspectierapport `Wachtlijsten speciaal basisonderwijs' van januari 2004. De Inspectierapportage
`Kwaliteitsverbetering samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School' van december 2003, is
aanleiding voor paragraaf 3.2. Naar de vraag of er oorzaken voor het bestaan van wachtlijsten zijn aan
te wijzen in de bestuurlijke structuur en het bestuurlijk functioneren van samenwerkingsverbanden, is
door ITS onderzoek gedaan. De bevindingen treft u aan in paragraaf 3.3.
3.1 Wachtlijsten speciaal basisonderwijs 2003
Jaarlijks voert de inspectie een onderzoek uit naar wachtlijsten en onderzoekslijsten voor toelating van
leerlingen tot het speciaal basisonderwijs. Het meest recente onderzoek is uitgevoerd op basis van
gegevens per 1 oktober 2003. Het rapport Wachtlijsten speciaal basisonderwijs 2003 is als bijlage bij
deze voortgangsrapportage gevoegd.
Per 1 oktober 2003 wachtten 240 leerlingen op een plaats op een school voor speciaal basisonderwijs
(tabel 4). Per oktober 2001 en oktober 2002 waren dat er respectievelijk 620 en 475. Van de 242
onderzochte samenwerkingsverbanden hadden er 50 te maken met een wachtlijst. In 2001 en 2002
waren dat er respectievelijk 91 en 79. Van de leerlingen die per 1 oktober op een wachtlijst stonden,
wordt 25 procent ambulant begeleid op de basisschool. Vorig jaar was dat 36 procent. Om toegelaten
te worden tot een speciale school voor basisonderwijs moet een leerling in het bezit zijn van een
beschikking van de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). Per oktober 2003 wachtten 837
leerlingen op een onderzoek door de PCL. In 2001 en 2002 waren dat er 1030 en 1062.
Tabel 4. Kwantitatieve gegevens inspectierapport wachtlijsten speciaal basisonderwijs 2003
2000 2001 2002 2003
Aantal leerlingen 500 620 475 240
op wachtlijst
Samenwerkingsver 90 91 79 50
banden met lijst
Ambulante 38 49 36 25
begeleiding in %
Aantal leerlingen 1292 1030 1062 837
op onderzoekslijst
PCL
Opvallende punten uit het inspectierapport Wachtlijsten speciaal basisonderwijs 2003
Het aantal leerlingen op een wachtlijst vertoont een forse daling ten opzichte van voorgaande jaren.
Ten opzichte van twee jaar geleden is het aantal gedaald met 380, een afname van meer dan 60%.
Vorig jaar stond gemiddeld 1,9 leerling per samenwerkingsverband op een wachtlijst, dit jaar 1,0
leerling. Ook het aantal samenwerkingsverbanden met een wachtlijst blijft afnemen.
Leerlingen op een wachtlijst worden sneller geplaatst dan in voorgaande perioden. Bovendien hebben
leerlingen die per 1 oktober op een wachtlijst staan daar korter op gestaan dan de wachtende leerlingen
in voorgaande jaren, zo blijkt uit het inspectierapport.
Het aantal leerlingen dat wacht op een onderzoek door de PCL is met 225 leerlingen afgenomen.
Gemiddeld staan 3,5 leerlingen per samenwerkingsverband op een onderzoekslijst. In het voorgaande
---
jaar waren dat er gemiddeld nog 4,5. De termijn die verstrijkt tussen binnenkomst van een
onderzoeksvraag en het afgeven van een advies (beschikking) door de PCL beslaat landelijk
gemiddeld 6 weken.
Net als in voorgaande jaren is onderzoek verricht naar het aantal thuiszittende leerlingen. Per oktober
2003 waren er 33 thuiszittende leerlingen bekend bij de inspectie. Vorig jaar inventariseerde de
inspectie 50 thuiszittende leerlingen. De inspectie heeft contact met de betreffende
leerplichtambtenaren en zal op verzoek en waar nodig een bemiddelende rol spelen, zodat deze
leerlingen spoedig weer hun schoolbezoek kunnen hervatten.
Het lijkt er op dat samenwerkingsverbanden beter zicht krijgen op het verwijzingsgedrag van hun
basisscholen en dat zij doordrongen zijn van de onwenselijkheid van wachtlijsten. Het aantal
leerlingen op deze lijsten is immers fors afgenomen. Naar verwachting zal de afname van het aantal
leerlingen dat wacht op een PCL-verklaring zich de komende jaren vertalen in een lager
deelnamepercentage.
Het aantal samenwerkingsverbanden met een wachtlijst fluctueert. Ook dit jaar zijn er 19
samenwerkingsverbanden die voor het eerst een beperkte wachtlijst hebben. De oorzaak daarvan is
veelal gelegen in tijdelijke knelpunten. De inspectie en de Stuurgroep WSNS+ zullen ook de komende
periode inzetten op activiteiten gericht op het oplossen en voorkomen van wachtlijsten. Sinds oktober
2002 worden 49 samenwerkingsverbanden die lange en langdurige wachtlijsten hadden, ondersteund
vanuit de zogenaamde `specifieke aanpak'. Het traject dat deze 49 samenwerkingsverbanden volgen
was in oktober 2003 halverwege, voorzien is in beëindiging aan het eind van 2004. In de volgende
paragraaf wordt uitgebreid ingegaan op de voortgang van de specifieke aanpak.
Ook blijkt de wetgeving die drie plaatsingsdata per jaar voorschrijft effect te hebben. De wet, die per 1
augustus 2003 in werking is getreden, verplicht scholen leerlingen met een PCL-beschikking uiterlijk
te plaatsen op de eerste dag na de zomervakantie, op de eerste dag na de kerstvakantie en per 1 april
van enig schooljaar. Op basis van het inspectierapport kan worden vastgesteld dat leerlingen sneller
geplaatst worden en dat minder leerlingen langer dan 3 maanden wachten op plaatsing op een speciale
school voor basisonderwijs. Veel samenwerkingsverbanden hebben vooruitlopend op deze wetgeving
de plaatsingsdata al in het schooljaar 2002-2003 ingevoerd. Als er conform de wet uitgegaan wordt
van maximaal drie maanden wachttijd, dan zouden slechts 99 leerlingen op een wachtlijst staan.
De inspectie heeft onderzocht of er verschil in omvang van wachtlijsten en lengte van wachttijd
bestaat tussen samenwerkingsverbanden in de Randstad en in de rest van Nederland. Gemiddeld staan
er in de Randstad 1,3 leerlingen op een wachtlijst tegenover 1,0 leerling elders in Nederland. Het
verschil is wel aanzienlijk teruggelopen ten opzichte van vorig jaar. Toen was de verhouding van
leerlingen op een wachtlijst in de Randstad ten opzichte van de rest van Nederland 3,5 : 1,0. Het aantal
leerlingen op een wachtlijst is dus vooral in de Randstad afgenomen.
Op basis van de inventarisatie van de Inspectie blijkt dat samenwerkingsverbanden met wachtlijsten
op verschillende niveaus maatregelen nemen. Men breidt de bovenschoolse zorg uit, de speciale
school voor basisonderwijs wordt ingericht op een flexibele instroom, maar vooral treft men
maatregelen om de zorg op de basisschool te verbeteren. Van het verbeteren van de zorg op de
basisschool verwachten de coördinatoren van samenwerkingsverbanden het meeste effect als het gaat
om verkleinen en voorkomen van wachtlijsten. Dat deze maatregelen effect sorteren kan worden
opgemaakt uit de afname van het aantal leerlingen op een onderzoekslijst voor de Permanente
Commissie Leerlingenzorg.
---
3.2 Kwaliteitsverbetering samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School
Met de vierde voortgangsrapportage Weer Samen Naar School (Kamerstukken 21860 nr. 68) heb ik u
geïnformeerd over het traject specifieke aanpak wachtlijsten. Doel van de specifieke aanpak is het
duurzaam wegwerken van de wachtlijsten binnen twee jaar bij samenwerkingsverbanden met
hardnekkige problemen. Binnen deze aanpak is de Inspectie gevraagd negenenveertig aan dit traject
deelnemende samenwerkingsverbanden te stimuleren en te volgen in de ontwikkeling en uitvoering
van verschillende verbeterplannen. Het resultaat is neergelegd in de rapportage `Kwaliteitsverbetering
samenwerkingsverbanden WSNS'.
Op basis van de inspectierapportage kan worden vastgesteld dat het traject specifieke aanpak
wachtlijsten na het eerste projectjaar een positief beeld geeft. Van de samenwerkingsverbanden is 86%
er in geslaagd hun resultaatsgerichte activiteiten in voldoende mate uit te voeren. Bij vier
samenwerkingsverbanden is vertraging in de uitvoering van activiteiten geconstateerd, bij drie
samenwerkingsverbanden is sprake van ernstige vertraging. Eind 2003 is met deze drie
samenwerkingsverbanden een bestuurlijk gesprek gevoerd. Op basis van de resultaten van deze
gesprekken en de inzet van de samenwerkingsverbanden is besloten dat zij ook de middelen krijgen
voor het tweede jaar van uitvoering van de verbeterplannen.
In alle samenwerkingsverbanden is hard gewerkt aan de realisatie van de plannen en er is veel
gerealiseerd, ondanks de lang niet altijd ideale context waarbinnen de plannen uitgevoerd moesten
worden. De start van de projecten is bij het merendeel van de samenwerkingsverbanden niet soepel
verlopen. De complexiteit van de lokale overlegsituaties, personele problemen en de veel zwaardere
dan verwachte selectieprocedure zijn hier vooral debet aan geweest. In de tweeënveertig succesvolle
samenwerkingsverbanden zijn opvallende resultaten geboekt. Er staan minder leerlingen op
wachtlijsten, bij een aantal samenwerkingsverbanden zijn de wachtlijsten zelfs geheel verdwenen. Ook
worden er minder leerlingen naar het speciaal onderwijs verwezen.
Driekwart van de samenwerkingsverbanden heeft uitgesproken waardering voor de specifieke aanpak
wachtlijsten (onder meer de projectstatus, de extra middelen en de grote inzet van de vele
betrokkenen). De samenwerkingsverbanden ervaren het werken met resultaatsgerichte verbeterplannen
als een impuls tot echte verbeteringen. Ook de wijze waarop wordt samengewerkt met partners als de
expertgroep en de inspectie wordt gewaardeerd.
De activiteiten die de samenwerkingsverbanden in hun projectplannen hebben opgenomen richten zich
op het verbeteren van de kwaliteit van zorg en begeleiding op basisscholen, op speciale scholen voor
basisonderwijs en op bovenschools terrein. Alle aan de specifieke aanpak deelnemende
samenwerkingverbanden kennen gemeenschappelijke activiteiten, zoals het (leren) werken met een
zorgscan om onder andere zicht te krijgen op veelverwijzende basisscholen binnen het
samenwerkingsverband. Een ander instrument voor kwaliteitsverbetering is
deskundigheidsbevordering door scholing en begeleiding. De speciale scholen voor basisonderwijs
kennen soortgelijke activiteiten, aangevuld met specifieke aandacht voor preventieve ambulante
begeleiding. Ook op het bovenschoolse niveau vinden tal van activiteiten plaats, zoals de bewaking en
verdeling van het zorgbudget, de inrichting en werkwijze van de PCL, afstemming van WSNS-
activiteiten met andere activiteiten van onderwijs en zorg.
---
3.3. Oorzaken van wachtlijsten
In het onderzoeksverslag "Wachtlijsten in de samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School"
(Smeets e.a., ITS, 2003) wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de oorzaken van wachtlijsten.
Onderzocht is of er oorzaken zijn aan te wijzen in de bestuurlijke structuur en het bestuurlijk
functioneren van samenwerkingsverbanden. Ook is onderzocht welke zorg wordt geboden aan
leerlingen die op een wachtlijst staan en welke oplossingen voor de wachtlijsten bestaan.
Uit het onderzoek blijkt dat de bestuurskracht van samenwerkingsverbanden zwak is, dat de
coördinator vaak wisselt en dat scholen niet worden aangesproken op hun verwijzingsgedrag. Ook is
de informatie binnen het samenwerkingsverband niet op orde en zijn er weinig alternatieven voor
verwijzing naar een speciale school voor basisonderwijs voor handen.
In bijna eenderde van de samenwerkingsverbanden met een wachtlijst is sprake van
wachtlijstproblematiek met een structureel karakter. In een kwart van de samenwerkingsverbanden
kan de wachtlijst worden gezien als het resultaat van frictie: in de loop van het schooljaar raakt de
capaciteit van de speciale school voor basisonderwijs vol. Uit de resultaten blijkt verder dat de kans op
een wachtlijst groter is naarmate het samenwerkingsverband meer leerlingen telt, het
deelnamepercentage in de afgelopen jaren is gestegen, er meer achterstandsleerlingen zijn en er een
Permanente Commissie Leerlingenzorg is met een brede taakstelling. Vastgesteld kan worden dat de
plaatsingsproblematiek in grotere samenwerkingsverbanden ernstiger is.
Leerlingen op een wachtlijst krijgen vooral extra hulp en begeleiding van de eigen leerkracht. De helft
krijgt hulp van een remedial teacher en een kwart krijgt ambulante begeleiding vanuit de speciale
school voor basisonderwijs.
Uit de gevalsstudies en de workshops komen drie soorten oplossingen naar voren: uitbreiden of
flexibeler omgaan met de capaciteit van het speciaal basisonderwijs, terugdringen van verwijzing door
het basisonderwijs en verbeteren van het functioneren van het samenwerkingsverband. Uitbreiding van
het speciaal basisonderwijs heeft niet de voorkeur. In veel verbanden wordt de oplossing gezocht in
een combinatie van terugdringen van verwijzing en het versterken van het functioneren van het
samenwerkingsverband.
Maatregelen die het functioneren van het samenwerkingsverband verbeteren, hebben vooral
betrekking op de bestuurskracht van het verband. Dat kan bijvoorbeeld door het bestuur van het
samenwerkingsverband en de coördinator meer bevoegdheden te geven en door het veelvuldig
wisselen van de coördinator tegen te gaan. Scholen moeten ook bestuurlijk worden aangesproken op
hun verwijzingsgedrag. Informatiestromen moeten zo worden ingericht dat er zicht is op
leerlingenstromen en ontwikkelingen daarin, op deskundigheden of zorgprofielen van basisscholen en
op de redenen waarom scholen verwijzen. Tot slot moeten er meer alternatieven worden geboden voor
verwijzing, zoals het actief plaatsen van leerlingen op een andere basisschool, opvang in hulpklassen,
deeltijdplaatsing in het speciaal basisonderwijs en het werken met tijdelijke in plaats van definitieve
beschikkingen.
---
4 Onderzoek naar ontwikkelingen binnen Weer Samen Naar School
In paragraaf 4.1 wordt ingegaan op ontwikkelingen die zich voor doen in de samenwerkingsver-
banden Weer Samen Naar School. Door middel van de WSNS-monitor worden
samenwerkingsverbanden een aantal jaren achtereen op verschillende thema's ondervraagd. Op deze
manier is er zicht op meerjarige ontwikkelingen binnen samenwerkingsverbanden. Door CLU van de
Rijksuniversiteit Utrecht is onderzoek gedaan naar het functioneren van de Permanente Commissies
Leerlingenzorg en naar kenmerken van zorgleerlingen. In paragraaf 4.2 treft u de bevindingen aan.
4.1 Ontwikkelingen in de samenwerkingsverbanden
Sinds het schooljaar 1992-1993 wordt jaarlijks onderzoek gedaan naar de stand van zaken in de
samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School (WSNS). Deze informatie wordt gepubliceerd in
de WSNS-monitor die door het Instituut voor sociaal-wetenschappelijk beleidsonderzoek (IVA) wordt
uitgevoerd. Voor de eerste keer is de Stuurgroep WSNS+ hier nauw bij betrokken. De Stuurgroep
heeft ervoor gekozen de vragen op een zelfde wijze te formuleren als in voorgaande jaren, zodat de
gebruikers van de monitor (zowel de politiek, het landelijk beleid als de samenwerkingsverbanden)
een en ander in meerjarig perspectief kunnen plaatsen. De monitor is dit jaar aangevuld met vragen
naar het gebruik van ken- en stuurgetallen en leerlingenzorg. Op deze wijze worden extra gegevens
verzameld voor het landelijk beleid, voor de activiteiten van WSNS+ en voor landelijke projecten op
de terreinen kwaliteitszorg, integraal personeelsbeleid en onderwijsachterstanden.
De WSNS-monitor heeft deze keer een respons van 66 %, een lichte stijging ten opzichte van de
vorige keer. Zoals gebruikelijk kunnen de samenwerkingsverbanden beschikken over de verzamelde
gegevens ter ondersteuning van de `eigen' beleidscyclus.
Ten aanzien van de structuur van de samenwerkingsverbanden, hun functioneren, de inzet van
middelen en formatie en het beleid van samenwerkingsverbanden kan op basis van de monitor worden
vastgesteld dat er ten opzichte van het voorgaande schooljaar weinig veranderingen zijn opgetreden.
Adaptief onderwijs blijft in de scholen hoog op de prioriteitenlijst staan. Ook is er toenemende
behoefte om een goed zicht te krijgen op wat de scholen binnen het samenwerkingsverband
daadwerkelijk aan zorg kunnen leveren. Daartoe worden de zorgprofielen van de scholen in kaart
gebracht. Daarnaast staat afstemming en samenwerking met de leerlinggebonden financiering en het
onderwijsachterstandenbeleid hoog op de agenda. Volgens de WSNS-monitor zijn knelpunten de
toegenomen werkdruk als gevolg van verdichting van problematiek en krapte van middelen. Ook de
aansluiting bij en samenwerking met het vervolgonderwijs wordt als knelpunt gezien.
Bijna elke school heeft een interne begeleider en in 75% van de samenwerkingsverbanden zijn
ambulante begeleiders actief. Basisscholen bouwen steeds meer deskundigheid op in het bieden van
zorg. Scholen hebben echter nog te weinig diagnose-instrumenten beschikbaar, waardoor zij
aangewezen zijn op dure externe onderzoeken.
Tot slot is de coördinatoren gevraagd naar de meerwaarde van samenwerkingsverbanden. De
coördinatoren zijn tevreden over de manier waarop hun samenwerkingsverband functioneert, er zijn
duidelijke afspraken gemaakt over taakverdeling en zorgbeleid. Het ontbreekt de samenwerkingsver-
banden echter nog aan goed zicht op wat de scholen aan zorg kunnen bieden. Door WSNS is meer
samenwerking tot stand gekomen, zowel binnen scholen als tussen scholen onderling en tussen
reguliere basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs. Er is meer gezamenlijke
verantwoordelijkheid ontstaan voor zorgleerlingen en er is meer deskundigheid opgebouwd over de
leerlingenzorg. Ook wordt geconstateerd dat WSNS als aanjager van onderwijsvernieuwing fungeert.
De meerwaarde van samenwerkingsverbanden kan nog verder worden vergroot door beter gebruik van
stuur- en kengetallen. Het onlangs door WSNS+ opgerichte centrum voor stuur- en kengetallen kan op
dit gebied goede diensten bewijzen.
10
4.2 Functioneren van de PCL en kenmerken van zorgleerlingen
Sinds 1998 functioneren de Permanente Commissies Leerlingenzorg (PCL's). De PCL heeft de
wettelijke taak om te beoordelen of de zorgbehoefte van de individuele leerling zodanig is dat hij/zij
toelaatbaar is tot het speciaal basisonderwijs of juist andere zorg binnen het samenwerkingsverband
nodig heeft. Gezien de problematiek van zorgleerlingen die in aanmerking komen voor een PCL-
beschikking is besloten om de ondersteuning van de zorgbehoeften van leerlingen regionaal te
beoordelen. Daar bestaat immers het beste overzicht over welke zorg waar beschikbaar is. Daarmee is
de PCL een uitvoeringsorgaan van het samenwerkingsverband. Het CLU van de Rijksuniversiteit
Utrecht heeft onderzoek gedaan naar het functioneren van de PCL en probleemkenmerken van
zorgleerlingen. Het onderzoeksverslag is als bijlage bij deze voortgangsrapportage gevoegd. Het
onderzoek levert veel nieuwe gegevens op. Ten aanzien van het functioneren van de PCL geldt dat de
meeste beoordelingen van leerlingen leiden tot een beschikking, waarbij argumenten als "ernst van de
problematiek" en "school kan de zorgvraag van de leerling niet aan" doorslaggevende argumenten
zijn. Vaak is dat al op 6- of 7-jarige leeftijd. Daarnaast is er een groep die een negatieve beschikking
krijgt. Vaak gaat het daarbij om leerlingen van wie de problematiek te zwaar wordt geacht voor het
speciaal basisonderwijs en die naar een REC worden verwezen. Het merendeel van de PCL's typeert
deze leerlingen als leerlingen met buitengewoon geringe cognitieve capaciteiten (IQ
Eenderde van de PCL's heeft een brede taakstelling, verricht aanvullend onderzoek en geeft aan hoe
begeleiding en extra zorg er uit kan zien. Echter, driekwart van de zogenoemde brede PCL's vindt dat
zij niet tijdig worden ingeschakeld bij de zorgverlening van de leerlingen. Dat is vreemd, omdat dat nu
juist de meerwaarde van de brede PCL's is. In de meeste PCL's zitten onderwijskundigen en
orthopedagogen. Ongeveer een kwart van de PCL's beschikt daarnaast over deskundigheid ten aanzien
van maatschappelijk werk, klinisch onderzoek en gezondheidszorg. Veel PCL-leden hebben ook
functies binnen het samenwerkingsverband. In ongeveer 49% van de onderzochte PCL's zit een
directeur uit het basisonderwijs, in maar liefst 41% zit een directeur uit het speciaal basisonderwijs.
In een schriftelijke enquête in het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs is gezocht naar
leerlingkenmerken van zorgleerlingen. Het blijkt dat de leraar over het algemeen hoe verschillend
ook - gemiddeld zo'n 7 van de 25 leerlingen aanmerkt als "zorgleerling". Deze verhouding wordt niet
anders gepercipieerd als er al zorgleerlingen naar het speciaal basisonderwijs zijn verwezen. In de
onderbouw liggen de problemen vooral bij technisch lezen en spellen, in de bovenbouw juist bij
rekenen en wiskunde. 80% van de aangemerkte zorgleerlingen kampt met leerproblemen. Opvallend is
dat in de onderbouw van het speciaal basisonderwijs de problemen ernstiger zijn dan in de boven-
bouw. Wat verder opvalt, is dat leraren in het basisonderwijs gemiddeld drie problemen aan hun
zorgleerlingen toeschrijven, in het speciaal basisonderwijs zijn er combinaties van gemiddeld vijf
problemen. Er is dus vaak sprake van meervoudige problematiek. Ook blijkt uit het onderzoek dat
dyslectische leerlingen vooral in het basisonderwijs worden opgevangen. De analyse van de
leerlingendossiers van de PCL's bevestigt het bovenstaande beeld. De problemen liggen vooral op de
gebieden leerontwikkeling en leerachterstand, sociaal- emotionele ontwikkeling en cognitieve
capaciteiten. Ook concludeert dit deelonderzoek dat de leerlingendossiers een sterk gefragmenteerd
beeld geven van de leerling en niet alle zaken vermelden die van belang zijn om een beschikking af te
geven. WSNS+ zal het komende schooljaar op deze punten extra ondersteuning bieden.
---
5. Zorgleerlingen
In eerdere voortgangsrapportages over het Weer Samen Naar Schoolbeleid is ingegaan op het belang
om het onderwijs zodanig toe te rusten dat zoveel mogelijk (zorg)leerlingen hun opleiding in het
basisonderwijs kunnen afronden. Dat kan door bijvoorbeeld de deskundigheid van de leraar en de
interne begeleider in het basisonderwijs te vergroten. Door een accent te leggen op de
deskundigheidsbevordering zijn de leraar en de interne begeleider beter in staat om in te spelen op de
specifieke onderwijsbehoefte van de zorgleerling. Van belang daarbij is dat de leraar materiaal
voorhanden heeft om remediërend met de leerling aan de slag te gaan en dat er verschillende vormen
van begeleiding voor zowel leraar als leerling beschikbaar zijn. De Stuurgroep WSNS+ heeft de
afgelopen periode activiteiten opgezet om de deskundigheid van leraren en interne begeleiders in het
basisonderwijs te vergroten op het terrein van dyslexie, attention deficit hyperactivity disorder (adhd),
(hoog)begaafdheid en autisme. De deskundigheidsvergroting was onder andere gericht op
handelingsgericht werken en het (kunnen) toepassen van handelingsgerichte diagnostiek. Een andere
activiteit is het inrichten van een landelijk netwerk zorgleerlingen. Vanuit dit netwerk wordt gewerkt
aan maatregelen die leraren ondersteunen met materiaal, advies en begeleiding. De inspectie zal dit
jaar gericht onderzoek doen naar de wijze waarop scholen omgaan met leerlingen met ADHD,
dyslexie of een stoornis in het autistisch spectrum, en hoogbegaafde leerlingen. Het onderzoek vindt
plaats in het gehele primair onderwijs. Eind 2004 zal hierover een publicatie verschijnen. Voor een
beschrijving van activiteiten op het terrein van autisme wordt verwezen naar de vijfde
voortgangsrapportage leerlinggebonden financiering (Kamerstukken 27728 nr. 60).
5.1 Dyslexie
De toegenomen belangstelling en aandacht voor dyslectische leerlingen (3,6% van de
basisschoolpopulatie) heeft geleid tot een aantal concrete activiteiten. Het Expertisecentrum
Nederlands heeft een "Protocol Leesproblemen en Dyslexie" ontwikkeld. Ook is zorggedragen voor
scholing in het gebruik van het protocol. Alle scholen in het primair onderwijs hebben de beschikking
over het protocol.
Bij de behandeling van de begroting 2004 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is
door de Tweede Kamer het belang van activiteiten gericht op het omgaan met dyslectische leerlingen
onderschreven. De Tweede Kamer heeft bijamendement extra middelen beschikbaar gesteld om
knelpunten voortvarend aan te pakken. Met deze extra impuls hebben het Katholiek Pedagogisch
Centrum, het Expertisecentrum Nederlands en de Stuurgroep WSNS+ in overleg met andere
deskundigen een masterplan dyslexie voor het schooljaar 2004/2005 uitgewerkt. Het masterplan zorgt
voor afstemming en brengt samenhang aan in de activiteiten gericht op verbetering van het onderwijs
aan dyslectische leerlingen. Het plan bestaat uit een viertal hoofdprojecten, te weten: een geïntegreerde
aanpak dyslexie, implementatie en scholing in het primair en voortgezet onderwijs,
deskundigheidsbevordering op de lerarenopleidingen en afstemming met externe zorg en met de
thuissituatie. Informatie voor ouders van kinderen met dyslexie is ook onderdeel van het plan.
De ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werken
nauw samen en hebben een taakverdeling van activiteiten op het terrein van dyslexie afgesproken.
5.2 Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD)
Leerlingen met ADHD hebben een stoornis die gekenmerkt wordt door hyperactiviteit en een gebrek
aan concentratie. Naar schatting komen bij twee procent van de leerlingen van 5 t/m 14 jaar ernstige
symptomen van ADHD voor. Zij komen in aanmerking voor een specifieke behandeling. ADHD komt
ongeveer viermaal meer voor bij jongens dan bij meisjes. ADHD kan uitsluitend door medisch
geschoold personeel worden vastgesteld. De diagnose ADHD komt voort uit een nauwkeurig en
uitgebreid diagnostisch onderzoek door een kinderarts, kinderpsychiater, -psycholoog of neuroloog.
In de Tweede Voortgangsrapportage Weer Samen Naar School (TK 2001, kamerstukken 21860 nr. 60)
is verslag gedaan van het advies van de Gezondheidsraad over ADHD. De klankbordgroep ADHD
begeleidt de uitvoering van dit advies en zal hierover medio 2004 aan betrokken departementen
rapporteren.
12
Uit een studie van het Landelijk Centrum Onderwijs & Jeugdzorg (LCOJ) blijkt dat er weinig
initiatieven zijn om de samenwerking te bevorderen tussen zorg- en onderwijsinstellingen voor
kinderen met ADHD. In 2003 heeft het LCOJ het project "Verbetering regionale samenwerking
leerlingenzorg, gezondheidszorg en jeugdzorg voor kinderen met ADHD" uitgevoerd. Daarbij is
samengewerkt met de Stuurgroep WSNS+. In dat project is een beschrijving gemaakt van de
samenwerking tussen de verschillende instellingen. Het is uitgevoerd in de regio's Delflanden,
Rotterdam, Flevoland en Maastricht. Op basis van beschrijvingen en inventarisaties blijkt de wijze
waarop in de regio Delflanden samenwerking is georganiseerd en de wijze waarop wordt omgegaan
met signalering, vroegtijdige interventie en zorgverlening voor kinderen met ADHD, een voorbeeld te
(kunnen) zijn voor anderen. Een van de voorwaarden voor het slagen van samenwerkingsvormen zoals
in de regio Delfland is de financiële betrokkenheid van gemeentelijke en provinciale overheden en
schoolbesturen.
Naar aanleiding van de door het LCOJ uitgevoerde studie is een publicatie "Naar een betere zorg voor
kinderen met ADHD" verschenen. Mede naar aanleiding van deze publicatie zal in 2004 worden
gestart met het ontwikkelen van een handreiking voor samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar
School. Doel van de handreiking is om door afstemming en samenwerking met zorginstellingen en
onderwijsvoorzieningen de zorgverlening aan kinderen met ADHD en de ondersteuning van hun
ouders en scholen te verbeteren. De Stuurgroep WSNS+ is bij de ontwikkeling en uitvoering op
scholen betrokken.
Tot slot kan gemeld worden dat vanuit de LPC een cursus "Omgaan met drukke kinderen in de klas"
beschikbaar is. Recent is de cursus uitgebreid met een module die specifiek gericht is op leid(st)ers en
leerkrachten die werken met jonge kinderen in de leeftijd van 3 tot 7 jaar.
5.3 Hoogbegaafdheid
In het jaar 2000 zijn er twee landelijke informatiepunten voor (hoog)begaafdheid ingesteld, een voor
het basisonderwijs en een voor het voortgezet onderwijs. De informatiepunten zijn beschikbaar voor
vragen van met name leraren en begeleiders op het terrein van opvang en begeleiding van
(hoog)begaafde leerlingen (www.infohoogbegaafd.nl). Door middel van conferenties wordt gezorgd
dat informatie en kennis kan worden verspreid onder leraren, experts en specialisten van
schoolbegeleidingsdiensten. In de praktijk blijkt dat er een verschuiving is waar te nemen van
aandacht voor het herkennen en erkennen van (hoog)begaafden naar meer concrete oplossingen voor
het adequaat omgaan met deze leerlingen.
De samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School zijn door het informatiepunt basisonderwijs
ondervraagd over het onderwerp (hoog)begaafdheid. Het blijkt dat samenwerkingsverbanden wel
aandacht hebben voor dit thema, maar dat zij moeite hebben met het prioriteren en faciliteren van
structurele aandacht voor (hoog)begaafde leerlingen.
Het Instituut voor Leerplanontwikkeling (SLO) voorziet het veld van actuele informatie over
uitdagende leermiddelen en heeft materiaal op het terrein van taal en rekenen voor (hoog)begaafden
ontwikkeld. Ook dit jaar wordt er door SLO verder gewerkt aan materiaal voor deze doelgroep. Een en
ander leidt tot aanpassingen van bestaande taal- en reken/wiskundemethoden, zodat deze bruikbaar
zijn voor (hoog)begaafden
In 2003 is de Koepel Hoogbegaafdheid opgericht waarin drie belangenverenigingen voor
hoogbegaafden, te weten Hint, Choochem en Pharos vertegenwoordigd zijn. Deze verenigingen
werken nauw samen en bundelen hun krachten op het terrein van (hoog)begaafden. Zij zijn
vertegenwoordigd in het Landelijk Netwerk Zorgleerlingen van WSNS+.
De Stichting Plato houdt zich eveneens bezig met de belangen van (hoog)begaafden. Deze Stichting
richt zich vooral op ouders en belangenverenigingen. De Stichting Plato houdt via haar website
(www.plato.caiw.nl ) een materialenbank voor (hoog)begaafden in stand. In samenwerking met de
Zeeuwse onderwijsbegeleidingsdienst zijn materialen voor (hoog)begaafde leerlingen ontwikkeld.
In het kader van het project `Initiatiefrijke scholen' zijn er projecten gericht op een betere aansluiting
voor hoogbegaafde leerlingen van het primair naar het voortgezet onderwijs. Een aantal hoogbegaafde
13
basisschoolleerlingen wordt één dag per week opgevangen in een speciale 8+ groep op een school
voor voortgezet onderwijs.
Het ITS en het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek, beide verbonden aan de Katholieke Universiteit
van Nijmegen, voeren op verzoek van mijn departement de komende vier jaar een onderzoek uit naar
succescondities voor onderwijsondersteuning van hoogbegaafde leerlingen.
14
6. Samenvatting en conclusies
Met de voorliggende zesde rapportage over het Weer Samen Naar School-beleid, kan worden
vastgesteld dat de positieve ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben afgetekend, zich
hebben voortgezet. In korte tijd zijn de wachtlijsten voor plaatsing op een speciale school voor
basisonderwijs in omvang fors teruggebracht. Het blijkt dat als de leraar, de school en het
samenwerkingsverband in staat gesteld worden de problemen die zij met hun leerlingen ervaren op een
`eigen' manier (en met een beetje hulp van anderen) kunnen oplossen, er goede resultaten geboekt
worden. De Stuurgroep WSNS+ heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld en het lijkt er op dat de
bottum-up aanpak, nu twee jaar na instelling van de Stuurgroep WSNS+ vruchten afwerpt.
De afgelopen jaren was de aanwezigheid van wachtlijsten en onderzoekslijsten een belangrijk punt van
aandacht. Leerlingen moesten vaak lang wachten op een plaats op een speciale school voor
basisonderwijs. Inmiddels, zo blijkt uit het Inspectierapport is er een forse slag gemaakt in het
oplossen en voorkomen van die lijsten. De ontwikkeling die zich de afgelopen jaren manifesteerde
heeft zich op alle terreinen voortgezet. Bij samenwerkingsverbanden die deelnemen aan de
zogenaamde `specifieke aanpak' stond het duurzaam wegwerken van wachtlijsten het afgelopen jaar
bovenaan de agenda. Naar nu blijkt kan worden vastgesteld dat in het eerste projectjaar goede
resultaten zijn geboekt. In dat eerste jaar is 86% van de deelnemende samenwerkingsverbanden er in
geslaagd hun activiteiten in voldoende mate uit te voeren.
Gesteld kan worden dat de specifieke aanpak wachtlijsten heeft geleid tot een forse afname. In twee
jaar tijd zijn de wachtlijsten in omvang met bijna tweederde afgenomen. Historisch gezien zijn de
wachtlijsten nog nooit zo klein geweest. Ook het feit dat de Inspectie nauwgezet de ontwikkelingen
volgt lijkt bij te dragen aan deze positieve ontwikkeling. Het deelnamepercentage, het aantal leerlingen
in het speciaal basisonderwijs ten opzichte van het aantal leerlingen in het regulier basisonderwijs,
ontwikkelt zich eveneens positief. Ook de WSNS-monitor bevestigt de positieve trend bij de
verschillende ontwikkelingen.
De Permanente Commissies Leerlingenzorg hebben sinds 1998 een taak bij het beoordelen van
leerlingen voor toelating op een speciale school voor basisonderwijs. Uit recent onderzoek kan worden
vastgesteld dat er geen behoefte bij deze commissies bestaat aan landelijke beoordelingscriteria. Uit
het onderzoek naar dossiers en kenmerken van zorgleerlingen blijkt dat een leraar in het
basisonderwijs gemiddeld 7 van de 25 leerlingen aanmerkt als zorgleerling, ongeacht de vraag of
betreffende leerlingen al dan niet aan de PCL-criteria voldoen. Zij geven ook aan dat er in toenemende
mate sprake is van meervoudige problematiek bij deze leerlingen.
Ook de extra en specifieke aandacht voor de categorie zorgleerlingen met complexe problemen, zoals
dyslexie, ADHD, autisme en hoogbegaafde leerlingen heeft zich het afgelopen jaar verder ontwikkeld.
Verschillende materialen, handreikingen, voortgezette implementatietrajecten, begeleiding en andere
middelen om deze zorgleerlingen het onderwijs te bieden dat past bij hun ontwikkeling, hebben hun
weg gevonden naar de scholen en hun leraren.
In 2004 vindt een omvattende evaluatie plaats van de ervaringen met het WSNS-beleid sinds de
wettelijke invoering in 1998. In die evaluatie worden de tussentijdse onderzoeken betrokken die zijn
uitgevoerd onder regie van de Stuurgroep beleidsgericht onderzoek primair onderwijs bij NWO. In de
evaluatie zal ook aandacht besteed worden aan de relatie met het beleid leerlinggebonden financiering
(LGF). Het verschijnen van deze evaluatie in het najaar van 2004 is reden om nu geen
voortgangsrapportage aan te kondigen. Mocht daartoe aanleiding zijn, dan zal ik u tussentijds
informeren over belangrijke nieuwe ontwikkelingen.
15