Ingezonden persbericht
PERSBERICHT
Visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep
2-4-2004
Omzien naar de Publieke Omroep: een Geheel dat minder is dan de Som der Delen
In de periode tussen 2000 en 2004 hebben de individuele Nederlandse omroepen redelijke prestaties geleverd. Zij zijn echter tekortgeschoten in hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de Publieke Omroep als geheel. Dat is de belangrijkste conclusie van de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep onder voorzitterschap van Alexander Rinnooy Kan. Door betere samenwerking moeten de omroepen op korte termijn zien te komen tot scherper geprofileerde en meer publieksgerichte netten en zenders en tezelfdertijd de voordelen van het extern pluriforme Nederlandse bestel maximaal benutten. De commissie doet hiervoor een aantal concrete aanbevelingen. Als de suggesties van de commissie voor verbetering niet tot het gewenste resultaat leiden, dan zijn ingrijpender maatregelen onvermijdelijk. De commissie beveelt dan een model aan waarbinnen de omroepen recht blijven houden op een kwart tot de helft van hun huidige zendtijd en verder kunnen meedingen naar de invulling van netten en zenders die rechtstreeks ressorteren onder de Raad van Bestuur.
De commissie vindt dat Nederland meer dan ooit behoefte heeft aan een sterke publieke omroep, die de burgers bindt, boeit en betrekt bij de samenleving. De opdracht van de Nederlandse Publieke Omroep is om de veelvormigheid en de veelkleurigheid van die samenleving te reflecteren en om voor de verschillende maatschappelijke, levensbeschouwelijke en culturele stromingen te fungeren als trefpunt en ontmoetingsplaats. Binnen het unieke Nederlandse stelsel van externe pluriformiteit vervullen omroepverenigingen hierbij een belangrijke rol.
De visitatiecommissie had de primaire opdracht van de Raad van Toezicht om na te gaan in hoeverre de Publieke Omroep in de periode 2000-2004 de beloftes die hij gedaan heeft en de verplichtingen die hem bij wet zijn opgelegd voldoende is nagekomen, en kon haar oordeel baseren op de daartoe aangeleverde zelfevaluaties die tot stand waren gekomen binnen een door de Raad van Toezicht vastgesteld kader. Daarnaast bestond de mogelijkheid om te komen met aanbevelingen. Van deze mogelijkheid heeft de commissie gebruik gemaakt. De Staatssecretaris van Media en Cultuur betrekt de uitkomsten van het rapport bij haar besluitvorming over nieuwe erkenningen en over eventuele aanpassingen van de wet voor de komende vijf jaar.
De commissie concludeert dat de omroepinstellingen binnen het aangereikte kader redelijk hebben gepresteerd en dat door velen in Hilversum met talent en inzet wordt gewerkt. Zij concludeert voor geen van de twintig beoordeelde omroepen dat hij niet langer in het Nederlandse omroepbestel thuishoort. Niettemin zet de commissie een aantal stevige kanttekeningen bij het functioneren van het bestel en de individuele omroepen. In hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de Publieke Omroep als geheel schieten de omroepen tekort. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het moeizame proces waarmee programmaschema's voor televisie en radio tot stand komen. In het bijzonder het programmeren van televisiezenders is verworden tot een inefficiënte, weinig daadkrachtige en daarom ook weinig professionele procedure. De omroepinstellingen voelen zich onvoldoende verantwoordelijk voor het succes van zenders en netten. Het resultaat is dat de terechte ambitie van de Publieke Omroep om 'van iedereen en voor iedereen' te zijn niet wordt gerealiseerd, en dat de - overigens schaarse - doelstellingen met betrekking tot kijktijdaandeel, bereik en programma-inhoud vaak niet worden gerealiseerd.
De oorzaak van de zorgelijke situatie waarin de Publieke Omroep is beland, ligt voor een belangrijke deel in de bestuurlijke structuur. De constellatie van het bestel, gericht op het organiseren en besturen van verschil, heeft zich in zijn huidige vorm ontwikkeld tot een serieuze handicap. De blik wordt te weinig op de kijker of de luisteraar gericht en te veel op interne bestelkwesties. Het geheel is daarmee uiteindelijk minder dan de som der delen.
Korte termijn
Op korte termijn bepleit de commissie dan ook de volgende maatregelen die zo goed als alle zonder majeure wetswijziging realiseerbaar zijn:
* Aan de vormgeving van de netten, zenders en internet moeten duidelijke uitgangspunten ten grondslag liggen, die zijn vastgelegd in handvesten en vertaald in net- en zenderprofielen en die mede zijn gebaseerd op een heldere gezamenlijke notie van kwaliteit.
* Op het niveau van de netten en zenders moet sprake zijn van een sterke regie door coördinatoren die namens de Raad van Bestuur knopen moeten kunnen doorhakken bij impasses en ervoor moeten zorgen dat programma's op een adequate manier in het programmaschema worden geplaatst.
* De ambities van de Publieke Omroep moeten worden omgezet in gecombineerde aanbods- , bereiks- en waarderingsdoelstellingen.
* Omroepen moeten zich duidelijk committeren aan de doelstellingen van de netten en zenders waarop ze als hoofdbespeler actief zijn.
* Aan de realisering van de doelstellingen die op het niveau van de Publieke Omroep als geheel en de afzonderlijke netten en zenders worden gedefinieerd, moeten precieze afspraken tussen Raad van Bestuur en omroepinstellingen ten grondslag liggen, waarop omroepen kunnen worden aangesproken.
* De Raad van Bestuur zet de volle beschikbare 25% (in plaats van de huidige 10%) van het programmabudget in voor netversterkende programmering.
* De Raad van Toezicht wordt samengesteld uit onafhankelijke representanten van de samenleving, die geen rechtstreekse band met de omroepen hebben.
* Omroepinstellingen worden vertegenwoordigd in een nieuw in te stellen College van Advies.
* De omroepen vergroten hun financiële transparantie en besteden meer aandacht aan innovatie en aan het ontwikkelen van jong talent.
Deze maatregelen vragen om nadere uitwerking en zullen ingebed moeten worden in een duidelijke visie op de rol, functie en betekenis van de Publieke Omroep in de toekomst. Deze ontwikkeling van een visie heeft tot nu toe onvoldoende plaatsgevonden.
Mogelijk toekomstmodel
Wanneer de maatregelen die de commissie voorstelt op termijn van enkele jaren niet tot toetsbaar betere prestaties leiden en wanneer dat kan worden toegeschreven aan de opstelling van betrokken partijen acht de commissie ingrijpender maatregelen gewenst.
De commissie heeft in de discussie daarover de elders wel bepleite modellen van 'thuisnetfusie' en 'productiehuizen' verworpen en kiest voor een model waarin de omroepverenigingen primair verantwoordelijk blijven voor het autonoom produceren van identiteitsprogramma's, waarvoor ze een kwart tot de helft van het huidige aantal programma-uren tot hun beschikking krijgen. De resterende uren worden door net- en zenderdirecties gevuld ten dienste van het afgesproken profiel, waarbij zowel de omroepverenigingen als onafhankelijke producenten een rol kunnen spelen. De Raad van Bestuur heeft in dit model de beschikking over de verdeling van zendtijd en geld en benoemt de net- en zenderdirecties (maximaal voor de helft op voordracht van de omroepen). Met dit model kunnen omroepen uitgroeien tot brede non-profit mediaorganisaties, kan de externe pluriformiteit scherper tot uitdrukking gebracht worden én kunnen meer kijker- en luisteraargerichte netten en zenders gerealiseerd worden.
De commissie is ervan overtuigd dat juist de combinatie van deze twee ingrediënten de Publieke Omroep in staat zou moeten stellen zijn onverminderd belangrijke taak te vervullen naar toenemend genoegen van alle kijkers, luisteraars en internetgebruikers van Nederland.