5 apr 2004 -
Inbreng HOOP VVD -Tweede Kamerlid Arno Visser
INBRENG Nota-Overleg HOOP ( Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan)
5 april 2004
Arno Visser, VVD Tweede Kamerfractie
- Inleiding
De oudste Europese universiteit, in Bologna, werd in de 11e eeuw opgericht, de oudste
Nederlandse in de 16e eeuw. Ondanks die lange historie kwam de maatschappelijke doorbraak
van de academie pas in de 20e eeuw. Het aantal universiteiten en hogescholen groeide, het aantal
studenten nam veel harder toe dan de bevolking. Het aantal beroepen waarvoor een hoge opleiding
noodzakelijk is eveneens. De afhankelijkheid van het hoger onderwijs is groter dan ooit. Dat wordt
de komende eeuw niet minder. Hierin schuilt achterliggende probleem dat hoort bij het HOOP;
enerzijds is er een toenemende vervlechting tussen samenleving en de instellingen en tegelijkertijd is
er een veranderende rolverdeling tussen overheid, burger en publieke instellingen.
Het gerenommeerde tijdschrift "The Economist" schreef onlangs een alarmerend artikel over de
Europese universiteiten onder de titel "Pay or decay" - 'betaal of verga'. In Oxford en Cambridge
resteren slechts mooie gebouwen en fraaie wijnkelders. Maar Harvard heeft een groter budget dan
alle Britse universiteiten bij elkaar. De Europese universiteiten zijn bureaucratisch, hebben weinig
geld en het onderzoek is niet langer van wereldklasse. "The Economist" maakte een kleine
uitzondering voor Finland en Nederland. Maar dat betekent niet dat we vandaag hier op onze
lauweren kunnen rusten. Wie de recente publicatie van de mondiale top-100 universiteiten ziet,
weet dat er werk aan de winkel is.
- Succesfactoren vertalen
We moeten leren van het succes van anderen, en de succesfactoren vertalen naar onze eigen
situatie. "The Economist" gaf de volgende 5 kenmerken van Amerikaans systeem t.o.v. Europese:
(1) de diversiteit aan opleidingen en instellingen is groter;
(2) er is meer flexibiliteit waarmee wordt gewerkt en waar opleidingen op elkaar aan kunnen
sluiten;
(3) de competitiviteit tussen instellingen, onderzoekers docenten en studenten is groter;
(4) er is differentiatie in financiering en bekostiging die meer geld oplevert, en de inzet van geld
effectiever maakt;
(5) selectie en koppeling van studenten aan opleidingen vergroot motivatie en inzet.
Deze succesfactoren vinden we niet of onvoldoende terug in Nederland. De VVD ziet in het
HOOP een geslaagde aanzet om te komen tot een omschakeling met een andere rolverdeling
tussen overheid, instellingen en studenten. De trefwoorden die daarbij een rol spelen zijn
differentiatie van collegegeld, selectiemethoden en de nieuwe wijze van bekostiging. De VVD zou
graag zien dat die aanzet tot werkelijkheid wordt.
- Differentiatie
Stel dat inderdaad 50% van de bevolking hoger opgeleid is. Als tegelijkertijd meer belastinggeld
per student beschikbaar komt, betekent dat feitelijk meer financiële bijdragen van en door lager
opgeleiden. Het betekent dat zij die niet studeren meer belasting moeten gaan betalen voor hen die
wél studeren. Dat is in de ogen van de VVD niet rechtvaardig.
Daarbij komt dat in een kenniseconomie de lager opgeleiden worden verdrongen op de
arbeidsmarkt. Ik lees in de stukken dat er een structureel tekort wordt verwacht aan hoog
opgeleiden. Hun salarissen stijgen. Tegelijkertijd neemt voor laag opgeleiden het risico van
werkloosheid toe. De VVD is van mening dat het profijtbeginsel verder ingevoerd moet worden.
Dat leidt tot collegegelddifferentiatie. De richting is méér private middelen, meer persoonlijke
investeringen in het onderwijs. Niet als vervanging voor de huidige publieke middelen, maar om
meer geld te genereren.
- Bandbreedte
Laat ik hier meteen aan toevoegen, dat een wijziging van de studiefinanciering parallel moet lopen
met en tegelijk moet worden ingevoerd met het mogelijk maken van die bevoegdheid tot
differentiatie. De VVD denkt aan het vrijgeven van collegegeld binnen vastgestelde bandbreedtes.
Zolang het collegegeld daar niet overheen gaat, kan het extra geld worden geleend via de
studiefinanciering die wordt uitgevoerd door de IBG. Vraagt een instelling een collegegeld dat
hoger is dan de bandbreedte, dan moet een voorziening worden getroffen waarmee tevoren
duidelijk is hoe dat extra kan worden verkregen: lenen, beurs, of student-assistentschap. Tot slot,
de bandbreedtes kunnen voor de bachelor-opleiding anders worden vastgesteld dan voor het
masters-gedeelte.
- Selectie
Van hier is het een kleine stap naar selectie. Ook hier biedt de bachelors-masters structuur nieuwe
kansen. In de Eindrapportage van de Begeleidingscommissie Decentrale Toetsing werd daar al op
gewezen; bij selectiemethoden voor de masters is er geen sprake van 'selectie aan de poort'. Een
tweede fenomeen waar in de Eindrapportage op werd gewezen, is de toegenomen vrijheid van
scholen ten aanzien van het schoolexamen. De commissie signaleert: "Er is een toelatingsrecht,
terwijl de toelaatbaarheid lijkt te verminderen." Nog een citaat:
"Gesignaleerd wordt dat als het eindniveau van scholieren sterker zal differentiëren en als
de rol van het centraal schriftelijk getoetst examendeel kleiner wordt, dit de wens van
ho-instellingen naar decentrale toelating en meer selectie in het hoger onderwijs kan doen
toenemen."
Dat laatste bleek ook vorige week tijdens de hoorzitting, waar alle vertegenwoordigers van de
universiteiten aangeven te werken aan nieuwe vormen van toetsing, begeleiding, motivering en
dergelijke. Daar hoort wel de garantie bij, dat wie slaagt voor de toelating, later niet mag worden
geweigerd op financiële gronden. Een toelatingscommissie mag niet beschikken over financiële
antecedenten.
- Zelfselectie
Sinds de jaren tachtig is het rendement van het hoger onderwijs fors gedaald. Verkeerde keuze en
gebrek aan motivatie speelt daarbij een grote rol. Wellicht ook het gegroeide aanbod aan
opleidingen. Louter bezit van een VWO-diploma is onvoldoende garantie dat iemand vooraf de
juiste keuze maakt. Dat proces begint al op de middelbare school. Daar begint zelfselectie. De
VVD vraagt of en zo ja hoe, de staatssecretaris het mogelijk maken van
selectie-door-de-instellingen gepaard wil laten gaan met betere facilitering van zelf-selectie door
aankomend studenten?
- Kort HBO
Zojuist verwees ik naar de doelstelling om te komen tot 50% hoger opgeleiden. Uit de cijfers blijkt
dat landen met een hoger percentage hoger opgeleiden ook meer vormen van korte
praktijkopleidingen kennen. MKB-Nederland wijst op de 'associate degree'. Ik denk dat de
redenering juist is, dat de potentie aan extra hoog opgeleiden niet zit bij de VW0-ers, maar vooral
bij de doorstroming van MBO naar HBO. Volgens MKB worden de belemmeringen gevormd
door de huidige bekostiging van de instellingen en de studiefinanciering. Dat duidt erop dat het
bedrijfsleven vraagt om meer publieke middelen - wat tegen de trend in gaat. Tegelijkertijd wijst
men op de concrete belangstelling vanuit de branches en de grote behoefte die er is. Wil de
staatssecretaris hierover overleggen met de sectoren en de onderwijsinstellingen? Het lijkt me dat
dit past in de aanpak met prestatie-contracten.
- Bekostiging
Wie de omslag in het hoger onderwijs beziet, kan niet om het thema 'bekostiging' heen. De daarbij
horende vraag is: Hoe financier je op effectieve wijze zelfstandige instellingen met een deels
publieke taak? Wat de VVD betreft, moeten er twee zaken wijzigen. Ten eerste moet de
hijgerigheid uit de overheidsbekostiging van de universiteiten, en ten tweede dient 'kwaliteit' als
criterium bij de financiering mee worden gewogen.
Wat is op dit moment naast eerzucht de prikkel voor universiteiten extra kwaliteit te brengen? De
jaarlijkse overheidsbekostiging van universiteiten is gebaseerd op het aantal eerstejaars, het aantal
uitgereikte diploma's en een vast bedrag per instelling. Dat zijn de indicatoren. Anticiperend gedrag
op die indicatoren is het logische gevolg. Een paar jaar streng(er) examens afnemen leidt
automatisch tot minder diploma's - met alle consequenties van dien. Bekostiging op basis van
uitgereikte diploma's voert de druk op docenten op, om studenten dan toch maar noodzakelijke
studiepunten te verlenen met een zogeheten 'genade-zesje' - waarna de universiteit het diploma
kan uitreiken en het benodigde geld toch binnen krijgt.
Maar waar is de 'incentive' voor kwaliteit? De VVD wil de publieke bekostiging voor een deel
afhankelijk maken van de kwaliteit. Hoe hoger de kwaliteit, des te meer geld voor de betrokken
onderzoekers en onderwijzers. Waarom zou een vakgroep van internationaal aanzien, waar
bovengemiddeld hard wordt gewerkt en state-of-the-art kennis bijeen wordt gebracht, evenveel
geld krijgen als hun goed, maar gemiddeld presterende collega's elders? Waarom zouden we
internationaal befaamde kenniswerkers alleen willen stimuleren naar Nederland te komen door hen
makkelijker verblijfsvergunningen te geven, zoals het Innovatieplatform voorstelt? Waarom kan een
faculteit die er in slaagt hoogleraren van een internationaal bovengemiddelde reputatie aan te stellen,
niet een nationaal bovengemiddelde overheidsbijdrage krijgen?
Kwaliteit kan onafhankelijk worden vastgesteld door de Nederlands-Vlaams Accreditatie
Organisatie (NVAO). Deze organisatie stelt nu al vast of een opleiding aan de criteria voor
basiskwaliteit voldoet. De NVAO zou een stap verder kunnen gaan door opleidingen te voorzien
van het predikaat onvoldoende, voldoende, redelijk, goed of excellent.
Maar dit alleen is niet voldoende. Om universiteiten in staat te stellen hun nieuwe maatschappelijke
opdracht te verwezenlijk, is voorspelbaarheid in de financiering noodzakelijk. Waar van de
universiteiten meer dynamiek richting de private sector wordt gevraagd, moet stabiliteit aan de
publieke kant worden gegeven. Dat kan door de publiek gefinancierde universiteitsbudgetten niet
meer jaarlijks vast te stellen - zoals nu gebeurt - maar om de vier of 5 jaar en op basis van
concrete, toekomstgerichte voorstellen. Hiermee kunnen universiteiten zich op basis van ambitie
onderscheiden van elkaar. In deze periode heeft een universiteit de kans zich te bewijzen en de
gestelde ambities waar te maken.
Met zo'n omslag financieren we de universiteiten niet langer 'ad hoc' en met de fictie van gelijkheid.
Gedurende een vastgestelde tijd heeft de instelling zekerheid aan publieke inkomsten, waarmee
gebouwen kunnen worden gefinancierd, onderzoekers een contract kan worden geboden. Men is
dan niet meer jaarlijks afhankelijk van instroom en uitgereikte diploma's, maar men kan zich richten
op kwaliteit en de middellange termijn. Achteraf vindt dan verantwoording plaats, op basis van de
relevante feiten en met kwaliteit als toetssteen. Op die wijze financieren we niet langer met de blik
op het verleden maar met het oog op de toekomst.
Graag een reactie van de staatssecretaris of zij er voor voelt deze kant op te gaan.
Australie beschikt over uitstekende universiteiten en studenten beschikt heeft men enkele
jaren geleden besloten dat men de beste universiteit van de wereld wil hebben. Allle
universiteiten zijn nu met elkaar in competitie om de eerste plaats in eigen land te veroveren.
De universitiet die op die plaats eindigt krijgt van de overheid alle denkbare steun om de
toppositie in de wereld te veroveren. De middelen worden voornamelijk naar deze
universiteit gesluisd.
- Internationalisering
Het HOOP stelt voor te komen tot een samenhangende aanpak van internationalisering. Er is geld
beschikbaar voor nieuwe initiatieven en bestaande programma's (Delta, Huygens) kunnen anders
worden ingericht. Ik heb hierover verschillende vragen. Dient het beschikbare geld voornamelijk
beschikbaar te zijn voor buitenlandse studenten die naar Nederland willen, of Nederlandse
studenten die elders ervaring op willen doen? En met welke landen en instellingen bouw je bij
voorkeur een relatie op?
Naar de mening van de VVD dient hierop een strategisch antwoord te worden gegeven; het is
belastinggeld en inzet ervan dient dus toegevoegde waarde te hebben. Dat kan door het geld te
richten op samenwerking met een afgebakende groep landen, of voor studenten en onderzoekers
op specifieke vakgebieden. Is het daarom niet logisch met het beschikbare geld het bestaande
"Talentenprogramma" bij het Nuffic een impuls te geven? Tweede is de komst van buitenlandse
wetenschappers naar Nederland. Probleem is ondermeer de besluitperiode waarin een
verblijfsvergunning wordt afgegeven, en de hoogte van de leges. Het eerste is een organisatorisch
probleem waar aan wordt gewerkt. Het tweede een kwestie van geld. Leges worden op basis van
kostprijs vastgesteld, daartoe heeft de Kamer besloten. Als we voor wetenschappers onder de
kostprijs willen werken, zal het geld ergens vandaan moeten komen. Wellicht ziet de
staatssecretaris mogelijkheden hiertoe binnen het budget voor internationalisering.
- Titulatuur
Kort over titulatuur, dat naar mijn mening te veel aandacht gekregen. Het is een afgeleid probleem.
Het lijkt alsof het HBO zich te veel richt op die titelatuurdiscussie en de samenwerking met het
Wetenschappelijk Onderwijs, en dat ontneemt het zicht op wat gebeurt aan de verbetering van de
beroepskolom. Daarnaast als inderdaad 50% van de mensen hoger opgeleid is, dan heeft een titel
minder toegevoegde waarde. Veel interessanter is wat en waar men heeft gestudeerd. De vroegere
status van de academische titels verdwijnt vanzelf. De VVD geeft er de voorkeur aan dat
Nederland binnen de EU zoekt naar afspraken in de titulatuur in vervolg op het Bologna-proces.
Het Nederlands voorzitterschap is een goed moment om het op de agenda te zetten.
- Demografie
Bij de bespreking van het Wetenschapsbudget wees ik de minister op de demografische
problematiek aan de universiteiten: de instellingen vergrijzen en potentiële opvolgers staan niet klaar.
De Minister verwees naar het HOOP, maar ook hier blijkt geen antwoord te worden gegeven. Dit
is een groot en naar mijn mening onderschat probleem. Ik verwacht niet opeens in de
beantwoording van de staatssecretaris het ei-van-Columbus maar wel de toezegging dat de
bewindslieden met de sector om tafel gaan zitten en tot afspraken komen. Kan de staatssecretaris
toezeggen dat in of met de Begroting voor 2005 dit onderwerp manifest zal worden belicht?!
- Conclusie
Tot slot, het HOOP spreekt van visie en van richting. Wat de VVD betreft is het tijd om de richting
in te slaan en de eerste stappen te nemen. Dat betekent geen nieuwe analyses, studies of
experimenten, maar daden. We vragen veel van studenten, instellingen en bedrijven. Dan moeten
we ook veel van onszelf vragen. De 'core-bussiness van kabinet en Kamer is wetgeving. Wat de
VVD betreft zijn concrete wetsvoorstellen de basis voor verdere discussie. Dan krijgt het
veranderingsproces vaart. Dan komen we tot een nieuwe rolverdeling tussen overheid, instellingen
en studenten. De VVD wil niet struikelen over woordjes als 'top' of 'excellent' of zich blindstaren
op de metafoor Harvard. De VVD wil werken aan meer diversiteit, flexibiliteit, en gemotiveerdheid
in het hoger onderwijs. Dat is goed voor de instellingen. Dat is goed voor studenten. Dat is goed
voor Nederland.
VVD