Partij van de Arbeid

5 april 2004

Vragen van het lid Klaas de Vries (PvdA) aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

over de verlening van een verblijfsvergunning aan een Iraans echtpaar

1. Herinnert u zich nog het geval van het Iraanse echtpaar dat op 9 februari 2004 tijdens het debat over de Terugkeernota door mij aan de orde is gesteld?

2. Kunt u alsnog toelichten hoe in dit geval de besluitvorming bij de aanvraag om toelating precies is verlopen?

3. Is het waar dat middels de 14-1 brief van betrokkenen van 15 mei 2003 en een brief van de Medische Opvang Asielzoekers (MOA) in Utrecht van 14 januari 2004 aan u gemeld is dat mevrouw in een terminale fase van haar ziekte verkeerde?

4. Kunt u aangeven waarom aan mevrouw desalniettemin geen verblijfsvergunning op humanitaire of andere gronden is verleend?

5. Is het waar dat op 2 maart 2004, op de dag van het overlijden van mevrouw, door u alsnog een toezegging is gedaan dat mevrouw een verblijfsvergunning zou verkrijgen? Zo ja, wat is de precieze aanleiding geweest om alsnog deze verblijfsvergunning toe te zeggen?

6. Zijn er vergelijkbare gevallen waarin op grond van de inherente afwijkingsbevoegdheid alsnog een verblijfsvergunning is verleend naar aanleiding van het onderhavige geval? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het?

7. Welke (nadere) instructies zijn naar aanleiding van deze zaak gegeven aan de IND om te bevorderen dat in de toekomst zorgvuldiger wordt getoetst?

8. Bent u bereid om de heer X alsnog een verblijfsvergunning te verlenen op humanitaire gronden gezien de combinatie van factoren die het geval van de heer X zeer schrijnend maakt? Zo neen, waarom niet?

Ind dossiernummer: 0012.03.2012

TK 2003-2004, 29 344, nr. 19


---
Tweede Kamer der Staten-Generaal www.tweedekamer.nl

Aan dit bericht kunnen geen rechten worden ontleend.