IP/04/457
Brussel, 5 Apr 2004
Luchtvervuiling: de Commissie neemt juridische stappen tegen 10
lidstaten
De Europese Commissie heeft Frankrijk, België, Nederland, Duitsland,
Oostenrijk, Italië, Portugal en Zweden een tweede schriftelijke
waarschuwing gestuurd, omdat ze EU-wetgeving die bedoeld is om het
gebruik van laagzwavelige benzine en diesel te bevorderen, niet
toepassen. Met deze wetgeving wordt getracht de hoeveelheid zwavel in
brandstof tot 10 mg/kg te verlagen. Dit levert een bijdrage tot de
beperking van de emissie door motorvoertuigen, die schadelijke
gevolgen heeft voor de gezondheid van de mens en het milieu. De
nationale wetgeving had op 30 juni 2003 moeten zijn ingevoerd. Geen
van de genoemde lidstaten heeft deze termijn gehaald. De Commissie
heeft ook een eerste schriftelijke waarschuwing aan het VK, Luxemburg
en België verzonden wegens inbreuken op EU-wetgeving voor de
bescherming van de ozonlaag, die de mens beschermt tegen schadelijke
straling van de zon. Uit verslagen die door het VK, Luxemburg en
België zijn ingediend, blijkt dat deze drie lidstaten niet voldoen aan
bepaalde gedetailleerde voorschriften om een eind te maken aan het
gebruik en de emissie van chemische stoffen die de ozonlaag afbreken.
Naar aanleiding van deze beslissingen stelde Commissaris Margot
Wallström van Milieu: "De inwoners van Europa hebben recht op schone
lucht. Een van de maatregelen die we op EU-niveau voor de bestrijding
van luchtverontreiniging door auto's hebben, is een verlaging van het
zwavelgehalte van benzine en diesel. Op deze manier kunnen we optimaal
gebruik maken van moderne autotechnologie om uitlaatgassen minder
schadelijk te maken. De lidstaten moeten nu volledig aan hun
verplichtingen voldoen."
Technische specificaties voor brandstof
De EU-wetgeving voor brandstofkwaliteit bestaat al sinds 1998. In 2003
zijn de lidstaten overeengekomen de richtlijn inzake
brandstofnormen(1)
aan te scherpen; deze richtlijn bevat technische specificaties met het
oog op de gezondheid en het milieu voor brandstof die wordt gebruikt
door auto's met motoren met elektrische ontsteking en
compressieontsteking. De wijziging van 2003 is bedoeld om een
intensiever gebruik van laagzwavelige brandstof te bevorderen.
De zwavel in benzine en diesel verlaagt de effectiviteit van
technologie voor de katalytische nabehandeling van uitlaatgassen. Een
verlaging van het zwavelgehalte van benzine en diesel zal
waarschijnlijk meer mogelijkheden bieden om de emissie van
uitlaatgassen terug te dringen dan alle andere brandstofparameters. De
invoering van brandstof met een maximaal zwavelgehalte van 10 mg/kg
zal de efficiëntie van brandstof verhogen wanneer deze samen met
nieuwe autotechnologie in opkomst wordt gebruikt. Dit zal ook bij
gebruik in bestaande voertuigen leiden tot een significante daling van
de emissie van conventionele luchtverontreinigende stoffen.
Bescherming van de ozonlaag
De verordening inzake stoffen die de ozonlaag afbreken(2)
is gericht op een beperking en uiteindelijk stopzetting van het
gebruik van chemische stoffen die leiden tot de afbraak van de
ozonlaag, de natuurlijke bescherming van de aarde tegen schadelijke
straling van de zon. De verordening verplicht de lidstaten ertoe
informatie te verstrekken over maatregelen die worden genomen ter
bevordering van de terugwinning, recycling, regeneratie en
vernietiging van gereguleerde stoffen, zoals CFK's, HCFK's, halonen en
methylbromide. De lidstaten moeten ook informatie verstrekken over wat
er is gedaan om organisaties en gebruikers verantwoordelijk te maken
voor de uitvoering van deze activiteiten en om gedetailleerde
informatie te verstrekken over de hoeveelheden gereguleerde stoffen
die zijn teruggewonnen, gerecycleerd, geregenereerd of vernietigd. Ze
moeten aantonen welke stappen er zijn genomen om de lekkage van
gereguleerde stoffen te voorkomen en tot een minimum te beperken en om
de lekkage van methylbromide bij bodembehandeling en bewerkingen na de
oogst tot een minimum terug te dringen.
Daarnaast zijn de lidstaten krachtens de verordening verplicht andere
eisen inzake rapportage in acht te nemen, zoals de verstrekking van
informatie over de jaarlijkse monitoring van lekkage (voor apparatuur
die meer dan 3 kg ozonlaag afbrekende stoffen bevat). Ze moeten ook
informatie verstrekken over de minimale kwalificaties voor al het
personeel dat bij deze activiteiten betrokken is en gedetailleerde
informatie verstrekken over de hoeveelheden gereguleerde stoffen die
zijn teruggewonnen, gerecycleerd, geregenereerd of vernietigd.
Het Verenigd Koninkrijk
Uit het rapport dat van het VK ontvangen is, blijkt dat de
EU-verordening in een aantal gevallen niet correct in het recht van
het VK is omgezet. In het VK mogen de eisen voor de kwalificaties van
het personeel dat is betrokken bij activiteiten waarbij de onder de
verordening vallende stoffen worden gebruikt, door
branche-organisaties worden vastgesteld. In de verordening wordt
echter bepaald dat de lidstaten deze eisen zelf moeten vaststellen en
niet aan particuliere organisaties mogen overlaten. Bovendien lijkt in
Gibraltar nog niet de nodige infrastructuur te zijn opgezet die de
recycling, regeneratie en vernietiging van stoffen die de ozonlaag
afbreken, mogelijk maakt. Daarnaast heeft het VK gerapporteerd dat de
installatie, de dienstverlener en de eindgebruiker verantwoordelijk
zijn voor het nemen van de voorzorgsmaatregelen om lekkage van
bepaalde gereguleerde stoffen te voorkomen. In de verordening wordt
echter bepaald dat de lidstaten dergelijke maatregelen moeten nemen.
Luxemburg
In de zaak tegen Luxemburg is het probleem dat Luxemburg geen bindende
maatregelen heeft vastgesteld om te zorgen voor de controle op lekkage
uit koel- en klimaatregelingsapparatuur.
België
Belgische lijkt niet op zijn hele grondgebied volledige minimale eisen
inzake kwalificatie overeenkomstig de verordening te hebben
vastgesteld. Daarnaast heeft België nog niet de nodige infrastructuur
opgebouwd om stoffen die de ozonlaag afbreken op zijn hele grondgebied
te kunnen vernietigen, recycleren en regenereren.
De juridische procedure
Krachtens artikel 226 van het Verdrag is de Commissie bevoegd om
juridische maatregelen te nemen tegen een lidstaat die niet aan zijn
verplichtingen voldoet.
Als de Commissie van mening is dat er wellicht sprake is van een
inbreuk op het EU-recht die noopt tot het inleiden van een
inbreukprocedure, zendt zij de betrokken lidstaat een aanmaning
(eerste schriftelijke waarschuwing) waarin deze wordt verzocht vóór
een bepaalde datum, meestal binnen twee maanden, zijn opmerkingen in
te dienen.
In het licht van het antwoord van de betrokken lidstaat of als deze
niet antwoordt, kan de Commissie besluiten de lidstaat een "met
redenen omkleed advies" (laatste schriftelijke waarschuwing) te
sturen. Hierin wordt duidelijk en definitief vermeld om welke redenen
de Commissie van oordeel is dat er sprake is van een inbreuk op het
EU-recht en roept zij de lidstaat op binnen een bepaalde termijn,
meestal binnen twee maanden, de nodige maatregelen te nemen.
Als de lidstaat het met redenen omkleed advies niet opvolgt, kan de
Commissie besluiten de zaak aanhangig te maken bij het Europese Hof
van Justitie.
Krachtens artikel 228 van het Verdrag is de Commissie bevoegd op te
treden tegen een lidstaat die een eerder arrest van het Europese Hof
van Justitie niet nakomt. Het artikel biedt de Commissie ook de
mogelijkheid het Hof te vragen de betrokken lidstaat een boete op te
leggen.
Zie voor actuele statistische gegevens over inbreukprocedures in het
algemeen:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h
tm#infractions
(1)
Richtlijn 2003/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart
2003 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van
benzine en dieselbrandstof^.
(2)
Verordening (EG) nr. 2037/2000 betreffende de ozonlaag afbrekende
stoffen.
European Commission