Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO1936 Zaaknr: C02/164HR
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 2-04-2004
Datum publicatie: 2-04-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: cassatie
2 april 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/164HR
JMH/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
, in haar hoedanigheid van weduwe en erfgenaam van
, wonende te Egypte,
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. R.G.E. de Vries, thans mr. J.G. Pherai,
t e g e n
, wonende te ,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. U.W.G. Thöle.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: - heeft bij
exploot van 17 januari 2000 , wonende te -
verder te noemen: - gedagvaard voor de rechtbank te
's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
te veroordelen om:
a. al datgene te verrichten wat noodzakelijk is om een
splitsingsvergunning te verkrijgen van de gemeente Rijswijk (ZH) voor
het pand gelegen aan de te , kadastraal bekend
Gemeente Rijswijk, Sectie , no. , groot 1 a, 28 ca. en
Gemeente Rijswijk Sectie , No , groot 16 ca, een en ander
zoals geregeld in de bijlage bij de koopovereenkomst van 26 augustus
1999 ten aanzien van voornoemd pand, met machtiging aan
in de zin van artikel 3:299 BW om desgewenst zelf datgene te doen wat
daartoe noodzakelijk is,
b. mede te werken aan levering van het pand bij gebreke waarvan worde
bepaald dat het vonnis in de plaats van de akte althans in de plaats
van een noodzakelijk deel van de akte van levering treedt, een en
ander in de zin van artikel 3:300 BW,
c. aan te voldoen de krachtens artikel 13.3 van de
koopovereenkomst verbeurde boete van 3 promille van de koopsom voor
iedere dag dat - na een termijn van 8 dagen - in
gebreke blijft aan de koopovereenkomst te voldoen, berekend vanaf 21
december 1999 tot de dag van levering als hiervoor in b genoemd,
althans een bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te
behoren, een en ander met bepaling dat gerechtigd is dat
bedrag terstond te verrekenen althans op de door hem te betalen
koopsom in mindering te brengen,
d. een en ander met veroordeling van in de kosten van
dit geding, waaronder begrepen de kosten van het krachtens verlof van
30 december 1999 op 3 januari 2000 gelegde conservatoir beslag en de
daarop gevolgde betekening en de kosten van eisers procureur.
Daar niet op de vordering had geantwoord, is tegen hem
akte van non-conclusie verleend.
De rechtbank heeft bij vonnis van 30 mei 2000 de vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft bij exploot van 21 augustus 2000
hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 23 januari 2002 heeft het hof het bestreden vonnis van
de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft bij exploot van 23
april 2002 beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan
dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op 16 januari 2003 is te Egypte overleden. Thans
eiseres tot cassatie - verder te noemen: - heeft de
procedure van haar overleden echtgenoot overgenomen.
heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep en hij
heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt ertoe, dat de Hoge Raad,
met aanhouding van iedere beslissing, in de gelegenheid zal
stellen om door middel van (gelegaliseerde) bescheiden, zoals een
verklaring van erfrecht, aan te tonen dat zij naar het hier
toepasselijke Egyptische recht (enig) erfgenaam is van .
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 heeft bij exploot van 17 april 2003 op de voet van art.
227 Rv. verklaard dat zij "als weduwe en erfgenaam" van
de procedure in cassatie wenst te hervatten. Zij heeft daarbij echter,
zoals ook door is aangevoerd, niet aangetoond dat zij kan
worden aangemerkt als enig erfgenaam van .
3.2 Uit het door overgelegde uittreksel uit het
overlijdensregister blijkt dat ten tijde van zijn
overlijden de Egyptische nationaliteit had en zijn gewone
verblijfplaats had in Egypte. Ingevolge art. 1 Wet conflictenrecht
erfopvolging in verbinding met art. 3 lid 1 van het Haags Verdrag
Erfopvolging van 1989 wordt zijn erfopvolging mitsdien beheerst door
Egyptisch recht.
3.3 In verband met de beoordeling van de ontvankelijkheid van
moet de vraag worden beantwoord of zij naar Egyptisch recht
kan worden aangemerkt als de enig erfgenaam van . De
Hoge Raad zal, alvorens verder te beslissen, in de
gelegenheid stellen dit door middel van (gelegaliseerde) bescheiden,
zoals een verklaring van erfrecht, aan te tonen.
4. Beslissing:
De Hoge Raad:
stelt in de gelegenheid bij akte bescheiden als hiervoor in
3.3 bedoeld over te leggen;
verwijst de zaak daartoe naar de rol van 25 juni 2004;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter,
H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in
het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 2 april
2004.
*** Conclusie ***
nr. C02/164HR
Mr. Hartkamp
zitting 16 januari 2004
Tussenconclusie inzake
in haar hoedanigheid van weduwe en erfgenaam van [betrokkene
1]
tegen
De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
Bij exploot van 23 april 2002 heeft (hierna:
) beroep in cassatie ingesteld tegen een tussen hem en
(hierna: ) op 23 januari 2002 gewezen arrest
van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Nadat op 16
januari 2003 in Egypte is overleden, is de cassatieprocedure
geschorst.
Bij exploot van 17 april 2003 heeft (hierna: ),
wonende te Egypte, aangegeven dat zij als weduwe en erfgenaam van
de cassatieprocedure wenst te hervatten (art. 225-227
Rv). Daarbij heeft een uittreksel uit het
overlijdensregister overgelegd, waaruit blijkt dat ten
tijde van zijn overlijden de Egyptische nationaliteit bezat en zijn
gewone verblijfplaats had in Egypte. Dit betekent dat de erfopvolging
ingevolge art. 1 Wet Conflictenrecht Erfopvolging jo art. 3 lid 1 van
het Haags Verdrag Erfopvolging (1989), beheerst wordt door Egyptisch
recht. Met het oog op de ontvankelijkheid rijst daarmee de vraag of
naar Egyptisch recht kan worden aangemerkt als (enig)
erfgenaam. heeft in zijn schriftelijke toelichting
opgemerkt dat niet heeft aangetoond dat zij (enig) erfgenaam
van is, en haar verzocht om passende bescheiden over te
leggen waaruit dit zou blijken.
Conclusie
Bij deze stand van zaken concludeer ik dat de Hoge Raad, met
aanhouding van iedere beslissing, in de gelegenheid zal
stellen om door middel van (gelegaliseerde(1)) bescheiden, zoals een
verklaring van erfrecht, aan te tonen dat zij naar het hier
toepasselijke Egyptische recht (enig) erfgenaam is van .
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
1 Nu Egypte geen Verdragsstaat is bij het Haags Legalisatieverdrag
(1961), zijn de vereiste bescheiden niet vrijgesteld van legalisatie.
Hoge Raad der Nederlanden