Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO6893 Zaaknr: C02/332HR
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 2-04-2004
Datum publicatie: 2-04-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: cassatie
2 april 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/332HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. de vennootschap naar Deens recht ISABELLA JYDSK CAMPING INDUSTRI
A/S, gevestigd te Velje, Denemarken,
2. ISABELLA NEDERLAND B.V., gevestigd te Hoevelaken,
3. GERJAK B.V., gevestigd te Harfsen,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
DORÉMA REKREATIE B.V., gevestigd te Doetinchem,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. C.J.J.C. van Nispen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseressen tot cassatie - verder te noemen: Jydsk, Isabella en ,
dan wel tezamen als Jydsk c.s. - hebben bij exploot van 26 juni 1996
verweerster in cassatie - verder te noemen: Doréma - gedagvaard voor
de rechtbank te Zutphen. Na wijziging van eis hebben Jydsk c.s.
gevorderd:
1. te verklaren voor recht dat Doréma door het op de markt brengen en
anderszins openbaar maken en/of verveelvoudigen van caravanvoortenten
en -luifels van de ontwerpen Ambassador, Penta, Steinfort Blue en
Laguna van Jydsk c.s., of van daarmee overeenstemmende ontwerpen van
caravanvoortenten en -luifels, waaronder in elk geval de
caravanvoortenten en -luifels Queen, Prestige, Montana en Savona,
alsmede de Queen-uitvoeringen onder de namen Chateau, Elegance,
Ambassador en Senator, de Montana-uitvoering onder de naam Milano en
de Savona-uitvoering onder de naam Roma:
A. inbreuk maakt op de aan ieder van de eiseressen tot cassatie
toekomende auteursrechten; en/of
B. genoemde caravanvoortenten en -luifels van Jydsk c.s. slaafs
nabootst en daarmee onrechtmatig handelt jegens ieder van eiseressen
tot cassatie;
2. Doréma te gebieden binnen twee dagen na betekening van het ten deze
te wijzen vonnis, de verkoop, het op de markt brengen en het
anderszins verveelvoudigen en/of openbaar maken van de
caravanvoortenten van de ontwerpen Ambassador, Penta, Steinfort Blue
en Laguna van Jydsk c.s., of van daarmee overeenstemmende ontwerpen
van caravanvoor-tenten, waaronder in elk geval de caravanvoortenten
Queen, Prestige, Montana en Savona, alsmede de Queen-uitvoeringen
onder de namen Chateau, Elegance, Ambassador en Senator, de
Montana-uitvoering onder de naam Milano en de Savona-uitvoering onder
de naam Roma van Doréma, te staken en gestaakt te houden, op verbeurte
van een dwangsom van f 5.000,-- voor iedere afzonderlijke keer dat
Doréma, nadat twee dagen na vermelde betekening zijn verstreken, in
gebreke blijft aan het te dezen te wijzen vonnis te voldoen;
3. Doréma te gebieden binnen dertig dagen na betekening van het te
dezen te wijzen vonnis opgave te doen aan Jydsk c.s. van alle afnemers
van Doréma die caravanvoortenten met de namen Queen, Prestige, Montana
en Savona, alsmede de Queen-uitvoeringen onder de namen Chateau,
Elegance, Ambassador en Senator, de Montana-uitvoering onder de naam
Milano en de Savona-uitvoering onder de naam Roma hebben betrokken van
Doréma met vermelding van de afgenomen aantallen, zulks onder de
gehoudenheid de opgave te doen vergezellen van deugdelijke
schriftelijke bewijsstukken, zulks op verbeurte van een dwangsom van f
1.000,--, voor iedere dag dat Doréma, nadat 30 dagen na voormelde
betekening zijn verstreken, in gebreke blijft aan het in deze te
wijzen vonnis te voldoen;
4. a. Doréma te veroordelen tot afdracht aan Jydsk c.s. van de genoten
winst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der
dagvaarding tot aan de dag der gehele voldoening en de kosten ter
verkrijging van nakoming buiten rechte, alsmede
b. Doréma te veroordelen tot het afleggen van rekening en
verantwoording aan Jydsk c.s. betreffende de door Doréma genoten winst
met het vervaardigen en op de markt brengen van de caravanvoortenten
met de naam Queen, Prestige, Montana, Savona, alsmede de
Queen-uitvoeringen onder de namen Chateau, Elegance, Ambassador en
Senator, de Montana-uitvoering onder de naam Milano en de
Savona-uitvoering onder de naam Roma, zulks binnen een door de
rechtbank te bepalen termijn met benoeming van een rechter-commissaris
te wiens overstaan Doréma rekening en verantwoording aan Jydsk c.s.
zal worden gedaan;
5. Doréma te veroordelen tot voldoening aan Jydsk c.s. van alle door
Jydsk c.s. geleden en te lijden schade, tot op 10 december 1998
begroot op f 1.305.565,-- voor Isabella en , te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele
voldoening;
Doréma heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd:
1. te verklaren voor recht dat Jydsk c.s. ten onrechte het door het
hof te Arnhem bij arrest van 10 september 1996 vernietigde vonnis van
de president van de rechtbank te Zutphen van 11 maart 1996 ten uitvoer
hebben gelegd, en deswege schadevergoedingsplichtig zijn jegens Doréma
met betrekking tot alle deswege door Doréma geleden schade;
2. Jydsk c.s., zoveel mogelijk hoofdelijk, des dat de een betaald
hebbende, de anderen zullen zijn gekweten, te veroordelen tot
vergoeding van deze schade met de wettelijke rente vanaf 12, althans
14, althans 16 mei 1996, en wel voor zo veel mogelijk tot een
aanstonds bij vonnis te bepalen beloop, en voor het overige op te
maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Jydsk c.s. hebben de vorderingen in reconventie
bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 19 oktober 2000 in conventie,
de zaak naar de rol verwezen tot het nemen door Jydsk c.s. van een
nadere conclusie als bedoeld in overweging 7.13 van haar vonnis,
verstaan dat Doréma daarop bij antwoordconclusie zal mogen reageren en
iedere verdere beslissing aangehouden. De rechtbank heeft voorts in
reconventie iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen dit vonnis heeft Doréma hoger beroep ingesteld bij het
gerechtshof te Arnhem. Jydsk c.s. hebben incidenteel hoger beroep
ingesteld.
Bij arrest van 27 augustus 2002 heeft het hof, rechtdoende in hoger
beroep:
in het principaal appel, in conventie en in reconventie,
het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank te Zutphen van 19
oktober 2000 vernietigd en, opnieuw rechtdoende:
- in conventie de vorderingen van Jydsk c.s. afgewezen;
- in reconventie het gevorderde toegewezen.
Voorts heeft het hof in het incidenteel appel het hoger beroep
verworpen en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben Jydsk c.s. beroep in cassatie
ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt
daarvan deel uit.
Doréma heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Jydsk
c.s. mede door mr. L.M. Schreuders-Ebbekink, advocaat bij de Hoge
Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot
verwerping van het beroep.
De advocaten van Jydsk c.s. en Doréma hebben bij brieven van 30
januari 2004 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Jydsk is fabrikant van onder meer caravanvoortenten en -luifels.
Isabella Nederland is haar dochtermaatschappij die haar tenten in
Nederland importeert en distribueert aan de tussenhandel en de
detailhandel. Jydsk en Isabella Nederland hebben onder meer
caravan-voortenten ontworpen en deze in 1994 in Nederland op de markt
gebracht met de modelnamen "Ambassador" en "Penta".
(ii) Gerjak (voorheen: B.V.) produceert eveneens
caravanvoortenten, die zij in 1995 onder meer met de modelnamen
"Steinfort Blue" en "Laguna" op de markt heeft gebracht.
(iii) Al deze voortenten zijn niet als model gedeponeerd.
(iv) Doréma produceert en verkoopt tenten. In 1995 en 1996 heeft zij
caravanvoortenten met de modelnamen "Queen", "Prestige", "Montana" en
"Savona" op de Nederlandse markt gebracht, alsmede enkele varianten op
deze modellen met de namen "Chateau", "Elegance", "Ombassador",
"Senator" "Milano" en "Roma".
(v) Op vordering van Jydsk heeft de president van de rechtbank Zutphen
bij vonnis van 11 maart 1996 in kort geding onder meer Doréma geboden
de verkoop, het op de markt brengen dan wel anderszins verveelvoudigen
of openbaar maken van caravanvoortenten van de ontwerpen die hiervoor
in (i) en (ii) zijn vermeld, of daarmee overeenstemmende ontwerpen,
waaronder in elk geval de vier ontwerpen die hiervoor in (iv) als
eerste zijn vermeld, te staken, deze bij haar afnemers terug te halen
en aan Jydsk c.s. opgave te doen van alle afnemers die deze voortenten
hebben afgenomen. Jydsk c.s. hebben dit vonnis tenuitvoergelegd. Bij
arrest van 10 september 1996 heeft het hof dit vonnis vernietigd en de
door Jydsk c.s. gevraagde voorzieningen alsnog afgewezen. Tegen dit
arrest hebben Jydsk c.s. geen beroep in cassatie ingesteld.
3.2 Jydsk c.s. hebben de hiervoor in 1 vermelde vorderingen tegen
Doréma ingesteld. Zij hebben aan deze vorderingen primair ten
grondslag gelegd dat zij auteursrechten hebben op de desbetreffende
voortenten en dat de voortenten van Doréma daarvan een volledige
nabootsing zijn, zodat Doréma met het op de markt brengen van de
voortenten inbreuk maakt op de auteursrechten van Jydsk c.s.
Subsidiair hebben Jydsk c.s. aangevoerd dat Doréma door het op de
markt brengen van haar voortenten onrechtmatig jegens hen handelt, nu
zij de modellen van Jydsk c.s. stelselmatig slaafs nabootst, althans
Jydsk c.s. met haar voortenten ongeoorloofde concurrentie aandoet. De
rechtbank heeft geoordeeld dat geen van de voortenten van Jydsk c.s.
een werk is als bedoeld in de Auteurswet 1912, zodat de vorderingen op
de primaire grondslag niet toewijsbaar zijn, doch dat wel sprake is
van stelselmatige slaafse nabootsing door Doréma die jegens Jydsk c.s.
ongeoorloofde mededinging oplevert. Het hof heeft het oordeel van de
rechtbank met betrekking tot de primaire grondslag in stand gelaten,
doch het heeft anders geoordeeld met betrekking tot de subsidiaire
grondslag. Het hof heeft de vorderingen van Jydsk c.s. afgewezen en de
reconventionele vordering van Doréma tot vergoeding van schade
toewijsbaar geacht. Het middel keert zich met rechts- en
motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof dat geen sprake is
van ongeoorloofde mededinging.
3.3 De Hoge Raad ziet aanleiding eerst onderdeel 2.3 van het middel te
behandelen. Dit onderdeel is gericht tegen het oordeel van het hof dat
van onrechtmatige - al dan niet systematische - nabootsing geen sprake
kan zijn, omdat de door Doréma nagebootste modellen van Jydsk c.s.
"geen duidelijk onderscheidend vermogen hebben ten opzichte van andere
caravanvoortenten". Volgens het onderdeel is voor het antwoord op de
vraag of sprake is van onrechtmatige nabootsing niet van -
doorslaggevend - belang of de nagemaakte producten een dergelijk, zich
qua totaalindruk door oorspronkelijkheid en/of een persoonlijk stempel
duidelijk ten opzichte van de gangbare stramienen en gangbare trends
in de desbetreffende branche onderscheidend vermogen, in de kennelijk
door het hof bedoelde auteursrechtelijke zin, hebben. Omdat als
feitelijk uitgangspunt heeft te gelden dat de vier ten processe
bedoelde voortenten van Doréma (vrijwel) exacte kopieën zijn van de
vier modellen van Jydsk c.s. staat volgens het onderdeel voldoende
vast dat sprake is van door Doréma bewust en nodeloos voor het
relevant publiek geschapen verwarringsgevaar tussen haar kopieën en de
modellen van Jydsk c.s., nu het hof niet heeft vastgesteld dat een
dergelijke gelijkenis ook bestaat met tenten van derden. Volgens het
onderdeel heeft het hof miskend dat de door Jydsk c.s. gestelde schade
als gevolg van dit verwarringsgevaar, zeker in combinatie met het in
de onderdelen 2.1 en 2.2 gestelde, voldoende "bijkomende
omstandigheden" kan opleveren voor het - ondanks de beperkingen van
art. 14 lid 8 (oud) Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen en
modellen (BTMW) - aannemen van ongeoorloofde mededinging.
3.4 Onderdeel 2.3 mist feitelijke grondslag voorzover het uitgaat van
de veronderstelling dat het hof in zijn bestreden overweging (4.7) het
oog heeft op onder-scheidend vermogen in auteursrechtelijke zin. Het
hof heeft hierin immers de subsidiaire grondslag van de vorderingen
aan een beoordeling onderworpen en daarbij terecht de vraag aan de
orde gesteld in hoeverre de producten van Jydsk c.s. onderscheidend
vermogen hebben, omdat naar het hier toepasselijke recht van voor 1
december 2003 bescherming tegen ongeoorloofde mededinging van een
nagebootst product waarvan het uiterlijk een model in de zin van de
BTMW vormt, doch dat niet als zodanig is gedeponeerd, alleen
gerechtvaardigd kan zijn als aan die voorwaarde is voldaan. Het hof
heeft in rov. 4.4 weliswaar óók in het kader van de primaire grondslag
van de auteursrechtelijke bescherming geoordeeld dat de modellen van
Jydsk c.s. slechts voortbouwen "op gebruikelijke stramienen in de
tentenbranche" en aansluiten op "daarin gangbare trends", doch in rov.
4.7 naar deze constateringen en de daaraan ten grondslag liggende
waarnemingen verwezen kennelijk uitsluitend ter ondersteuning van zijn
oordeel dat de voortenten en -luifels geen onderscheidend vermogen
hebben. Met dit feitelijk oordeel, dat in cassatie niet op juistheid
kan worden getoetst, heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de
voortenten en -luifels van Jydsk c.s. op de relevante markt wat
vormgeving betreft geen eigen plaats innemen en daarmee zijn oordeel
dat zij onderscheidend vermogen missen, voldoende duidelijk
gemotiveerd. Bij gebreke van dit onderscheidend vermogen behoefde het
hof op de vraag of in de gegeven omstandigheden verwarringsgevaar
bestond als in het onderdeel bedoeld, niet meer in te gaan. Hierop
stuiten alle klachten van het onderdeel af.
3.5 Het falen van onderdeel 2.3 heeft tot gevolg dat de overige
onderdelen van het middel geen behandeling behoeven, omdat reeds
daaruit volgt dat (ook) de subsidiaire grondslag van de vorderingen
niet toereikend is voor de toewijzing daarvan.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Jydsk c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op
deze uitspraak aan de zijde van Doréma begroot op EUR 301,34 aan
verschotten en EUR 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter,
O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in
het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 2 april
2004.
Hoge Raad der Nederlanden