Pakket maatregelen voor een nieuw fiscaal stelsel van VUT, prepensioen en levensloop
Maatregelen
1. De levensloopregeling wordt verruimd ten opzichte van het eerdere `wetsvoorstel
levensloopregeling' door de beperking weg te nemen dat twee jaar voorafgaand aan het
ouderdomspensioen alleen deeltijdverlof mag worden opgenomen van maximaal 50% van de
arbeidsduur.
2. Het fiscale pensioenkader wordt verruimd ten opzichte van het Belastingplan 2004 door de
verlaging van het maximale fiscaal gefacilieerd op te bouwen ouderdomspensioen van 100%
naar 70% van het laatstverdiende loon te laten vervallen.
3. Voor de fiscale behandeling van Vutregelingen na 2006 wordt niet uitgegaan van het in het
Belastingplan 2004 voorgestelde regime.
Levensloopregeling
Uitgangspunt voor de hier voorgestelde levensloopregeling is het `wetsvoorstel
levensloopregeling', zoals dat door de Tweede Kamer is aangehouden in het kader van het
Najaarsakkoord. De kern van deze regeling wordt gevormd door een door toepassing van de
omkeerregel fiscaal gefacilieerde individuele regeling met een maximale jaarlijkse inleg van
12% van het brutoloon. Het maximale verloftegoed dat met de levensloopregeling kan worden
opgebouwd bedraagt 2,1 jaar (uitgaande van een uitkering van 70% van het laatstverdiende
loon). Dit tegoed is na iedere (gedeeltelijke) opname hervulbaar tot dit maximum.
De levensloopregeling dient maximale flexibiliteit te bieden. Daarbij past een individuele
vormgeving, waarbij iedere werknemer het wettelijke recht heeft om naar eigen inzicht en
behoefte deel te nemen. Een dergelijke vormgeving sluit bijdragen van werkgevers aan de
levensloopregeling overigens geenszins uit. Ook is het goed denkbaar dat werkgevers
collectieve regelingen gaan aanbieden op basis van vrijwillige deelname van hun werknemers.
Omdat iedere werknemer in de gelegenheid wordt gesteld om een eigen verloftegoed op te
bouwen en iedere (nieuwe) werkgever verplicht is (voortzetting van) deelname aan de
levensloopregeling toe te staan, worden problemen met de overdraagbaarheid van dit tegoed
bij wisseling van werkgever voorkomen. Gezien het individuele karakter van de
levensloopregeling ligt uitvoering door financiële instellingen (banken en verzekeraars) het
meest voor de hand. Uitvoering door pensioenfondsen is niet mogelijk vanwege de "Richtlijn
Bolkestein". Sociale partners kunnen eventueel wel eigen levensloopfondsen oprichten.
Ten opzichte van het aangehouden wetsvoorstel levensloopregeling wordt de beperking
opgeheven dat het verloftegoed twee jaar voorafgaand aan de ingang van het
ouderdompensioen alleen gebruikt kan worden voor deeltijdverlof van maximaal 50% van de
arbeidsduur. Hierdoor biedt een toekomstige levensloopregeling optimale keuzevrijheid voor
werknemers, omdat een verloftegoed na afstemming met de werkgever zonder nadere
beperkingen - op ieder willekeurig moment vóór het 65e jaar naar eigen behoefte voor
deeltijd- of voltijd verlof kan worden opgenomen.
Het fiscale pensioenkader
Vertrekpunt wordt gevormd door het voorstel dat in het Belastingplan 2004 is gedaan. In
hoofdlijnen houdt dat voorstel in dat de huidige fiscale faciliëring van VUT- en
prepensioenregelingen wordt afgeschaft, waarbij de omkeerregel wel van toepassing blijft op
reeds lopende VUT- en prepensioenuitkeringen op het moment dat de nieuwe fiscale
wetgeving van kracht wordt (nu 1 januari 2006). De voorgestelde heffing ineens op het
moment dat een Vut-uitkering tot uitbetaling komt, komt te vervallen. In plaats daarvan zullen
bij Vut-regelingen zowel de premies als de uitkeringen worden belast.
Daarnaast wordt de fiscale spilleeftijd verhoogd van 60 naar 65 jaar. Om die reden vervalt
ook de huidige fiscale faciliëring voor het (AOW-)overbruggingspensioen.
In het hier gedane voorstel komt de tevens in het Belastingplan 2004 voorgestelde verlaging
van het maximale fiscaal gefacilieerd op te bouwen ouderdomspensioen van 100% naar 70%
van het laatstverdiende loon te vervallen. Handhaving van een maximaal fiscaal gefacilieerd
ouderdomspensioen van 100% van het laatstverdiende loon heeft als belangrijk voordeel dat
werknemers met meer dan 35 dienstjaren waarbij het relatief vaak zal gaan om werknemers
in snelslijtende beroepen die op jonge leeftijd zijn begonnen met werken - in de gelegenheid
worden gesteld om eerder dan met 65 jaar met (fiscaal gefacilieerd) pensioen te gaan. De
mate waarin dit het geval is, neemt rechtevenredig toe met het aantal dienstjaren dat de 35
overtreft. Zo zou bij 45 dienstjaren een maximaal fiscaal gefacilieerd ouderdomspensioen van
(45 * 2%) = 90% van het laatstverdiende loon op 65 jaar kunnen worden opgebouwd. Een
ouderdomspensioen van een dergelijke hoogte stelt werknemers in staat om door middel van
actuariële herrekening het ouderdomspensioen reeds geruime tijd vóór 65-jarige leeftijd te
laten ingaan. Het ontbreken van de AOW-uitkering vóór 65 jaar zou daarbij gecompenseerd
kunnen worden door inzet van (een deel van) het tegoed dat in de hierboven voorgestelde
levensloopregeling wordt opgebouwd.
Budgettair kader
Tabel 1 geeft een overzicht van de kosten van de boevengenoemde maatregelen (t/m regel 1.)
en de wijze waarop deze kosten kunnen worden gefinancierd (t/m regel 2.). Uitgangspunt bij
de gehanteerde cijfers is het budgettaire beslag dat met uitvoering van het Belastingplan 2004
gemoeid zou zijn.
Met het Najaarsakkoord heeft het kabinet een financiële enveloppe ter beschikking gesteld
voor een nader in overleg met sociale partners in te vullen fiscaal stelsel voor VUT,
prepensioen en levensloop. Omdat de enveloppe als financieringsbron voor de hierboven
voorgestelde maatregelen alleen niet volstaat, wordt tevens voorgesteld de PC-privéregeling
(in ruime zin) als financieringsbron in te zetten. In 2007 resteert daarmee een
financieringsoverschot van 125 miljoen.
Tabel 1 Budgettair kader vanaf 2006 voor de fiscale faciliëring Vut/prepensioen/Levensloop
x miljoen euro 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Extra maatregelen
a. maximale pensioenopbouw naar 100% -230 -270 -290 -300 -285 -280
b. Uitbreiding levensloopregeling (vervallen deeltijdeis) -240 -310 -345 -360 -335 -325
c. aanpassing fiscaal regime Vut-uitkeringen
1. Totale kosten -470 -580 -635 -660 -620 -605
2. Bij: besparing op totale partiële kosten maatregelen
vanwege samenloop van geheel aan maatregelen 35 55 40 45 50 50
Financieringsbronnen
c. Financiële enveloppe Vut/prepensioen/Levensloop 410 410 400 380 350 320
d. Afschaffen onbelaste vergoedingenregime PC in de LB 240 240 240 240 240 240
3. Totaal opbrengst financieringsbronnen 650 650 640 620 590 560
4. (1+2+3) Tekort (-) / overschot (+) 215 125 45 5 20 5
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid