De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2004/1026
datum
02-04-2004
onderwerp
Vragen over Aviaire Influenza in andere landen
TRC 2004/696
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen gesteld door het lid Van
Velzen (SP) over vogelpest in andere landen (ingezonden 25 maart
2004).
datum
02-04-2004
kenmerk
VVA. 2004/1026
bijlage
1
Heeft u afgelopen maandag in Brussel gesteld dat het vogelpestvirus
niet alleen in Nederland voorkomt? Op basis van welke gegevens
concludeerde u dat het vogelpestvirus niet alleen in Nederland
voorkomt? (ANP, 23 maart 2004) Om welke landen gaat het hier?
Tijdens de zitting van de Landbouwraad van 22-23 maart jl. heb ik aan
de orde gesteld dat laagpathogene Aviaire Influenza (AI) virussen niet
alleen in Nederland voorkomen. Uit onderzoek is bekend dat infecties
met laagpathogene AI-virussen ook in andere lidstaten voorkomen.
Voorts waren de eenden van het bedrijf in Lopik afkomstig uit
Frankrijk.
Zoals ik in mijn brief van 17 maart jl. (Kamerstuk 2003-2004, 28807,
nr. 73) heb aangegeven, zijn er op twee pluimveebedrijven antistoffen
tegen het AI-virus aangetroffen. Uit vervolgonderzoek bleek dat er op
nog twee contactbedrijven antistoffen bij het pluimvee aanwezig waren.
Op twee van de vier bedrijven is ook het virus aangetoond. Op basis
van het ontbreken van symptomen en sequentie-analyse van het
virusgenoom is geconcludeerd dat in alle gevallen sprake was van een
laagpathogeen virus.
2
Deelt u de mening dat indien het vogelpestvirus ook in andere landen
voorkomt er in Nederland aanvullende maatregelen getroffen moeten
worden? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
In Europees verband is monitoring voor laagpathogene AI
voorgeschreven. In Nederland zijn er twee systemen ontwikkeld om de
gevolgen van een mogelijke insleep van AI bij pluimvee zo klein
mogelijk te maken, te weten monitoring en early warning. Hierover heb
ik uw Kamer eerder geïnformeerd (Kamerstuk 2003-2004, 28807, nr. 70 en
Kamervragen met antwoord 2003-2004, nr. 1109).
Indien uit de Europese monitoring nieuwe gevallen van de laagpathogene
variant van het AI-virus zouden worden aangetroffen, zie ik geen
noodzaak om naast de inzet van voornoemde instrumenten aanvullende
maatregelen te treffen. Met behulp van deze instrumenten wordt het
risico dat de zo gevreesde hoogpathogene variant van het AI-virus
opnieuw de kop op kan steken tot een minimum beperkt.
3
Deelt u de mening dat een dergelijke willekeur in zorgvuldigheid in de
verschillende lidstaten het failliet van het dierziektebeleid in de EU
aantoont? Zo neen, waarom niet?
Nee. Het feit dat binnen de Europese Unie een monitoringsprogramma op
AI tot stand is gekomen, geeft het belang aan van het Europese
dierziektebeleid. Immers, op deze manier kan het Europees voorkomen
van de milde variant van het AI-virus bepaald worden. Het is nu wel
zaak bij de uitvoering van de monitoring een geharmoniseerde aanpak
van positieve bedrijven overeen te komen. Ik heb daar tijdens de
zitting van de Landbouwraad van 22-23 maart jl. ook aandacht voor
gevraagd. Daarom heb ik aan de Europese Commissie gevraagd om op korte
termijn met voorstellen te komen over de wijze waarop met positieve
monsteruitslagen moet worden omgegaan.
4
Deelt u de mening dat het importverbod dat Japan, Rusland en Polen
instelden naar aanleiding van de Nederlandse zorgvuldigheid het
failliet van het dierziektebeleid aantoont? Zo neen, waarom niet?
Nee. In het antwoord op vraag 3 heb ik gewezen op het belang van een
Europese aanpak van dierziektebestrijding. Het belang daarvan is
evident nu Nederland recent aan den lijve heeft ondervonden dat
belangrijke importeurs als Rusland en Japan hun grenzen voor
Nederlands pluimveevlees hebben gesloten na het aantreffen van
laagpathogene AI-virussen in Nederland. Dit benadrukt eens te meer de
noodzaak om tot een geharmoniseerde reactie op positieve bevindingen
te komen. De Commissie en de lidstaten zijn zich hiervan zeer bewust.
Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat momenteel hard gewerkt wordt
aan de ontwikkeling van een nieuwe richtlijn inzake de bestrijding van
AI, waarbij ook aandacht wordt besteed aan laagpathogene AI. Voorts
wordt in het kader van de wereldorganisatie voor diergezondheid Office
International des Epizooties (OIE) gediscussieerd over aanpassing van
de definitie van AI. Dit zal mogelijk gevolgen hebben voor de wijze
waarop de milde vorm van AI bestreden moet worden. Naar aanleiding
daarvan zal Nederland het huidige maatregelenpakket dan herzien.
5
Gaat u naar aanleiding van deze kwestie op korte termijn nog verdere
stappen ondernemen al dan niet op Europees niveau om de sector te
reorganiseren teneinde zinloos afmaken van dieren te stoppen? Zo ja,
welke stappen? Zo neen, waarom niet?
Nee. Er is geen reden om naar aanleiding van het aantreffen van
laagpathogene AI-virussen bij enkele pluimveebedrijven verdere stappen
te ondernemen om de sector te reorganiseren. De verantwoordelijk voor
de structuur van de sector ligt overigens ook bij het bedrijfsleven
zelf.
De overheid kan wel bijdragen aan het scheppen van zodanige
randvoorwaarden dat het onnodig doden van dieren wordt voorkomen. De
afgelopen jaren heb ik me daarom in Europees verband sterk gemaakt
voor het zoveel mogelijk opheffen van het non vaccinatiebeleid.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
PDF-versie van de brief
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Vragen over Aviaire Influenza in andere landen (PDF-formaat, 36 kB)
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit