Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Lambrechts over darmkanker (2030400110)

Toelichting: Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Arib, ingezonden 16 september 2003.

1.
Welke manieren van screening op dikkedarmkanker zijn er? Zijn deze methodes in Nederland al in gebruik en zo ja, bij welke risicogroepen?

1.
De bij darmkankeronderzoek gebruikte methodes zijn door de Gezondheidsraad beschreven in zijn signalerend advies inzake bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker van januari 2001. Hierover heeft minister Borst de Kamer geïnformeerd bij brief van 16 augustus 2001. Het gaat om:

- FOBT (onderzoek naar occult bloed in de ontlasting),
- endoscopische screening door middel van flexibele sigmoïdoscopie (FS) of colonoscopie,
- virtuele colonoscopie door middel van spiraal-computertomografie (CT-scanning). Als screeningsinstrument zijn deze technieken nog maar zeer beperkt in gebruik, aangezien screening op dikkedarmkanker op dit moment in Nederland alleen in het kader van kleinschalig onderzoek binnen erfelijk belaste families plaatsvindt. In naar schatting 5% van de gevallen speelt erfelijke belasting een dominante rol. Het onderzoek hiernaar wordt gecoördineerd en geëvalueerd door de Stichting Opsporing Erfelijke Tumoren (STOET) te Leiden, die daarvoor van het ministerie van VWS structureel subsidie ontvangt. De STOET onderzoekt ook de waarde van nieuwe screeningstechnieken, zoals onderzoek van de ontlasting op DNA-veranderingen.

2.
In hoeveel andere landen vindt er al screening op dikkedarmkanker plaats? Wat zijn daar de ervaringen?

2.
De Gezondheidsraad meldde in 2001 dat in Engeland, Italië en Noorwegen gerandomiseerde onderzoeken waren begonnen naar de doelmatigheid en acceptatie van FS-screening. Een korte inventarisatie die op mijn verzoek in november 2003 werd uitgevoerd, leert dat FOBT- screening, behalve in de VS, Japan en Israël, al in enkele Europese landen wordt uitgevoerd:
- als structurele voorziening: Duitsland (`im gesetzlichen Krebsfrüherkennungsprogramm') en Tsjechië. De Gezondheidsraad constateerde overigens in zijn eerder genoemde rapport dat het in Duitsland niet gaat om een georganiseerd bevolkingsonderzoek;
- als pilot (experimenteel): Engeland en Schotland, Frankrijk (22 departementen), Hongarije.
- FOBT-screeningsprogramma's worden (nog) niet uitgevoerd in België, Denemarken, Finland, Ierland en Portugal.
Het duidelijkst zijn de ervaringen beschreven met het NHS Bowel Cancer Programme in de UK (www.cancerscreening.nhs.uk/colorectal); deze zijn gunstig. De aldaar uitgevoerde FOBT screening pilot bevestigde wat al eerder in wetenschappelijk verband (Nothingham trial) naar voren was gekomen: een redelijk goede opkomst (bijna 60%), aanvaardbare testwaarden, beperkte nadelige effecten. Een nationaal programma zal volgens de NHS in staat zijn een zelfde sterftereductie te bereiken als die, welke in de kleinschalige trial werd waargenomen. Momenteel loopt er nog een sigmoïdoscopie pilot, die eind dit jaar wordt afgesloten.

2/2

3.
Hoeveel mensen moeten er gescreend worden om jaarlijks 200­300 onnodige doden aan dikkedarmkanker te voorkomen? Hoe groot is de kans op intervalcarcinomen, en hoe verhoudt dit zich tot de screening op borstkanker en baarmoederhalskanker?

3.
In de beoogde doelgroep van personen van 50 tot 70 jaar zouden 700 tot 2800 mensen tien jaar moeten deelnemen aan tweejaarlijkse FOBT-screening om één sterfgeval te kunnen voorkómen, aldus de Gezondheidsraad in zijn signalerend advies. Voor een beoogde sterftereductie van 300 is dus een deelname aan het screeningsprogramma vereist van 105.000 tot 420.000 personen per jaar. Ter vergelijking: aan de borstkankerscreening nemen jaarlijks ca. 850.000 vrouwen deel, aan de baarmoederhalskankerscreening 530.000 vrouwen. Volgens een modelberekening moeten aan de borstkankerscreening 155 vrouwen tien jaar deelnemen om één sterfgeval door borstkanker te voorkómen. Een sterftereductie van 300 vereist in dit geval dus een deelname van 46.500 vrouwen. De kans op intervalcarcinomen wordt sterk bepaald door de toegepaste screeningstechniek en de frequentie waarmee deze wordt toegepast. Hier moet een optimum worden gevonden tussen de wens om frequenter te screenen ter vergroting van de sensitiviteit van het programma enerzijds, en de bereidheid van de doelpopulatie om deel te blijven nemen, de noodzaak tot beperking van iatrogene schade door het screeningsonderzoek en de financieringsmogelijkheden anderzijds. Een nadeel van de FOBT-test is zijn matige tot slechte gevoeligheid en het gegeven dat er wel darmkanker mee kan worden opgespoord, maar nauwelijks de voorstadia ervan. Daarom stellen deskundigen een combinatie voor van hoogfrequent uitgevoerde FOBT met eenmalig of laagfrequent uitgevoerde endoscopieën.

4.
Is er in Nederland voldoende personeel en materieel beschikbaar om op korte termijn over te gaan tot screening naar dikkedarmkanker?

4.
Nee. Zowel voor de uitvoering van de screening als voor de follow-up van verdachte gevallen met een positieve screeningsuitslag is nog onvoldoende capaciteit in de gezondheidszorg beschikbaar. Dit is één van de redenen om met een eventuele introductie en landelijke `uitrol' van een screeningsprogramma niet overhaast te werk te gaan. O.a. zal bezien moeten worden welke rol paramedisch personeel, in casu de `nurse endoscopist' zal kunnen spelen.


---- --