2 april 2004
Speciale teams voor miliedelicten
Bij het OM en bij de politie komen er gespecialiseerde eenheden die
zich gaan richten op de opsporing en afdoening van de middelzware en
zware zaken op milieugebied. Dat staat in een brief die de ministers
van Justitie, BZK en de staatssecretaris van Vrom naar de Tweede Kamer
hebben gestuurd.
Aanleiding voor de herbezinning op de milieutaak van politie en OM was
dat een tweetal onderzoeken heeft uitgewezen dat de milieutaak
momenteel niet optimaal wordt uitgevoerd. Recent is een
onderzoeksrapport hierover naar de Tweede Kamer gestuurd. De ministers
zegden hierop toe te komen met plannen om hierin verbetering te
brengen.
Voor wat het OM betreft komen de oplannen er kort gezegd op neer dat
er per 1 januari 2005 een landelijke milieu-eenheid wordt opgericht
voor de sturing van de opsporing en de afdoening van niet-eenvoudige
of grootschalige, veelal bedrijfsmatig gepleegde delicten in de sfeer
van milieu en openbare gezondheid (functionele component van
OM-milieutaak), met een nog te bepalen aantal gedeconcentreerde
vestigingen die opereren onder de verantwoordelijkheid van de
hoofdofficier van het Functioneel Parket.
De voor deze functionele component benodigde capaciteit zal
structureel worden vrijgemaakt door herschikking van de NMP-gelden die
sinds 1990 voor de opsporing en vervolging van in het bijzonder het
functionele deel van de milieudelicten beschikbaar zijn gesteld aan de
arrondissementsparketten (circa 100 fte). De arrondissementsparketten
blijven belast met de sturing van de opsporing en de afdoening van
eenvoudige, veelal niet-bedrijfsmatig gepleegde milieudelicten
(territoriale component van milieutaak). Hiervoor wordt gekozen wegens
de samenhang met andere onderdelen van de leefbaarheidsproblematiek.
Politie op regionaal niveau
Naar aanleiding van een eerder onderzoeksrapport in 2001 adviseerde de
Raad van Hoofdcommissarissen in april 2002 alle regiokorpsen een
politiemilieuteam op te richten. De verwachting is dat door de vorming
van regionale politiemilieuteams vooral milieudelicten in de sfeer van
inrichtingen en werken doeltreffender en doelmatiger kunnen worden
opgespoord, aldus de bewindslieden in hun brief aan de Kamer. ,,Dit
stoelt mede op de ervaringen in de politieregios die de milieutaak al
in teamverband uitvoeren. Inmiddels beschikt ongeveer de helft van de
politieregios over een milieuteam. Het is onze wens dat alle regios
(of samenwerkingsverbanden) vanaf 1 januari 2005 een passende inzet
plegen en daartoe beschikken over een milieuteam met geoormerkte en
toereikende capaciteit, adequate kwaliteit (milieu- en
recherche-expertise) en een vaste bezetting. Dit zal met name van de
regiokorpsen die nu relatief weinig inzet plegen voor de milieutaak,
een extra inspanning vragen. Er komt een geoormerkte capaciteit van
minimaal 250 fte ten behoeve van de regionale milieuteams (RMTs)",
aldus de ministers.
Interregionale milieuteams
De bewindslieden kondigen in de brief ook de komst aan van
interregionale milieuteams bij de politie. ,,Het ligt in deze context
voor de hand om in het kader van een effectieve inzet van de
NMP-gelden voor de bestrijding van milieucriminaliteit interregionale
milieuteams (IMTs) - met geoormerkte en gekwalificeerde capaciteit en
vaste bezetting - op te richten en beheersmatig onder te brengen bij
de BRT/IFT combinaties. Het is onze wens dat per 1 januari 2005 de
BRT-structuur wordt uitgebreid met zes volledig operationele
interregionale milieuteams met een totale omvang van 120 fte.
Deze milieuteams zullen deels uit milieuexperts en deels uit reguliere
recherchemedewerkers bestaan. Deze milieuteams krijgen als taak zich
met name te richten op bovenregionale ketengerelateerde
milieucriminaliteit en dit soort delicten effectief op te sporen door
het verrichten van opsporingsonderzoeken."
Hieronder de volledige tekst van de brief aan de Tweede Kamer:
Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag Bezoekadres
Schedeldoekshaven 100
2511 EX Den Haag
Telefoon (070) 3 70 79 11
Fax (070) 3 70 79 00
www.justitie.nl
Onderdeel Directie Handhaving
Datum 25 maart 2004
Ons kenmerk 5257960/504
Onderwerp Politie- en OM milieutaak
In deze brief informeren wij de Tweede Kamer over de wijze waarop de
politie en het OM invulling zullen geven aan hun milieutaak.
Omdat er aanleiding was te bezien of de wijze waarop politie en OM de
handhaving van de milieutaak ter hand nemen veranderd en verbeterd kon
worden, is op ons verzoek, in opdracht van het WODC een tweetal
onderzoeken uitgevoerd. In het eerste onderzoek, dat in 2001 is
uitgevoerd door de NPA onderzoeksgroep, is een aantal aanbevelingen
gedaan ter verbetering van de uitvoering van de politiemilieutaak
zoals het instellen van regionale politiemilieuteams, opnieuw
oormerken van de financiering, uitvoeren van (milieu)projecten bij de
politie. Een tweede, in 2002 afgerond onderzoek van DHV milieu en
infrastructuur heeft duidelijk gemaakt, dat ook de uitoefening van de
milieutaak door het OM momenteel niet optimaal is
(dit onderzoek is u reeds tezamen met de antwoorden op schriftelijke
vragen betreffende aanpak milieufraude toegezonden).
Deze onderzoeken en het algemene gevoelen dat de huidige uitoefening
niet toereikend is, hebben ons, ministers van BZK en Justitie en
staatssecretaris van VROM, doen besluiten apart over de
milieuhandhaving te spreken. In 2003 hebben wij een aantal gesprekken
gevoerd over de uitoefening van de milieutaak door politie en OM, mede
in het licht van de aan hen verstrekte NMP-gelden.
Tijdens één van die gesprekken heeft het College van
procureurs-generaal uiteengezet hoe het de herstructurering van de OM
milieutaak vorm wil geven. Kort gezegd komen de plannen van het
College erop neer dat er per 1 januari 2005 een landelijke
milieu-eenheid wordt opgericht voor de sturing van de opsporing en de
afdoening van niet-eenvoudige of grootschalige, veelal bedrijfsmatig
gepleegde delicten in de sfeer van milieu en openbare gezondheid
(functionele component van OM-milieutaak), met een nog te bepalen
aantal gedeconcentreerde vestigingen die opereren onder de
verantwoordelijkheid van de hoofdofficier van het Functioneel Parket.
De voor deze functionele component benodigde capaciteit zal
structureel worden vrijgemaakt door herschikking van de NMP-gelden die
sinds 1990 voor de opsporing en vervolging van in het bijzonder het
functionele deel van de milieudelicten beschikbaar zijn gesteld aan de
arrondissementsparketten (circa 100 fte). De arrondissementsparketten
blijven belast met de sturing van de opsporing en de afdoening van
eenvoudige, veelal niet-bedrijfsmatig gepleegde milieudelicten
(territoriale component van milieutaak). Hiervoor wordt gekozen wegens
de samenhang met andere onderdelen van de leefbaarheidsproblematiek.
Tijdens het daaropvolgende gesprek zijn de veranderingen bij de
politie besproken. Sinds 1990 krijgen de regiokorpsen gezamenlijk
extra geld, overeenkomend met circa 534 budgetverdeeleenheden (bve),
voor de opsporing van milieucriminaliteit. Inmiddels wordt dit geld
als onderdeel van de algemene bijdrage aan de regiokorpsen verstrekt.
Weliswaar worden er, dankzij de NMP-gelden, door de politie
structureel meer inspanningen verricht, maar deze inspanningen liggen
voornamelijk op het gebied van de basispolitiezorg. De regionale
politiekorpsen hebben zich niet in alle gevallen voldoende geëquipeerd
om relatief complexe milieuzaken op te sporen, zowel op regionaal als
op bovenregionaal niveau. Daarom is versterking van de kwantitatieve
en kwalitatieve inzet van de politie op beide niveaus van belang.
Verschuivingen in de milieucriminaliteit
Bij de vervulling van de milieutaak ligt er nu een relatief groot
accent op de aanpak van inrichtinggebonden overtredingen en, in
mindere mate, op overtredingen bij de uitvoering van werken. Die
relatief sterke oriëntatie op inrichtingen en het lokale en regionale
bestuur is verklaarbaar in het licht van de accenten die sinds het
begin van de jaren negentig zijn gelegd bij de milieuhandhaving in
Nederland.
De observatie is echter dat de milieucriminaliteit aan het veranderen
is, zowel qua aard als qua schaal. Inrichtingen en werken (vooral
infrastructuur) zijn nog steeds, zeker in kwantitatief opzicht, een
belangrijke bron van milieucriminaliteit, maar de verwachting is dat
hun betekenis relatief afneemt onder de invloed van ontwikkelingen in
het handelsverkeer binnen Europa en tussen Europa en andere delen van
de wereld. Economische ketens van handelingen met stoffen, producten,
afvalstoffen, grond, beschermde dieren en planten worden steeds meer
gezien als bron van milieucriminaliteit. De noodzaak tot meer gerichte
aandacht voor ketens wordt ook bij de VROM inspectie en andere
rijksinspecties in toenemende mate onderkend.
De schaal waarop bij de politie de opsporing van milieucriminaliteit
nu is georganiseerd, blijkt niet optimaal voor de opsporing van
ketengerelateerde vormen. Doorgaans is de regionale schaal immers te
beperkt om zicht en greep te kunnen krijgen op ketengerelateerde
vormen van milieucriminaliteit.
Lokaal niveau
In het kader van hun basispolitiezorg hebben de regiokorpsen een
tweeledige functie bij de handhaving van de milieuregelgeving:
signalering van milieu-overtredingen (oog- en oorfunctie) en aanpak
van eenvoudige, veelal niet-bedrijfsmatig gepleegde milieudelicten die
een directe, ongunstige invloed hebben op de leefbaarheid van steden,
dorpen of het buitengebied. Wij vinden het van belang dat de
regiokorpsen hieraan de nodige aandacht blijven besteden.
Regionaal niveau
Naar aanleiding van het rapport van de NPA onderzoeksgroep in 2001
heeft de Raad van Hoofdcommissarissen in april 2002 alle regiokorpsen
geadviseerd een politiemilieuteam op te richten. De verwachting is dat
door de vorming van regionale politiemilieuteams vooral milieudelicten
in de sfeer van inrichtingen en werken doeltreffender en doelmatiger
kunnen worden opgespoord. Dit stoelt mede op de ervaringen in de
politieregios die de milieutaak al in teamverband uitvoeren. Inmiddels
beschikt ongeveer de helft van de politieregios over een milieuteam.
Het is onze wens dat alle regios (of samenwerkingsverbanden) vanaf 1
januari 2005 een passende inzet plegen en daartoe beschikken over een
milieuteam met geoormerkte en toereikende capaciteit, adequate
kwaliteit (milieu- en recherche-expertise) en een vaste bezetting. Dit
zal met name van de regiokorpsen die nu relatief weinig inzet plegen
voor de milieutaak, een extra inspanning vragen. Er komt een
geoormerkte capaciteit van minimaal 250 fte ten behoeve van de
regionale milieuteams (RMTs).
Verschillen tussen de regios qua grootte van het werkgebied en aard en
omvang van de bedrijvigheid, bepalen uiteraard de omvang van een
politiemilieuteam. In sommige gevallen liggen samenwerkingsverbanden
voor de hand daar waar het zelfstandig organiseren tot inefficiëntie
of kwetsbaarheid zou leiden.
Bovenregionaal niveau
Met de in het Veiligheidsprogramma en in een gezamenlijke brief van
BZK en Justitie van 28 november 2002 beschreven voornemens omtrent de
vorming van de nationale en bovenregionale recherche is een traject in
gang gezet tot herstructurering van de bovenregionale en landelijke
recherche. Als uitvloeisel hiervan wordt inmiddels gewerkt aan de bouw
van de nationale recherche (NR) bij het KLPD en van zes bovenregionale
rechercheteams, waarin ook de fraudebestrijding in speciale teams een
plaats heeft gekregen (de zogenaamde BRT/IFT combinaties). Het ligt in
deze context voor de hand om in het kader van een effectieve inzet van
de NMP-gelden voor de bestrijding van milieucriminaliteit
interregionale milieuteams (IMTs) - met geoormerkte en gekwalificeerde
capaciteit en vaste bezetting - op te richten en beheersmatig onder te
brengen bij de BRT/IFT combinaties. Het is onze wens dat per 1 januari
2005 de BRT-structuur wordt uitgebreid met zes volledig operationele
interregionale milieuteams met een totale omvang van 120 fte.
Deze milieuteams zullen deels uit milieuexperts en deels uit reguliere
recherchemedewerkers bestaan. Deze milieuteams krijgen als taak zich
met name te richten op bovenregionale ketengerelateerde
milieucriminaliteit en dit soort delicten effectief op te sporen door
het verrichten van opsporingsonderzoeken.
Landelijk niveau
De bijzondere opsporingsdiensten van VROM en LNV houden zich op
landelijk niveau bezig met de opsporing van veelal ketengerelateerde
vormen van milieucriminaliteit, al dan niet met een
grensoverschrijdend karakter. De primaire aandachtsgebieden van deze
landelijk werkende opsporingsdiensten betreffen vormen van
criminaliteit waarbij sprake is van ernstige gezondheids- en/of
veiligheidsrisicos, dan wel zodanige vormen van misbruik of
oneigenlijk gebruik van regelgeving, dat het bereiken van de met de
vakdepartementale ordeningswetgeving beoogde beleidsdoelstellingen
wordt belemmerd.
Met het oog op een doelmatige inzet van de op dit niveau beschikbare
opsporingscapaciteit zullen er afspraken worden gemaakt tussen de
betrokken diensten en het OM. Om de activiteiten van IMTs, RMTs en de
bijzondere opsporingsdiensten van VROM en LNV goed op elkaar af te
stemmen, zal daartoe een overlegstructuur in het leven worden
geroepen.
Informatiehuishouding
Inmiddels is in het kader van het project nationale en bovenregionale
recherche een start gemaakt met de verbetering van de
informatiehuishouding bij de politie. De inspanningen die nu worden
verricht ten behoeve van de opbouw van een nationale
informatiehuishouding, zijn van cruciaal belang voor de opsporing van
milieucriminaliteit. In de beoogde opzet is er op milieugebied een
belangrijke rol weggelegd voor de dienst Nationale Recherche
Informatie van het KLPD -met name de Unit Milieucriminaliteit waarin
ook de bijzondere opsporingsdiensten van VROM en LNV participeren-
voor het verzorgen van de landelijke analyses en inzichten, mede ten
behoeve van de politiemilieuteams. Aan de vergaring van
milieu-informatie zullen, naast hetgeen de regiokorpsen, de
bestuurlijke handhavingsinstanties en de bijzondere opsporingsdiensten
op dit vlak gaan doen, de toekomstige interregionale en regionale
milieuteams een belangrijke bijdrage moeten leveren. Voor de
informatie-uitwisseling tussen de opsporingsinstanties, en met de
bestuurlijke handhavingsinstanties, zal op efficiënte wijze gebruik
moeten worden gemaakt van bestaande informatieknooppunten bij de
politie.
Gezag
Het gezag met betrekking tot de leefbaarheidszaken blijft bij de
hoofdofficier van het arrondissementsparket. Het Functioneel Parket
heeft het gezag over de bijzondere opsporingsdiensten en de Unit
Milieucriminaliteit. Doordat het Functioneel Parket per 1 januari 2005
belast wordt met de gehele functionele component van de milieutaak,
komt daar het gezag bij over zowel de hierbij betrokken buitengewone
opsporingsambtenaren van landelijke inspecties, provincies, gemeenten
en waterschappen, als de interregionale en regionale
politiemilieuteams. Dit laatste betekent dat de hoofdofficier van het
Functioneel Parket verantwoordelijk zal zijn voor de prioritering bij
de aanpak van milieucriminaliteit en voor de keuze en uitvoering van
opsporingsonderzoeken door IMTs en RMTs.
De hoofdofficier van het arrondissementsparket blijft de
vertegenwoordiger van het OM in de beheersdriehoek. Als zodanig is hij
voor de korpsbeheerder en de korpschef aanspreekbaar op alle
activiteiten van een IMT of RMT. De hoofdofficier van het Functioneel
Parket zorgt voor adequate informatievoorziening aan die
hoofdofficieren, waaronder een bijdrage voor het jaarlijkse
politiebeleidsplan.
Binnen de structuur zoals bepaald voor de bovenregionale recherche
wordt voor de toedeling van onderzoeken aan de interregionale
milieuteams voorzien in een nieuw te vormen landelijke milieukamer;
gedacht wordt aan een kamer met drie leden. De hoofdofficier van het
Functioneel Parket zal als voorzitter van de milieukamer optreden.
Daarnaast zal uiteraard ook de politie in deze kamer vertegenwoordigd
zijn. Daarover zal nog nader overleg met het Korpsbeheerdersberaad en
de Raad van Hoofdcommissarissen plaatsvinden.
De milieukamer beslist zelfstandig over de inzet van de vaste
capaciteit voor milieu-onderzoeken. De milieukamer brengt haar
beslissingen ter kennis van het landelijk bovenregionaal recherche
overleg (BRO), dat is ingesteld voor de prioritering van zaken ten
behoeve van de BRT/IFT combinaties, en stuurt ter afstemming over de
activiteiten van de IMTs periodieke rapportages aan de voorzitter van
het BRO. Indien voor een onderzoek van een interregionaal milieuteam
aanvullende capaciteit uit de BRT/IFT combinaties wenselijk wordt
geacht, zal een verzoek hiertoe door de milieukamer worden voorgelegd
aan het BRO.
Implementatie
Aan de Raad van Hoofdcommissarissen zal worden gevraagd de vorming van
de regionale milieuteams dit jaar op gecoördineerde wijze ter hand te
nemen. De regiegroep nationale en bovenregionale recherche zal
gevraagd worden verantwoordelijkheid te nemen voor de uitbouw van de
BRT/IFT structuur met de interregionale milieuteams en daar de
bestaande projectorganisatie voor in te zetten. Daarbij zal aangegeven
worden dat wij belang hechten aan een samenhangende ontwikkeling van
interregionale en regionale milieuteams. Daarnaast dient de milieutaak
betrokken te worden in de lopende projecten met betrekking tot het
verbeteren van de informatiehuishouding en op het gebied van het
personeelsbeleid.
Van belang hierbij is dat momenteel door de politie (in samenwerking
met het OM) wordt gewerkt aan een gemeenschappelijk referentiekader
voor de milieuteams met bijbehorend implementatieplan. Deze documenten
schetsen onder meer de omvang en kwaliteiten waaraan een milieuteam
moet voldoen. Wij hechten aan het gebruik hiervan, alsmede van de in
ABRIO-verband ontwikkelde werkdocumenten en methode van projectmatig
werken, omdat zij een eenvormige wijze van werken en maximale
uitwisselbaarheid van expertise en informatie, en daarmee de
samenwerking- onderling en met de bijzondere opsporingsdiensten-
bevorderen. Het Functioneel Parket, dat immers zowel de RMT-capaciteit
als de IMT-capaciteit aanstuurt, zal ervoor zorgen dat de
werkzaamheden van zowel IMTs als de binnen een samenwerkingsgebied
aanwezige milieuteams optimaal op elkaar afgestemd zijn. Het
Functioneel Parket zal bij zijn gedeconcentreerde organisatie
aansluiting zoeken bij de samenwerkingsverbanden van de
centrumkorpsen.
Het bovenstaande dient ertoe te leiden dat er geen belemmeringen voor
samenwerking zullen zijn en dat er geen onderzoeken tussen wal en
schip zullen vallen.
Evaluatie
In 2007 is een volledige evaluatie van de milieutaak van politie en OM
voorzien. Bij deze evaluatie zal gekeken worden of de nieuwe structuur
voor de strafrechtelijke milieuhandhaving adequaat is en in hoeverre
de afgesproken capaciteit passend is gelet op het aanbod, aard en
zwaarte van de milieucriminaliteit; dit mede in het licht van de sinds
1990 beschikbaar gestelde NMP gelden. Zoals tot nu toe gebruikelijk
zal uw Kamer jaarlijks worden geïnformeerd over de resultaten met
betrekking tot de milieuhandhaving.
Al met al zijn wij van mening dat met de geschetste veranderingen een
grote stap wordt gezet ten behoeve van een effectievere en
efficiëntere opsporing en vervolging van de milieucriminaliteit in ons
land. Zij kunnen tevens worden beschouwd als een belangrijke
ondersteuning van het lopende professionaliseringstraject met
betrekking tot het bestuurlijk toezicht op de naleving van
milieuregelgeving.
Minister van Justitie,
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
Openbaar Ministerie