HBO-Raad

verschenen op: 01-04-2004

Te weinig onderscheid tussen sjoemelen en te goeder trouw handelen

Het vandaag gepubliceerde rapport van de commissie Schutte toont geen nieuwe onregelmatigheden aan bij de hogescholen. Daarmee bevestigt het rapport het beeld dat eind 2002 uit het zelfonderzoek van de onderwijsinstellingen naar voren kwam. De feiten uit het zelfonderzoek, ?Ruimte voor Rekenschap? geheten, blijken dus geen ?topje van de ijsberg? maar de gehele ijsberg te zijn.

Gesjoemel met overheidsgeld wordt door de commissie Schutte bevestigd. Het gaat hierbij om minder dan de helft van alle gevallen, die overigens reeds in februari 2002 door de departementale accountantsdienst zijn gemeld. Hierbij is voor studenten ten onrechte overheidsgeld geïnd. Deze studenten ontvingen nauwelijks onderwijs en waren soms buiten hun medeweten via derden ingeschreven bij hogescholen. De HBO-raad heeft deze foute handelwijze al voor publicatie van het accountantsrapport van februari 2002 veroordeeld. Via scherpere regelgeving is hieraan een eind gemaakt. De betrokken hogescholen hebben hun fout erkend en een deel van het geld is reeds met de overheid verrekend.

Het is teleurstellend dat de commissie vervolgens geen scherp onderscheid maakt tussen gesjoemel met overheidsgeld èn vermeende schendingen van regels bij het te goeder trouw geven van onderwijs aan nieuwe groepen studenten. Het gevolg hiervan is dat nu onder het hoofd ?fraude? een hutspot wordt aangeboden van soms terechte, soms aanvechtbare oordelen. Zo meldt de commissie Schutte een veelheid van gevallen waarin onderwijs is verzorgd, studenten rechtmatig zijn ingeschreven, maar waarbij de commissie ten onrechte stelt dat in strijd met de onduidelijke regels is gehandeld. Deze gevallen hebben niets met fraude of gesjoemel te maken.

Een beperkt deel van de meer dan 300.000 hbo-studenten kiest er voor om niet de gehele vierjarige hbo-opleiding te volgen, maar slechts een gedeelte hiervan. Deze studenten verlaten de opleiding na bijvoorbeeld een jaar voltijds onderwijs om met het behaalde certificaat te gaan werken (bijvoorbeeld als onderwijsassistent in het mbo) of elders te gaan studeren (bijvoorbeeld na de hbo-propedeuse aan een universiteit). De hogescholen ontvangen hier dan voor één jaar bekostiging. De commissie Schutte beoordeelt de bekostiging van al deze studenten als onrechtmatig, omdat zij niet de intentie hadden de volledige opleiding tot en met het diploma te volgen. Dit criterium is noch in de wet noch in enige andere regelgeving te vinden. Integendeel, minister Hermans schrijft hierover in 2002 aan de Tweede Kamer onder meer: ?inbedding van deelprogramma?s in de bachelorfase kan geschieden op basis van de huidige wet - en regelgeving?, die dateert van het begin van jaren negentig. Bovendien blijkt uit officiële publicaties, zoals het regeerakkoord 1998, meer dan eens dat de overheid het aanbieden van deelprogramma?s als beleid stimuleerde, zonder dat duidelijk is gemaakt dat deze studenten niet bekostigd zouden worden. Hoewel de commissie Schutte zegt met deze beleidscontext rekening te houden (blz. 51), doet zij dat feitelijk niet.

Een solide juridische basis om in deze gevallen de overheidsbijdrage terug te vorderen ontbreekt, van ?fraude? is al helemaal geen sprake. Meer dan de helft van alle door de commissie als onrechtmatig bestempelde handelwijzen heeft hierop betrekking. Terug terug