De Unie
Kinderopvang - Ouder kind van de rekening
1 april 2004 - Het wetsvoorstel Basisvoorziening Kinderopvang heeft
naast grote financiële gevolgen voor de ouders ook gevolgen voor de
kwaliteit van de kinderopvang. Vooral de ouders met de wat hogere
inkomens worden zwaar getroffen in het nieuwe voorstel.
Een groot aantal van hen zal daarom overwegen om de opvang op een
andere wijze te regelen omdat de kosten niet meer opwegen tegen de
baten. Dit heeft weer tot gevolg dat de huidige teruggang in het
aantal aanmeldingen voor kinderopvang extra gestimuleerd gaat worden.
Een consequentie daarvan is dat vele instellingen voor kinderopvang er
ofwel noodgedwongen mee moeten stoppen ofwel de kwaliteitseisen zullen
verlagen om tegen geringere kosten de kinderopvang te kunnen
aanbieden.
Het wetsvoorstel
Het leek een mooie gedachte, een tripartiete verantwoordelijkheid.
Ouders, overheid en werkgevers zouden ieder een derde van de kosten
voor de kinderopvang op zich nemen. In werkelijkheid ziet het voorstel
er echter heel anders uit. Het wetsvoorstel is gebaseerd op twee
pijlers. De ene pijler betreft de kosten die met de kinderopvang
gemoeid zijn en de ander betreft de kwaliteit van de kinderopvang.
Ouders staan straks centraal qua kosten
Wat de kosten betreft staan straks de ouders centraal. Zij moeten in
principe ieder voor zich een contract afsluiten met de kinderopvang
aanbieder. De ouders ontvangen de factuur en zijn verantwoordelijk
voor de betaling. Een deel van de kosten kunnen ze mogelijk terug
krijgen van de werkgever. Er is voor de werkgever echter geen
verplichting om in de opvang bij te dragen. De werkgevers van beide
partners kunnen maximaal ieder voor één zesde van de kosten van de
kinderopvang onbelast bijdragen. Wanneer een van beide werkgevers
minder dan één zesde van de kosten vergoed, mag de andere werkgever
tot in totaal één derde deel van de kosten belastingvrij vergoeden. Nu
deze bijdrage vrijwillig is kunnen een groot aantal werknemers hier
problemen van gaan ondervinden daar niet alle werkgevers op dit moment
de noodzaak zien van extra kosten voor een beperkt aantal werknemers.
De overheid gaat er vanuit dat de druk van de werknemers op de
werkgever om bij te dragen aan deze kosten voldoende is om hen over de
streep te trekken. In een neergaande economie is dat maar zeer de
vraag. Ook al krijgen de ouders geen geld van de werkgever(s), zij
blijven natuurlijk te allen tijde zelf verantwoordelijk voor de
rekening, zij zijn immers de contracterende partij. Ook werkgevers die
op dit moment meer bijdragen dan één zesde deel zullen hoogst
waarschijnlijk deze bijdrage gaan afromen omdat de fiscale
vrijstelling (WVA) die zij nu nog genieten zal worden afgeschaft. Meer
bijdragen dan het maximum is ook voor de werknemer onvoordelig omdat
slechts één derde van beide werkgevers onbelast kan worden verkregen.
Een hogere vergoeding leidt dus tevens tot het onnodig spekken van de
schatkist.
De bijdrage van de overheid
Ten slotte is er een bijdrage van de overheid. Ouders kunnen een
beroep doen op de overheid voor een tegemoetkoming in de kosten. Het
is de belastingdienst die uitvoering gaat geven aan deze subsidievorm.
De bijdrage die de overheid geeft is echter wel inkomens afhankelijk.
Hoe hoger het gezinsinkomen des te lager de bijdrage. De
belastingdienst zal op grond van de vooraf ingeschatte kosten van de
kinderopvang en de persoonlijke omstandigheden van de ouders
maandelijks een voorschot aan de ouders uitkeren. Achteraf zal er een
afrekening plaatsvinden waarbij de mogelijkheid bestaat dat ouders
moeten bijbetalen of nog iets tegoed hebben. De hoogte van de
tegemoetkoming van het Rijk en de hoogte van een eventuele extra
tegemoetkoming (bij een onvolledige werkgeversbijdrage) hangt af van
het aantal uren kinderopvang, de voor die opvang te betalen prijs, de
soort kinderopvang, het volgnummer van het kind waarvoor een
tegemoetkoming wordt aangevraagd, het toetsinkomen van de ouders en de
eventuele partner en de maximumprijs per uur voor de gebruikte
kinderopvang.
Tot slot vindt er met betrekking tot het fiscaal klimaat nog een grote
wijziging plaats namelijk dat ook de huidige fiscale aftrektrek in
verband met de kosten voor de kinderopvang na de invoering van deze
wet komt te vervallen.
Overgangsmaatregelen
Om de pijn wat te verzachten zijn er enige overgangsmaatregelen
getroffen maar die hebben een aflopend karakter. Zo zullen
bijvoorbeeld ouders met slechts één werkgever tijdelijk een extra
compensatie van de overheid kunnen krijgen. Ook zullen de kosten voor
de verschillende intermediairs (uitvoeringsorganisaties die de kosten
kinderopvang voor veel fondsen) vooralsnog een aantal jaren fiscaal
vrij zijn.
Tijd van onzekerheid en bureaucratie
Voor ouders zal een tijd van onzekerheid en bureaucratie aanbreken.
Ten eerste het contract met de kinderopvang organisatie, onderhandelen
(voor zover daar überhaupt sprake van is) over de prijs (schrik
niet!). Vervolgens bij beide werkgevers een verzoek tot een bijdrage
indienen. En last but not least op basis van prijs, werkgeversbijdrage
en gezinsinkomen een verzoek bij de belastingdienst indienen. Neen,
leuker kunnen we het niet maken wel gecompliceerder. De intermediairs
zullen op deze administratieve rompslomp graag inspringen en u voor
een geringe meerprijs (ongeveer 230,-) een en ander uit handen willen
nemen. Wat dit nu financieel voor de ouders betekent is van te voren
dus niet exact in te schatten, omdat het afhankelijk is van vele
factoren echter na het tekenen van het contract zitten de ouders wel
vast aan de kosten.
Grotere onzekerheid voor aanbieders
Het wetsvoorstel heeft ook gevolgen voor aanbieders van de
kinderopvang. Ook zij gaan een extra onzekere tijd tegemoet. Op dit
moment stagneert de vraag naar kinderopvang en we zien zelfs hier en
daar een terugloop. De slechte economische omstandigheden zijn hier
mede debet aan. Nu deze organisaties met alle ouders afzonderlijk een
contract moeten afsluiten brengt dat ongetwijfeld extra kosten met
zich mee. Daarnaast ontstaat er een grotere onzekerheid met betrekking
tot de tijdige betaling, debiteuren risicos. Bij een verdere terugloop
van het aantal kindplaatsen komen vele instellingen in de financiële
problemen, voor zover dat nu al niet het geval is. Wil men overleven
dan zal tot kostenreductie moeten worden overgegaan. Kinderopvang is
mensenwerk en dat betekent dat ongeveer 70% van de kosten
personeelskosten zijn. Snijden in het personeel is snijden in de
kwaliteit. Op dit moment zijn er harde, door de overheid vastgestelde
kwaliteitscriteria (bijvoorbeeld x kinderen per groepsleidster). Het
huidige wetsvoorstel versoepeld deze criteria en geeft de kinderopvang
aanbieders grotere vrijheid om deze kwaliteit nu zelf te gaan bepalen.
Toezicht op de kwaliteit zal jaarlijks plaatsvinden door de gemeente,
waarbij aan zachtere regels/criteria getoetst gaat worden. Tot slot
vindt toezicht op dit toezicht plaats door de centrale overheid, over
bureaucratie gesproken. Een ander middel om te overleven is fusie,
overname en samenwerking tussen kinderopvang instellingen. Deze
schaalvergroting kan leiden tot effectiever en efficiëntere werkwijze
waardoor de prijzen omlaag kunnen. De keerzijde is echter dat er
minder concurrentie plaatsvindt en er minder keuze is voor de ouders.
Misschien iets voor de NMA?
Conclusie
Een voor de ouders nodeloos ingewikkelde regelgeving (maar liefst 4
loketten) waarbij geldt meer geld voor mogelijk minder kwaliteit. Meer
onzekerheid met betrekking tot de kostendeling en hoog risico met de
voorfinanciering. En als vervolgens bij de kosten baten analyse de
balans de verkeerde kant uit valt dan betekent dat soms dat men niet
meer voor deze vorm van kinderopvang kiest. En dat is toch het kind
met het badwater weggooien, nietwaar?
Pepijn ten Kate
Bestuurder
donderdag, 1 april 2004