Partij van de Arbeid


Den Haag, 01 april 2004


Vragen van de leden Wolfsen en van Heteren (PvdA) aan de ministers van Justitie, BZK, VWS en OCW over forensische geneeskunde.


1.

Deelt u nog steeds de menig dat er zorg bestaat met betrekking tot de noodzakelijke specifieke deskundigheid bij de gemeentelijke lijkschouwers alsmede met betrekking tot de forensische kennis van de huisartsen en behandelend artsen die veelal een stoffelijk overschot het eerst zien? (KVR10952; 1999-2000)


2.

Welke maatregelen zijn sinds 23 november 1999 daadwerkelijk getroffen ter verbetering van de eerstelijns forensische geneeskunde? (KVR10952; 1999-2000)


3.

Wat is de reden voor het feit dat nog steeds niet de toezegging is nagekomen om de benodigde deskundigheid voor de uitoefening van de lijkschouw te verankeren in wet en AMvB? (KVR10952; 1999-2000)


4.

Tot welke concrete resultaten heeft het op 23 november 1999 aangekondigde overleg tussen Justitie en VWS, met als inzet de vragen hoe bevorderd kan worden dat ook in de basisopleiding tot arts voldoende aandacht wordt besteed aan de forensische geneeskunde en de mogelijke behoefte aan de oprichting van een eerstelijns forensisch centrum dat 24 uur per dag bereikbaar is voor de beantwoording van vragen, inmiddels daadwerkelijk geleid? (KVR10952; 1999-2000)


5.

Wat was de reactie en argumentatie van het College van Procureurs-generaal op het voorstel om de lijkschouwer in het vervolg te doen benoemen door de hoofdofficier van justitie? (KVR10952; 1999-2000)


6.

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de (overige) aanbevelingen zoals die zijn gedaan in het rapport 'Forensische Geneeskunde, een nieuwe praktijk'?


7.

Wat is de reden voor het feit dat nog steeds de toezegging niet is nagekomen om te komen met een standpunt (incl. concrete maatregelen) als uitvoering van het rapport 'Richtlijnen bij het overlijden van minderjarigen' en wanneer kunnen wij dat standpunt wel verwachten? (KVR 16333; 2002-2003)


8.

Bestaat er (inmiddels) een specifieke, op forensische geneeskunde toegesneden, opleiding voor schouwartsen en, zo ja, waar en wat is de inhoud van die opleiding?


9.

Zijn er nog artsen werkzaam als schouwarts die geen specifieke opleiding hebben genoten met betrekking tot forensische geneeskunde?


10.

Is er sprake van een vorm van toezicht of controle op het werk van schouwartsen en, zo ja, welke?


11.

Op welke wijze beoordeelt een college van Burgemeester en wethouders of een te benoemen gemeentelijk lijkschouwer ook daadwerkelijk beschikt over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring met betrekking tot de forensische geneeskunde, met andere woorden, voldoende bekwaam is voor het verrichten van het werk waarvoor hij wordt benoemd?


12.

Wat verstaat u onder 'de behandelende arts', waneer mag een waarnemer zich wel en niet 'behandelend arts' noemen, is dat voor alle betrokkenen altijd duidelijk en op welke wijze controleren de officier van justitie en de burgerlijke stand of het gebruik van deze kwalificatie terecht is?


13.

Vindt u dat de voorschriften voor het opstellen van een verklaring van overlijden (nog steeds) zodanig sturend zijn dat steeds alle relevante informatie zodanig duidelijk en compleet is dat de kans dat een daarop gebaseerde beslissing feitelijk onjuist is tot het haalbare en een acceptabel minimum is beperkt, en zijn ook de instanties die die beslissingen moeten nemen op basis van de inhoud van die verklaringen die mening toegedaan?



---- --