Gezondheidsraad

Persbericht

Bewaartermijn patiëntengegevens

Er is wetswijziging nodig om te voorkomen dat de medische gegevens van patiënten worden vernietigd, terwijl ze nog nodig kunnen zijn voor toekomstige hulpverlening of medisch-wetenschappelijk onderzoek. Voor de tussentijd moet er een verbod komen op verdere vernietiging van medische gegevens. Daar is haast bij, omdat anders binnen een jaar grootschalige 'opruiming' dreigt van meer dan tien jaar oude dossiers. Dit schrijft de Gezondheidsraad in een advies dat vandaag wordt aangeboden aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Uit de in 1995 van kracht geworden Wet op de Geneeskundige behandelings-overeenkomst (WGBO) vloeit voort dat medische gegevens van patiënten in beginsel na tien jaar vernietigd moeten worden. Volgens een overgangsbepaling is die vernietigingsplicht uitgesteld tot 1 april 2005. Maar door instellingen die kampen met volle archiefkelders wordt daar niet op gewacht. De opruiming van oudere dossiers is al begonnen.
De afgelopen jaren is er in brede kring discussie ontstaan over de bewaarregeling in de WGBO. Hulpverleners, onderzoekers en patiëntenorganisaties zijn bang dat gegevens worden vernietigd waarvan later blijkt dat ze beter bewaard hadden kunnen blijven. De Gezondheidsraad vindt die bezorgdheid terecht. Recente ontwikkelingen in de geneeskunde maken het langer bewaren van patiëntengegevens steeds belangrijker. Ziekten waar mensen vroeger aan overleden zijn nu behandelbaar, maar men moet vaak wel levenslang rekening houden met een verhoogd risico opnieuw ziek te worden. Voor een goede diagnose en behandeling kunnen gegevens over een eerdere ziekteperiode dan niet goed worden gemist. Verder blijkt bij steeds meer aandoeningen een erfelijke factor een rol te spelen. Familieleden van de patiënt kunnen er dan belang bij hebben dat gegevens over eerdere ziektegeschiedenissen in de familie niet al na tien jaar zijn vernietigd. Steeds vaker ook treden er jaren na een behandeling late complicaties aan het licht. Zowel voor onderzoek daarnaar als voor verdere zorg aan deze patiënten is het nodig dat medische gegevens (veel) langer dan tien jaar worden bewaard. Voor het medisch-wetenschappelijk onderzoek (onmisbaar voor een goede gezondheidszorg) is het bovendien van groot belang dat die bewaring niet ophoudt na het overlijden van de patiënt.
Van belang is de Europese privacyrichtlijn, waarin staat dat persoonsgegevens niet langer mogen worden bewaard dan nodig is voor het doel waarvoor ze zijn verzameld. Maar vergelijking met andere landen die aan dezelfde Europese regels gebonden zijn, laat zien dat de privacyrichtlijn ruimte biedt voor een langere bewaartermijn dan nu in de Nederlandse WGBO is opgenomen. Sommige landen kennen bovendien een aparte wettelijke regeling voor het bewaren van medische gegevens voor onderzoek. Bij langer bewaren moet er wel op worden gelet of de persoonsgegevens voldoende beschermd zijn tegen oneigenlijk gebruik. Tijdens een door de commissie gehouden hoorzitting met patiëntenorganisaties bleek overigens een grotere bezorgdheid over de gevolgen van te kort bewaren van medische gegevens dan over mogelijke privacyrisico's van een ruimere regeling.
Het voorstel waar het advies op uitloopt, biedt volgens de commissie de beste balans tussen de belangen van privacybescherming en zeggenschap enerzijds en de met langer bewaren gediende belangen anderzijds. Zij bepleit:

· een langere bewaartermijn ten behoeve van de zorg aan de patiënt zelf;
· aanvullende bepalingen om langer bewaren ten behoeve van verwanten van de patiënt mogelijk te maken; · een afzonderlijke wettelijke bewaarregeling ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek;
· verduidelijking en versterking van de zeggenschap van de patiënt over zijn dossier.

Het advies is opgesteld door een commissie bestaande uit:

sB mr dr J Legemaate, gezondheidsjurist, voorzitter; KNMG, Utrecht sB prof. dr DDM Braat, hoogleraar voortplantingsgeneeskunde; UMC St Radboud, Nijmegen sB prof. dr HR Büller, hoogleraar interne geneeskunde; AMC, Amsterdam sB mr PWHM Francissen, adviseur; Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag sB mr drs TFM Hooghiemstra, jurist; Nationaal ICT Instituut in de Zorg (NICTIZ), Leidschendam sB prof. dr J van der Lei, hoogleraar medische informatica; Erasmus MC, Rotterdam sB prof. dr E van Leeuwen, hoogleraar medische ethiek; VUMC, Amsterdam sB prof. dr ir FE van Leeuwen, hoogleraar epidemiologie; NKI en VUMC, Amsterdam sB Y Poortman, voormalig directeur VSOP, Soestdijk sB dr MJ Stukart, adviseur; secretaris Raad voor Medische Wetenschappen; KNAW, Amsterdam sB prof. dr C van Weel, hoogleraar huisartsgeneeskunde; UMC St Radboud, Nijmegen sB dr WJ Dondorp, secretaris; Gezondheidsraad, Den Haag sB mr dr CJ van de Klippe, secretaris; Gezondheidsraad, Den Haag

Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt dr WJ Dondorp, tel (070) 340 6575, wj.dondorp@gr.nl.

1 april 2004