Vragen over de brief betreffende de vervolgactiviteiten naar aanleiding van het
onderzoeksrapport van de Arbeidsinspectie "Werknemers met een brutoloon op en
onder het wettelijk minimumloon (Kamerstukken 2003-2004, 29 200 XV, nr. 15)
1. Zijn in de schattingen van werknemers met een loon onder het wettelijk minimumloon ook
de illegale en/of zwartwerkende werknemers meegenomen? Zo niet, welke cijfers zijn hierover
bekend?
Voor het onderzoek "Werknemers met een brutoloon op en onder het wettelijk minimumloon
in 2001" is gebruik gemaakt van de gegevensbestanden van het
Arbeidsvoorwaardenonderzoek van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid. Doel van het Arbeidsvoorwaardenonderzoek is het verschaffen van
representatieve informatie over de feitelijke ontwikkeling van de brutolonen en andere op
geld waardeerbare arbeidsvoorwaarden van werknemers in het bedrijfsleven en bij de
overheid. In het kader van het onderzoek naar de toepassing van het wettelijk minimumloon is
de steekproef van het arbeidsvoorwaardenonderzoek van circa 1.850 bedrijven uitgebreid naar
een steekproef van 2.657 bedrijven waarin in totaal 278.000 werknemers werkzaam zijn. Voor
ruim 50.000 werknemers is aan de hand van de salarisadministratie nagegaan of op het
peilmoment in oktober 2001 de bruto-beloning onder, boven of op het niveau van het
wettelijk minimumloon lag. Doordat voor het onderzoek gebruik is gemaakt van de
salarisadministratie van de bedrijven uit de steekproef zijn geen gegevens verzameld over
illegale en/of zwartwerkende werknemers. Cijfers omtrent de mogelijke onderbetaling van
illegale en/of zwartwerkende werknemers zijn overigens niet bekend.
2. In hoeverre wordt de aangekondigde campagne ook gericht op de groep illegale en/of
zwartwerkende werknemers?
Naar aanleiding van het onderzoek naar de toepassing van het wettelijk minimumloon in het
Nederlandse bedrijfsleven is een aantal vervolgactiviteiten op het terrein van voorlichting
ondernomen. Omdat uit het onderzoek is gebleken dat onderbetaalde werknemers vooral in
deeltijd werkende vrouwen en jongeren zijn, werkzaam in de sectoren Detailhandel, Horeca
en Landbouw wordt met name gewerkt aan de verbetering van de voorlichting over het
minimumloon in deze sectoren. Ook de algemene voorlichtingsinformatie, weergegeven op de
website van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is grondig aangepakt.
Hoewel de campagne zich daarmee niet specifiek op illegale en/of zwartwerkende
werknemers richt, kunnen ook zij kennis nemen van de informatie over het minimumloon.
3. Is het bekend of met de media, zoals internet en vakbladen, ook daadwerkelijk de
aangegeven doelgroep van werknemers met loon onder het wettelijk minimumloon bereikt
wordt? Zo neen, hoe zal worden bewerkstelligd dat naast de betreffende werkgevers ook juist
de werknemers worden bereikt?
Wat betreft het internet kan het volgende worden opgemerkt. In algemene zin blijkt uit cijfers
dat het internetloket van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een zeer
behoorlijk bereik heeft onder werknemers. In het afgelopen jaar is het aantal maandelijkse
bezoekerssessies van het SZW-loket gestegen van ruim 170.000 in januari 2003 naar 245.000
in januari 2004. Onderzoek wijst uit dat 75 % van het bezoek bestaat uit werknemers en
werkzoekenden.
De rubriek Inkomen en daarbinnen het thema Minimumloon behoren regelmatig tot de meest
opgevraagde pagina's. SZW attendeert 2 keer per jaar specifiek op (de tarieven van) het
minimumloon en verwijst daarbij naar de informatie op internet. Attendering vindt plaats door
free publicity in huis-aan-huisbladen en advertenties in dagbladen en op veelbezochte sites.
---
Het onderwerp Minimum(jeugd)loon wordt eveneens uitgebreid toegelicht op het
Jongerenloket van SZW. Dit loket kent maandelijks zo'n 8.000 bezoekers. Ook op deze site is
minimumloon een veel geraadpleegd onderwerp.
Daarnaast kent de gratis Informatietelefoon van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid een aparte minimumloonlijn. Deze lijn wordt zo'n 500 keer per maand
gebeld en kent een piek in het aantal telefoontjes voorafgaand aan vakantieperiodes. De
ervaring van de afgelopen jaren leert dat de bellers veelal werknemers en werkzoekenden zijn
en met name voorafgaand aan vakantieperiodes jongeren. De meeste vragen aan de
informatietelefoon of per e-mail zijn informerend en vaak voorafgaand aan een sollicitatie.
Naast de algemene voorlichting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
wordt via artikelen in vakbladen van werkgevers- en werknemersorganisaties voorlichting
gegeven over het wettelijk minimumloon met name in die sectoren waarvan is gebleken dat
relatief vaak onderbetaling plaatsvindt. Het streven is om ook via artikelen in tijdschriften een
zo groot mogelijk deel van de onderbetaalde werknemers te bereiken. Ervaringen hiermee,
bijvoorbeeld wat betreft voorlichting over de wetgeving op het terrein van gelijke
behandeling, zijn zeer positief.
Als laatste wordt aansluiting gezocht bij de Loonwijzer. De Loonwijzer is een website met
een uitgebreide enquête via het internet, waarbij werknemers o.a. hun salaris kunnen
vergelijken met collega's met vergelijkbare kenmerken. Als blijkt dat er mogelijk sprake is
van betaling onder het minimumloon kunnen werknemers hierop gewezen worden.
Momenteel wordt overleg gevoerd op welke wijze vragen over het minimumloon in de
Loonwijzer geïntegreerd kunnen worden.
Geconcludeerd kan worden dat vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
verschillende wegen worden bewandeld om het wettelijk minimumloon, en het belang van
een correcte betaling ervan, onder de aandacht van werknemers te brengen.
4. Welke rol speelt de Arbeidsinspectie bij de handhaving van het wettelijk minimumloon?
In de praktijk onderneemt de Arbeidsinspectie actie naar aanleiding van een klacht van een
werknemer waarna in eerste instantie de werkgever schriftelijk in kennis wordt gesteld van
eventuele tekortkomingen. Indien bij herhalingsonderzoek blijkt dat onderbetaling nog steeds
plaatsvindt, worden ook de overige betrokkenen (de werknemers van het betreffende bedrijf,
de ondernemingsraad en de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties) geïnformeerd.
Blijft de werkgever onderbetalen, dan kan vervolgens door de werknemer een gerechtelijke
procedure worden aangespannen tegen de werkgever.
5. Kan worden uitgesloten dat het CWI vacatures onder het wettelijk minimumloon aanbiedt?
Het CWI biedt op twee manieren vacatures aan.
Ten eerste kunnen werkgevers zelf vacatures aanmelden bij CWI met het verzoek aan het
CWI om een geschikte kandidaat te vinden voor de vacature of daarbij anderszins als
intermediair op te treden. In dat geval is het aan CWI om ervoor zorg te dragen dat via de
aangeboden functies ten minste het wettelijk minimumloon verdiend kan worden. De
adviseurs werk en inkomen gaan na of bij de aangeboden vacatures niet onder het wettelijk
minimumloon wordt betaald.
Ten tweede komen vacatures binnen via een vacaturebank (via www.werk.nl). Deze
vacaturebank wordt deels gevuld met vacatures die werkgevers zelf plaatsen en deels met
vacatures aangeleverd door derden (zoals kranten, mobiliteitsbank van de overheid). De
---
inname van vacatures via www.werk.nl geschiedt grotendeels automatisch, zonder
tussenkomst van een adviseur van CWI.
Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de werkgever, die vacatures aanmeldt
bij CWI, om aan werkzoekenden tenminste het wettelijk minimumloon te betalen. De rol van
CWI is ten aanzien van de vacaturebank veelal beperkt tot het bieden van een platform
waarop werkgevers en werkzoekenden elkaar kunnen vinden. CWI wordt in dit geval niet
beschouwd als arbeidsbemiddelaar. Daarmee kan niet worden uitgesloten dat via
www.werk.nl vacatures worden aangeboden onder het wettelijk minimumloon. Wel is op de
website www.werk.nl uitgebreide informatie opgenomen over de Wet minimumloon en
minimumvakantiebijslag.
6. Op welk moment wordt de Kamer geïnformeerd over de resultaten van de inspanningen van
de regering op dit gebied?
Naar aanleiding van het onderzoek "Werknemers met een brutoloon op en onder het wettelijk
minimumloon in 2001" zijn verschillende vervolgactiviteiten in gang gezet. Bij brief van 28
november 2003 (kenmerk AV/IR/2003/90474) is de Tweede Kamer op de hoogte gebracht
van de stand van zaken van deze vervolgactiviteiten. De huidige stand van zaken komt aan de
orde bij de beantwoording van de vragen 12 en 13.
In 2006 zal het volgende onderzoek naar de toepassing van het wettelijk minimumloon in het
Nederlandse bedrijfsleven verschijnen, waarvoor in het najaar van 2004 gegevens zullen
worden verzameld. Daarmee zal over twee jaar blijken of de inspanningen van de regering op
dit gebied het gewenste resultaat hebben opgeleverd, namelijk terugdringing van het aantal
onderbetaalde werknemers.
7. Is de regering bereid streefcijfers af te spreken met de sociale partners over het
terugdringen van de onderbetaling bij sommige sectoren? Hoe en welke?
In eerste instantie is gekozen voor een traject waarbij via voorlichting wordt gestreefd om
onderbetaling tegen te gaan. Naast het verbeteren van de algemene voorlichting over de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag, zijn de sectoren waarin relatief vaak wordt
onderbetaald (Horeca, Detailhandel en Landbouw) gericht benaderd met de vraag of zij willen
meewerken aan de verbetering van de voorlichting over het minimumloon. Op dit verzoek is
positief gereageerd: volgens werkgevers- en werknemersorganisaties binnen deze sectoren
staat het buiten discussie dat werknemers recht hebben op het wettelijk minimumloon en is
men bereid mee te werken aan het terugdringen van het aantal onderbetaalden. Hieruit volgt
dat het afspreken van streefcijfers met sociale partners niet noodzakelijk is: zowel de overheid
als sociale partners streven naar het volledig tegengaan van onderbetaling. De middelen die
daarvoor worden ingezet zijn voorlichting en monitoring.
8. Is overwogen om per sector een suppletiefonds ten laste van de werkgevers in te stellen om
onderbetaalde werknemers te compenseren en de kosten te verhalen?
Een suppletiefonds per sector om onderbetaalde werknemers te compenseren is niet
overwogen. Dit hangt samen met het feit dat de bepalingen van de Wet minimumloon en
minimumvakantiebijslag civielrechtelijk van aard zijn. Waar werknemers worden
onderbetaald kunnen zij kiezen: ofwel rechtstreeks een civiele procedure aanspannen tegen de
werkgever, ofwel eerst een klacht indienen bij de Arbeidsinspectie en bij blijvende
onderbetaling alsnog een civiele procedure tegen de werkgever aanspannen.
---
9. Zal een vereenvoudiging van het begrip minimumloon niet tot een betere naleving van het
minimumloon leiden, aangezien de belangrijkste redenen voor onderbetaling het niet
toepassen van de periodieke verhoging van het minimumloon of het uitgaan van een onjuiste
normale arbeidsduur zijn? Kan hier meer inzicht in worden gegeven?
Zie beantwoording vragen 10 en 11.
10. Wat zijn de uitkomsten van het overleg met de Stichting van de Arbeid over de
mogelijkheden om het loonbegrip te vereenvoudigen? Is dit overleg gevoerd? Zo ja, wanneer
zal de Kamer hierover worden ingelicht? Zo neen, zal dit overleg binnenkort plaatsvinden?
Van de uitkomsten van het overleg met de Stichting van de Arbeid over de mogelijkheden om
het loonbegrip te vereenvoudigen is de Tweede Kamer bij brief van 3 maart 2004 (kenmerk
ASEA/LIV/2004/9323) op de hoogte gesteld.
Zoals mede uit de bijgevoegde brief van VNO-NCW blijkt, bestaat binnen de Stichting van de
Arbeid geen gezamenlijke opvatting over de wenselijkheid van nader onderzoek naar de
diverse aspecten van een minimumuurloonsystematiek. Meer specifiek is door
werknemersvertegenwoordigers aangegeven dat geen behoefte bestaat aan wijziging van de
huidige systematiek van het wettelijk minimumloon door middel van de introductie van een
bruto minimumuurloon. Werkgevers gaven aan bereid te zijn tot een discussie over het
minimum(uur)loon op basis van een concreet voorstel van de kant van het kabinet maar niet
zelf hiertoe het initiatief te nemen.
Daarnaast is in de brief aangegeven dat de aanspraak op het wettelijk minimumloon is
geconstrueerd rond het begrip `normale arbeidsduur'. Doordat de normale arbeidsduur per
branche sterk wisselt, betekent het overstappen op een bruto minimumuurloon dat allereerst
bekeken moet worden welke normale arbeidsduur als basis moet dienen. Het kiezen voor de
laagste arbeidsduur die voorkomt, behelst een stijging van de loonkosten op minimumniveau
voor de bedrijven die een langere arbeidsduur hebben. Voor het verschil tussen 36 en 40 uur
bedraagt dit al meer dan 10%. Indien gekozen wordt om aansluiting te zoeken bij een
gemiddeld voorkomende arbeidsduur of de langst voorkomende arbeidsduur, zal het voor een
ieder met een minder lange normale arbeidsduur niet langer mogelijk zijn om met een
volledige werkweek een inkomensniveau op het sociaal minimum te realiseren. Consequentie
hiervan is dat mensen aanvullend beroep moeten doen op de bijstand.
Gelet hierop acht het kabinet invoering van een bruto minimumuurloon niet goed mogelijk.
11. Zal een verlaging van de frequentie van de aanpassing van het minimumloon van twee
maal per jaar naar één maal per jaar tot een betere handhaving van het wettelijk
minimumloon leiden? Kan de minister hier uitgebreid op ingaan?
In het onderzoek van de Arbeidsinspectie (met als peilmoment 1 oktober 2001) is bij de
bedrijven met onderbetaalde werknemers nagegaan wat de redenen van onderbetaling waren.
In 4 % van de gevallen is de loonsverhoging van 1 januari 2001 niet toegekend en in 12 %
van de gevallen de loonsverhoging van 1 juli 2001. Uit het onderzoek blijkt daarmee dat de
halfjaarlijkse verhoging van het minimumloon, voortvloeiend uit de Wet koppeling met
afwijkingsmogelijkheid, nadelig uitwerkt op de naleving van het minimumloon.
De komende jaren zal dit verschijnsel zich echter niet voordoen. De uitkomst van het
afgelopen najaar gesloten sociaal akkoord leidt ertoe dat het minimumloon in 2004 en 2005
bruto wordt bevroren. Werkgevers en werknemers worden daarmee de komende tijd niet
geconfronteerd met een aanpassing van de hoogte van het minimumloon. Vanaf 2006 vindt
weer volledige koppeling plaats.
Waar vanaf 2006 de hoogte van het minimumloon weer wordt aangepast, zal vanuit het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hierover uitgebreid worden voorgelicht.
---
Op deze wijze wordt getracht werkgevers bewust te maken van de halfjaarlijkse aanpassing
van het minimumloon. Bij eventuele toekomstige wetswijziging zal de wenselijkheid de
frequentie van de aanpassing te verminderen nader worden bezien.
12. Hebben sectoren waar de meeste onderbetaalde werknemers zitten al artikelen
gepubliceerd waarin ze voorlichting geven over het wettelijk minimumloon? Zo neen, kan
preciezer worden aangegeven wanneer deze sectoren dit van plan zijn?
Vanuit de sectoren Detailhandel, Horeca en Landbouw zijn reacties op het onderzoek naar de
toepassing van het wettelijk minimumloon binnengekomen. Aan diverse organisaties gericht
op deze sectoren is vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een artikel
aangeboden, waarin voorlichting over het minimumloon wordt gegeven.
De huidige stand van zaken is dat Koninklijk Horeca Nederland inmiddels een artikel heeft
gepubliceerd en dat LTO Nederland en het Hoofdbedrijfschap Detailhandel in mei een artikel
gaan publiceren. Daarnaast is een aantal andere organisaties benaderd, welke interesse in een
artikel hebben getoond (bijvoorbeeld FNV Horecabond, FNV Vrouwenbond, MKB
Nederland en FNV Bondgenoten). Het streven is om in mei of juni de artikelen gepubliceerd
te krijgen.
13. Kan uitleg worden gegeven over de mogelijkheden die besproken zijn met de MKB-
adviseurs om de naleving van het minimumloon onder de aandacht te brengen bij klein(ere)
werkgevers?
Op verschillende manieren wordt met MKB samengewerkt om de naleving van het wettelijk
minimumloon onder de aandacht te brengen van kleine(re) werkgevers.
In de quick scan die door MKB Adviseurs wordt gebruikt bij onderzoeken naar de
arbeidsvoorwaarden bij bedrijven zijn inmiddels vragen opgenomen over de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag. Daarnaast wordt in een nieuwsbrief voor
ondernemers een artikel over het minimumloon opgenomen.
Verder is met MKB Cursus en Training afgesproken dat de informatie over het minimumloon
in het cursusmateriaal voor ondernemers zal worden uitgebreid.
Als laatste is overleg gevoerd met het Servicepunt MKB. Momenteel wordt nagegaan op
welke wijze voorlichting over het minimumloon kan worden gegeven via de website van het
Servicepunt MKB of op andere manieren.
14. Wat zijn de effecten van de vervolgactiviteiten op de naleving van het wettelijk
minimumloon?
Het streven is om met de vervolgactiviteiten onderbetaling zo veel mogelijk terug te dringen.
Op dit moment kunnen de effecten van de vervolgactiviteiten nog niet worden ingeschat.
Het volgende onderzoek naar de toepassing van het wettelijk minimumloon in Nederland zal
in 2006 verschijnen. Uit de resultaten van het volgende onderzoek zal blijken of de
vervolgactiviteiten effect hebben gesorteerd.
---
Vragen over de brief inzake de bijzondere aanpassing van de Wet minimumloon
(SZW0300918)
Vraag 15
De wettelijke verplichting om over de bijzondere aanpassing van het minimumloon advies te
vragen aan de SER is in 1995 vervallen. Dat was voor de regering geen reden om in 1996 en
in 1999 de SER toch om advies te vragen. Waarom was die reden er dit keer niet?
Vraag 16
Is de minister bereid dat advies alsnog te vragen en aan de Kamer te sturen? (blz. 1)
Antwoord vraag 15 en 16
Zoals al is opgemerkt in vraag 15 bestaat er geen wettelijke verplichting om advies aan de
SER te vragen over de wenselijkheid van een bijzondere aanpassing van het minimumloon.
De uitkomst van de in de brief aan de Tweede Kamer opgenomen evaluatie geeft het kabinet
eveneens geen aanleiding een dergelijk advies te vragen.
Vraag 17
Kan een overzicht worden gegeven van de ontwikkeling van wettelijk minimumloon, gewogen
contractlonen en verdiende lonen over de periode 1984-2003 en over de periode 1994-2003
in procenten en in euro's? (blz. 2)
Tabel 1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van WML en de gewogen contractlonen.
Hierin is aangesloten bij de tijdsindeling zoals die bij eerdere evaluaties is gehanteerd. Tabel 1
heeft derhalve betrekking op de periode t/m 2002, zijnde het eind van de laatste
evaluatieperiode. Het tweede deel van de tabel geeft de mutatie in euro's. Aangezien de
gewogen contractloonstijging (evenals de verdiende lonen) niet betrekking heeft op een
bepaald salarisniveau kan geen mutatie in euro's worden gegeven.
Tabel 1 Ontwikkeling van WML en gewogen contractlonen in procenten en niveaus
1984-2002 1995-2002 1/1/1984 1/1/1995 1/1/2002
WML 32,5% 21,7% WML 901,98 981,62 1231,80
Gewogen contractlonen 52,5% 23,7%
Bron: Ministerie van SZW.
Met betrekking tot de verdiende lonen geldt dat geen vergelijkbare consistente reeks over de
hele periode beschikbaar is. De meest recente reeks van het CBS heeft betrekking op de
periode 1997 t/m 2001, waarin sprake is van een stijging van de verdiende lonen met 18,9
procent. In het SER-advies Bijzondere aanpassing minimumloon1 is door het CPB als een
indicatie de optelsom van contractloon met incidenteel loon in de marktsector benut. In dit
incidenteel komen echter alle looncomponenten niet zijnde contractloonontwikkeling tot
uitdrukking. Ook wijzigingen in de samenstelling van de beroepsbevolking, meetfouten
enzovoort.
Vraag 18
Hoeveel is de koopkrachtontwikkeling in euro's voor de in tabel 2 onderscheiden
inkomensgroepen in de jaren 1999 tot en met 2002? (blz. 2)
1 SER, Bijzondere aanpassing minimumloon, publicatienummer 11, Den Haag, 17 september 1999, p. 29.
---
Vraag 19
Kan een overzicht worden gegeven van de koopkrachtontwikkeling in de periode 1999-2002,
in euro's, inclusief gemiddeld incidenteel, van enkele veelvoorkomende huishoudens: een
huishouden met één minimumloon, een huishouden met één AOW-uitkering, een huishouden
met één modaal inkomen, een huishouden met twee modale inkomens en een huishouden met
een tweemaal modaal en een modaal inkomen? (blz. 2)
Vraag 22
Kan Figuur 2 (koopkrachtontwikkeling sociaal minimum, AOW, WML, Modaal en 2x Modaal
1999-2003) ook worden gepresenteerd in euro's? (blz. 3).
Antwoord vraag 18, 19 en 22
Ter indicatie geeft tabel 2 de met tabel 2 van de evaluatie overeenstemmende mutaties in
euro's, zowel per jaar als gemiddelde totale mutatie over de periode 1999-2002. Het betreft
hier de nominale bedragen die corresponderen met de ontwikkeling van het besteedbaar
inkomen.
Tabel 2: Nominale ontwikkeling van het besteedbaar inkomen exclusief incidenteel (euro's)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid