Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1 april 2004
nr. 19
Vertrouwen in het voortgezet onderwijs
Als de leerlingen bij de Koersgesprekken één boodschap hebben
afgegeven is het wel: het onderwijs is saai. Scholen worstelen met de
vraag in hoeverre zij aan alle verwachtingen die de maatschappij stelt
moeten meegaan. Veel gesprekpartners merken op zich te storen dat het
vmbo een slecht imago heeft. Docenten en schoolleiders willen minder
bureaucratie en een betere organisatie van het netwerk om de school.
Aan OCW en politiek wordt het dringende verzoek gedaan: verander niet
meteen alles als ergens iets niet goed gaat. Geef tijd en ruimte om te
groeien. Kortom: Heb vertrouwen in het voortgezet onderwijs.
Deze opmerkingen en hartenkreten vatten de teneur van de
koersgesprekken samen die minister Van der Hoeven afgelopen maanden
heeft gevoerd met leerlingen, personeel, schoolleiding, schoolbesturen
en ouders. De opbrengsten van de gesprekken zijn vandaag naar de
Tweede Kamer gestuurd. Minister Van der Hoeven wil deze vorm vaker
gebruiken bij beleidsontwikkeling. Hierdoor wordt het onderwijs zelf
meer rechtstreeks in de voorbereiding en uitvoering betrokken. In juni
2004 komt de minister met een meerjaren beleidsplan Koers Voortgezet
onderwijs.
Als de leerlingen één boodschap hebben afgegeven is het wel: het
onderwijs is saai. Er mag meer pit in het voortgezet onderwijs. Het
onderwijs is volgens veel leerlingen te theoretisch en te weinig
praktijkgericht, onvoldoende uitdagend en onvoldoende afwisselend.
Diverse leerlingen vinden wat er buiten de school allemaal geleerd kan
worden, belangrijker dan de school zelf. Leerlingen geven aan dat
docenten hen niet altijd goed aanvoelen en te zeer focussen op de
vakinhoud. Leerlingen vinden zichzelf mans genoeg om eigen keuzes te
maken, maar .professionele begeleiding. is daarin noodzakelijk.
Leerlingen willen niet alleen maar zelfstandig werken: leraren die
voor de klas een inspirerend verhaal vertellen zijn ook gewenst.
Scholen worstelen met de vraag in hoeverre zij aan alle verwachtingen
die de maatschappij stelt moeten meegaan. Zeker in de grote steden,
waar de variëteit in achtergrond en thuissituatie groot is, wordt het
als problematisch ervaren dat van scholen wordt verwacht belangrijke
delen van de opvoeding van ouders over te nemen. Het gaat daarbij
beslist niet uitsluitend om leerlingen .met een moeilijke
achtergrond.. Volgens een aantal docenten stellen ook bijvoorbeeld
succesvolle tweeverdieners steeds hogere (en soms onredelijke) eisen
aan scholen en docenten.
Veel gesprekpartners merken op zich eraan te storen dat het vmbo een
slecht imago heeft. Leraren die in het vmbo werkzaam zijn geven aan
last te hebben van dit negatieve imago en zich niet in dit beeld te
herkennen. Volgens de meeste gesprekpartners gaat het over het
algemeen goed. De verbinding tussen praktijk en leren, zowel binnen-
als buitenschools, moet ook volgens veel docenten en schoolleiders
verder worden uitgebouwd, bijvoorbeeld door verbreding van
leerwerktrajecten naar andere leerwegen. Er moet tijd en ruimte zijn
voor een goede begeleiding. Ook is aangegeven dat het voor leerlingen
die meer praktijk gericht zijn vanaf de brugklas mogelijk moeten
worden meer of minder theorie dan wel praktijk te kiezen.
Docenten en schoolleiders vinden het belangrijk dat de zorg voor
(probleem)leerlingen verder wordt ontwikkeld. Minder bureaucratie en
betere organisatie van het netwerk om de school is nodig. Zoveel
mogelijk één loket. Sommige leerlingen zijn op school niet te
handhaven, te onderwijzen of te helpen. Docenten geven aan dat als dat
nodig is, deze leerlingen extra begeleiding moeten kunnen krijgen of
ervoor moet worden gezorgd dat voor deze leerlingen (tijdelijk) een
oplossing buiten de school wordt gecreëerd. Daar zijn nu te weinig
mogelijkheden voor.
Noot voor de redactie,