Federale regering Belgie
Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken
(2004-03-31)
Persbericht van de Ministerraad
Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Vice-Eerste Minister en
Minister van Justitie, keurde de Ministerraad de kadernota goed
betreffende de oprichting Rechtbanken voor strafuitvoering.
Het regeerakkoord van 9 juli 2003 voorziet dat
"strafuitvoeringsrechtbaken zullen worden opgericht. Ze zullen de
bestaande commissies voor voorwaardelijke invrijheidstelling
incorporeren en volgens hetzelfde principe van multidisciplinariteit
worden samengesteld. De wet op de strafuitvoering zal zich inspireren
op de resultaten van de commissie "Holsters" en van het ontwerp
"beginselenwet gevangeniswezen". "
De kadernota schetst de fundamentele principes van het voorontwerp van
wet, dat binnenkort aan de goedkeuring van het Parlement zal worden
voorgelegd. Het voorontwerp is rechtstreeks ontleend aan het verslag
van de commissie Holsters, van mei 2003. Als gevolg van de
aanbevelingen van de Parlementaire Onderzoekscommissie "Dutroux,
Nihoul en consorten", werden de Commissies voorwaardelijke
invrijheidstelling opgericht. Deze commissies waren aanvankelijk
bedoeld als een voorlopige stap naar de oprichting van een echte
strafuitvoeringsrechtbank.
De uitvoering van de vrijheidsberovende straf: een wetgevend gebrek
Op dit ogenblik worden de uitvoeringsmodaliteiten van de
vrijheidsberovende straf of van de tijdelijke invrijheidstelling
geregeld door ministeriële circulaires en niet door een wet. Deze
situatie geeft aanleiding tot problemen op het vlak van de
transparantie en de rechtszekerheid.
Er zijn immers zeer veel ministeriële circulaires en ze vormen geen
logisch en samenhangend geheel. Gezien de massa bestaande teksten is
het, zowel voor de gedetineerden als voor de beslissende overheid,
uiterst moeilijk om een duidelijke en globale visie te hebben van alle
geldende regels. De gedetineerde weet niet op welke manier de straf
waartoe hij werd veroordeeld zal worden uitgevoerd, welke zijn rechten
zijn en welke de voorwaarden zijn om te kunnen genieten van een
maatregel van tijdelijke invrijheidstelling (uitgangsvergunning,
penitentiair verlof) of van een bijzondere modaliteit van
strafuitvoering (beperkte hechtenis, elektronisch toezicht, voorlopige
invrijheidstelling). Anderzijds moest de verdeling van de bevoegdheden
tussen de rechterlijke macht en de uitvoerende macht worden
verduidelijkt.
Een nieuwe verdeling van de bevoegdheden inzake strafuitvoering
De oprichting van een strafuitvoeringsrechtbank zal leiden tot een
nieuwe verdeling van de bevoegdheden tussen de uitvoerende macht en de
rechterlijke macht. Zodoende wordt het principe van de scheiding van
de machten nageleefd.
Met deze nieuwe verdeling beschikt men bovendien over een efficiënt
systeem, dat kan reageren op de noodsituaties die zich in de praktijk
voordoen.
1. Welke zijn de bevoegdheden van de uitvoerende macht?
Op enkele zeldzame uitzonderingen na, liggen de beslissingen inzake de
uitvoering van de vrijheidsberovende straf op dit ogenblik in handen
van de uitvoerende macht (minister van Justitie). Er wordt voorgesteld
aan de minister van Justitie beslissingsbevoegdheid te laten voor de
vijf volgende maatregelen:
- de uitgangsvergunning, met andere woorden de toelating voor de
veroordeelde om de gevangenis te verlaten voor hoogstens één dag; hier
onderscheidt men de periodieke permissie (om de invrijheidstelling
voor te bereiden) en de occasionele permissie (familiale, juridische,
medische verplichtingen, enz.).
- het penitentiair verlof, met andere woorden de mogelijkheid voor de
gedetineerde om de gevangenis te verlaten en er de nacht niet door te
brengen (maximum 3 dagen per trimester).
- de medische zorgen buiten de instelling, in geval van ziekte die
niet in de gevangenis kan worden verzorgd en waardoor het noodzakelijk
is dat de gedetineerde in een andere instelling wordt opgenomen.
- de onderbreking van de strafuitvoering, die kan worden toegekend
voor een hernieuwbare periode van maximum drie maanden, wanneer de
gedetineerde geconfronteerd wordt met ernstige en buitengewone
familiale gebeurtenissen, die zijn aanwezigheid buiten de gevangenis
noodzakelijk maken.
- de voorlopige invrijheidstelling met het oog op het regelen van het
probleem van de overbevolking in de gevangenissen, een uitlaatklep die
aan de minister van Justitie wordt toevertrouwd om het hoofd te kunnen
bieden aan een ernstig probleem van overbevolking.
2. Welke zijn de bevoegdheden van de Strafuitvoeringsrechtbank?
De Strafuitvoeringsrechtbank zal voortaan als enige bevoegd zijn om te
beslissen over verzoeken met betrekking tot:
- de beperkte hechtenis, één enkele modaliteit die de huidige
maatregelen, te weten de halve vrijheid en de beperkte hechtenis,
bundelt: de veroordeelde krijgt de toelating om systematisch de
penitentiaire instelling te verlaten voor voorafgaandelijk
vastgestelde periodes van maximum twaalf uren (om de voorwaardelijke
invrijheidstelling voor te bereiden of om professionele redenen,
wegens opleidingen en wegens familiale redenen voor straffen van
minder dan één jaar)
Wanneer de strafuitvoeringsrechtbank gevat wordt door een verzoek tot
beperkte hechtenis kan zij een uitgangsvergunning of een penitentiair
verlof toestaan, indien dit absoluut nodig blijkt om de vrijlating
voor te bereiden.
- het elektronisch toezicht, met andere woorden de veroordeelde heeft
huisarrest en staat daarbij onder elektronisch toezicht: de
veroordeelde wordt dus niet in de cel gestopt maar zijn
bewegingsvrijheid staat onder toezicht en dit op basis van een vooraf
vastgesteld tijdsgebruik. Wanneer de strafuitvoeringsrechtbank gevat
wordt door een verzoek tot elektronisch toezicht, kan zij een
uitgangsvergunning of een penitentiair verlof toestaan, indien dit
absoluut nodig blijkt om de vrijlating voor te bereiden.
- de voorwaardelijke invrijheidstelling: de bevoegdheid van de huidige
commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling worden
overgedragen naar de strafuitvoeringsrechtbanken.
Wanneer de strafuitvoeringsrechtbank gevat wordt door een verzoek tot
voorwaardelijke invrijheidstelling kan zij een uitgangsvergunning, een
penitentiair verlof, een onderbreking van de strafuitvoering, een
beperkte hechtenis of elektronisch toezicht bevelen, indien een
dergelijke maatregel absoluut noodzakelijk is vóór het toestaan van
een voorwaardelijke invrijheidstelling.
de voorlopige invrijheidstelling met het oog op het verwijderen uit
het koninkrijk, met andere woorden de vrijlating van een vreemdeling
die veroordeeld werd en het voorwerp is van een beslissing tot
uitlevering, terugzending of uitwijzing, met het oog op zijn
verwijdering van het grondgebied.
De bevoegdheid om de aard van de straf te wijzigen
De Strafuitvoeringsrechtbank zal gemachtigd worden om de straf, zoals
die door de strafrechter werd uitgesproken, te wijzigen (bijvoorbeeld
een vrijheidsberovende straf vervangen door een werkstraf), wanneer
blijkt dat de uitvoering van de vrijheidsberovende straf de
doelstellingen van deze straf niet zal bereiken (herstel van de schade
toegebracht aan de maatschappij en aan het slachtoffer). Dit zal
bijvoorbeeld het geval zijn voor korte gevangenisstraffen of wanneer
de toestand van de veroordeelde gevoelig veranderd is sedert de
uitspraak van de straf.
Hier moeten de criteria van wederzijdse samenhang tussen de
oorspronkelijke straf en de nieuwe straf worden vastgelegd.
Beroep tegen de beslissingen van de Minister van Justitie
Tegen de beslissingen die genomen worden door de Minister van Justitie
zal men in beroep kunnen gaan bij de strafuitvoeringsrechtbank, die de
wettelijkheid van de beslissing zal nagaan.
De Strafuitvoeringsrechtbank, multidisciplinaire rechtsspraak
Er zullen 6 strafuitvoeringsrechtbanken worden opgericht, hetzij één
per Hof van beroep, behalve in Brussel, waar er twee komen.
De rechtbank zal haar zittingen houden in de gevangenis of op de zetel
van de rechtbank of in om het even welke rechtbank van eerste aanleg
van rechtsgebied van het Hof.
Deze rechtbank zal een multidisciplinair rechtspraak wijzen:
- zij wordt voorgezeten door een magistraat, die over minstens 10 jaar
nuttige beroepservaring beschikt en die aangeduid wordt onder de
magistraten van de rechtbanken van eerste aanleg,
- de magistraat wordt bijgestaan door twee bijzitters, volgens het
model van de lekenrechters, naar het voorbeeld van de sociale en
consulaire rechters. Het lijkt inderdaad uitermate belangrijk om een
uitwisseling tot stand te brengen tussen praktische terreinervaring en
gerechtelijk werk. Ook de bijzitters zullen zich op minstens 10 jaar
nuttige beroepservaring moeten kunnen beroepen.
Tegen de uitspraken in eerste aanleg van de strafuitvoeringsrechtbank
kan alleen door de veroordeelde wettelijk beroep worden ingesteld bij
een specifieke kamer van het Hof van beroep, de Kamer van
strafuitvoering. De Kamer van strafuitvoering zal net zoals de
strafuitvoeringsrechtbank multidisciplinair samengesteld zijn. Het
openbaar ministerie volgt de voorwaardelijke invrijheidstelling op
De opvolging van de voorwaardelijke invrijheidstelling gebeurt
momenteel door de Commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling
zelf. Hiertoe baseert zij zich op de verslagen van de
justitieassistenten die binnen de Huizen van Justitie het
maatschappelijk toezicht uitoefenen op de veroordeelden in
voorwaardelijke invrijheidstelling. Bij behandeling voor een rechtbank
kan men dit model niet zomaar overbrengen: zodra de rechtbank een
uitspraak doet over het ingediende verzoek is het beslag ten einde.
Het openbaar ministerie zal dus opdrachten toevertrouwd krijgen die
belangrijker zijn dan die welke het thans op het vlak van de
voorwaardelijke invrijheidstelling krijgt. Het openbaar ministerie zal
voortaan bevoegd zijn voor het opvolgen van alle maatregelen.
Voortaan moeten de justitieassistenten dus bij het openbaar ministerie
verslag uitbrengen over hun opvolgingswerk. Op basis van deze
verslagen kan het openbaar ministerie in voorkomend geval de
strafuitvoeringsrechtbank vatten met een verzoek tot aanpassing van de
voorwaarden die bij de toegekende maatregel horen of van een verzoek
tot herroeping van de maatregel.
Rekening houdend met de specifieke opdrachten die aan het openbaar
ministerie toevertrouwd worden, zal men moeten waken over een
specialisatie van de leden van het parket die met deze opdrachten
belast zijn en over het instellen van een echte
strafuitvoeringscultuur.
Welke procedure vóór de strafuitvoeringsrechtbank?
Het initiatief berust bij de directeur van de gevangenisinstelling,
die het dossier moet samenstellen en die binnen de 4 à 2 maanden vóór
de datum van toelaatbaarheid van de voorgestelde maatregel een
gemotiveerd advies moet uitbrengen. Het advies van de directeur en het
dossier worden overgemaakt aan het openbaar ministerie en aan de
veroordeelde. Indien het advies gunstig is, bevat het een voorstel
voor voorwaardelijke invrijheidstelling met eventuele bijzondere
voorwaarden.
Het openbaar ministerie en de veroordeelde zullen zich dan al dan niet
akkoord verklaren met het voorstel van de directeur.
- ofwel hebben alle partijen hun akkoord gegeven: dan gaat men over
tot de verkorte procedure,
- de veroordeelde en/of het openbaar ministerie gaan niet akkoord met
het voorstel van de directeur: dan gaat men over tot de
tegensprekelijke procedure.
De verkorte procedure
Deze procedure gebeurt schriftelijk. De rechter van de
strafuitvoeringsrechtbank doet uitspraak op basis van het voorstel en
van het dossier. Indien de rechter oordeelt dat het voorstel van de
directeur niet voldoet, stuurt hij het dossier terug naar de
strafuitvoeringsrechtbank. Tegen de beslissing van de rechter kan geen
beroep worden aangetekend.
De tegensprekelijke procedure
Wanneer de rechter oordeelt dat er debatten nodig zijn of wanneer de
veroordeelde en/of het openbaar ministerie niet akkoord gaan met het
voorstel van de gevangenisdirecteur dan worden de veroordeelde en het
openbaar ministerie opgeroepen voor een tegensprekelijk debat. Indien
de rechtbank de voorgestelde maatregel niet toestaat bepaalt ze de
termijn binnen dewelke de directeur een nieuw advies moet uitbrengen.
Een specifieke procedure voor korte straffen
Er zijn situaties waarbij men aan de veroordeelde de mogelijkheid moet
geven om zelf de strafuitvoeringsrechtbank te vatten. Dat zal
bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de veroordeelde een korte straf
wil uitvoeren door middel van de beperkte hechtenis of via het
elektronisch toezicht.
De veroordeelde vat dan de strafuitvoeringsrechtbank via een
verzoekschrift, waarvan de inhoud moet gepreciseerd worden. De
partijen worden dan opgeroepen om voor de rechtbank te verschijnen.
De maatregel die door de strafuitvoeringsrechtbank toegestaan is moet
soms worden herroepen of herzien, wanneer:
- de veroordeelde tijdens de proeftijd een wanbedrijf of een misdaad
pleegt;
- de veroordeelde een ernstig gevaar vormt voor de fysieke integriteit
van derden;
- de bijzondere voorwaarden die door de rechtbank werden opgelegd niet
nageleefd werden;
- de veroordeelde geen gevolg geeft aan oproepen van de
justitieassistent, de strafuitvoeringsrechtbank of het openbaar
ministerie.
De rechtbank wordt dan, middels een dagvaarding, door het openbaar
ministerie gevat. In dat geval kan zij de voorwaarden herzien of,
indien nodig, de maatregel herroepen.
Bij gevallen die aanleiding kunnen geven tot herroeping kan de
strafuitvoeringsrechtbank de schorsing uitspreken van de toegestane
maatregel. De schorsing zal worden uitgesproken voor een termijn van
één maand, die één maal kan worden verlengd. Binnen die termijn kan de
rechtbank beslissen om de aan de maatregel verbonden bijzondere
voorwaarden te herzien of om de maatregel te herroepen.
In geval van zwaar risico voor de fysieke integriteit van derden kan
het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank trouwens de
voorlopige aanhouding bevelen van de veroordeelde; De
strafuitvoeringsrechtbank moet dan binnen de 5 dagen beslissen of het
al dan niet noodzakelijk is om de toegestane maatregel te schorsen.
Uitbreiding van de rechten van het slachtoffer
Het slachtoffer krijgt vandaag enkel een wettelijke erkenning in het
kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Het slachtoffer kan
vragen om gehoord te worden met betrekking tot de voorwaarden die in
zijn belang moeten worden opgelegd. Op vraag van het slachtoffer zal
de commissie hem informeren over het toekennen van de voorwaardelijke
invrijheidstelling en over de voorwaarden die zijn belangen
garanderen.
Er wordt voorgesteld om de rechten van de slachtoffers op diverse
niveaus uit te breiden:
- op het vlak van de voorwaardelijke invrijheidstelling
Er zal geen onderscheid meer worden gemaakt volgens de aard van de
feiten waarvoor de dader veroordeeld werd, zoals dat krachtens het
koninklijk besluit van 10 februari 1999 het geval is;
- voor de andere gevallen waarbij de strafuitvoeringsrechtbank gevat
wordt kunnen de slachtoffers vragen om gehoord of geïnformeerd te
worden;
- bij de toekenning van een eerste penitentiair verlof of van een
voorlopige invrijheidstelling toegekend door de minister, zullen de
slachtoffers die dat wensen geïnformeerd worden.
De slachtoffers zullen geïnformeerd worden over de rechten die hen
worden toegekend in het strafuitvoeringsproces. De slachtoffers (of
hun advocaat) worden gehoord omtrent de voorwaarden waarvan zij denken
dat het opportuun is om die in hun belang vast te leggen. Zij zijn
daarentegen geen partij tijdens het debat over het toekennen van een
bijzondere uitvoeringsmodaliteit van de straf. De informatie die ze
ontvangen zal vermelden welke de toegekende maatregel is en , in
voorkomend geval, welke voorwaarden er in hun belang aan verbonden
zijn. De slachtoffers die gevraagd hebben om te worden geïnformeerd,
zullen ook kennis krijgen van de herroeping van een maatregel die door
de rechtbank uitgesproken werd.
Kabinet van de Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie
Handelsstraat 76/80
1040 Brussel
Mevrouw Saar Vanderplaetsen (N)
Tel.: 02/233.50.60
Fax: 02/230.15.37
s.vanderplaetsen@lo.fgov.be
Mevrouw Annaïk de Voghel (F)
Tel.: 02/233.51.21
Fax: 02/230.15.37
a.devoghel@lo.fgov.be
De Algemene Directie Externe Communicatie Kanselarij van de Eerste
Minister kan u bereiken op het volgende adres: cmr@premier.fed.be