Federale regering Belgie
Nieuwe maatregelen op het vlak van voorlopige hechtenis
(2004-03-31)
Persbericht van de Ministerraad
Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Vice-Eerste Minister en
Minister van Justitie, keurde de Ministerraad een voorontwerp van wet
goed tot wijziging van de wet van 13 maart 1973 betreffende de
vergoeding voor de onwerkdadige voorlopige hechtenis, tot wijziging
van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en tot
wijziging van sommige artikelen van het Wetboek van Strafvordering. De
hervorming ingeleid door de wetswijziging van 20 juli 1990 om de
voorlopige hechtenis een echt uitzonderingskarakter te geven komt in
de praktijk niet tot uiting: het aandeel van de personen dat zich in
voorlopige hechtenis bevindt schommelt tussen de 35% en de 40% van de
totale gevangenispopulatie.
Het voorontwerp heeft tot doel op een punctuele wijze in te grijpen in
de procedure van de voorlopige hechtenis zodat deze op een vlottere en
efficiëntere wijze kan verlopen. Het punctueel ingrijpen in de
procedure kan indirect een invloed uitoefenen op de duur van de
voorlopige hechtenis.
Wat zijn de krachtlijnen van dit ontwerp?
1. Versterking van het gezag en de onafhankelijkheid van de
onderzoeksrechter wat betreft invrijheidstelling
Aangezien de onderzoeksrechter het onderzoek leidt en coördineert is
hij ook het best geplaatst om te oordelen over de noodzaak om een
voorlopige hechtenis al dan niet in stand te houden.
In die zin zal de onderzoeksrechter voortaan, na de eerste
verschijning vóór de Raadkamer, alleen en zonder de mogelijkheid om er
een rechtsmiddel tegen in te stellen, kunnen beslissen over de
invrijheidstelling van de verdachte wanneer nieuwe en belangrijke
elementen zich voordoen: de procureur des Konings kan dus geen verzet
meer doen tegen zijn beslissing.
2. Beperken van de maandelijkse controle van de voorlopige hechtenis
Binnen de vijf dagen van de aflevering van het aanhoudingsbevel door
de onderzoeksrechter voert de Raadkamer (rechtbank van eerste aanleg)
een controle uit naar de regelmatigheid van dit aanhoudingsmandaat.
Daarna evalueert de raadkamer elke maand de vordering van het
onderzoeksdossier en beoordeelt de rechtmatigheid van de voorlopige
hechtenis.
In het kader van feiten waarvoor geen verzachtende omstandigheden van
toepassing zijn (die dus automatisch door het Assisenhof worden
behandeld en niet de correctionele rechtbank) wordt deze procedure van
maandelijkse controle aangepast: bij de derde verschijning voor de
raadkamer geldt de handhaving van de voorlopige hechtenis gedurende
drie maanden. Gedurende die periode kan de verdachte maandelijks een
verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling tot de raadkamer
richten.
Deze beperking van de maandelijkse controle voor
niet-correctionaliseerbare misdrijven vloeit voort uit de vaststelling
dat dergelijke feiten een onderzoek van langere duur vergen. Er moet
dus worden voorkomen dat het dossier teveel over en weer gaat tussen
de onderzoeksrechter en de raadkamer. Gedurende die tijd wordt de
onderzoeksrechter immers ontheven van zijn dossier en kan hij het
onderzoek niet verderzetten. Deze werkelijkheid kan de duur van de
voorlopige hechtenis verlengen.
3. Sancties bij de niet naleving van vormvoorschriften
Op dit ogenblik wordt niet systematisch een formele sanctie voorzien
bij niet naleving door de onderzoeksrechter of door de Raadkamer van
de vormvoorschriften voor de aflevering van een aanhoudingsmandaat.
Hierdoor ontstaat een zekere juridische onduidelijkheid.
Om de wet te verduidelijken zullen bepaalde nietigheidssancties worden
ingevoerd bij de niet naleving van de rechten van de verdediging.
4. Duur van de vrijheid onder voorwaarden
Een voorwaardelijke vrijheid kan op dit ogenblik worden opgelegd voor
een maximum van drie maanden, hernieuwbaar vóór het verstrijken van de
termijn. In de praktijk wordt deze termijn soms hernieuwd na de
vervaldatum en dit zonder nieuwe tussenkomst van de onderzoeksrechter.
De wet zal worden gewijzigd om duidelijk te stellen dat de voorwaarden
enkel kunnen worden verlengd binnen de oorspronkelijk vastgelegde
termijn en met tussenkomst van de rechter. Het is uitdrukkelijk
voorzien dat indien dit niet het geval is de opgelegde voorwaarden
automatisch vervallen.
5. Versterking van het toezicht op langdurige voorlopige hechtenis
Wanneer de voorlopige hechtenis langer duurt dan 6 maanden, zal het
gerechtelijk onderzoek automatisch aan het toezicht van de Kamer van
inbeschuldigingstelling worden onderworpen. Een voorlopige hechtenis
van 6 maanden wordt immers als uitzonderlijk beschouwd.
De onderzoeksrechter en de partijen zullen worden opgeroepen om vóór
de Kamer van inbeschuldigingstelling te verschijnen, die een controle
zal uitoefenen op het verloop van het onderzoek en op de noodzaak om
de voorlopige hechtenis te verlengen.
Kabinet van de Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie
Handelsstraat 76/80
1040 Brussel
Mevrouw Saar Vanderplaetsen (N)
Tel.: 02/233.50.60
Fax: 02/230.15.37
s.vanderplaetsen@lo.fgov.be
Mevrouw Annaïk de Voghel (F)
Tel.: 02/233.51.21
Fax: 02/230.15.37
a.devoghel@lo.fgov.be
De Algemene Directie Externe Communicatie Kanselarij van de Eerste
Minister kan u bereiken op het volgende adres: cmr@premier.fed.be