31 maart 2004
'OM en Marechaussee hebben voldoende militaire expertise'
Het Openbaar Ministerie en de Koninklijke Marechaussee hebben
voldoende militaire expertise om onderzoek te kunnen doen naar
strafbare feiten door militairen. Op alle niveaus zijn hiervoor
specialisten werkzaam. Dat schrijft minister Donner (Justitie) aan de
Tweede Kamer.
De brief zegde de brief toe tijdens het overleg met de vaste commissie
voor Defensie op 27 februari. In dit overleg bleek er bij de Tweede
Kamer zorg te zijn over het optreden van het openbaar ministerie in
zaken waar het strafrechtelijk onderzoek naar en/of vervolging van
militairen betreft. Gesuggereerd werd dat bij het openbaar ministerie
(arrondissementsparket) te Arnhem, dat in de eerste lijn
verantwoordelijkheid draagt voor de opsporing en vervolging van
strafbare feiten waarbij militairen verdachten zijn, onvoldoende
relevante militaire expertise aanwezig is om in complexe en gevoelige
aangelegenheden op vertrouwenwekkende wijze te handelen. Daarnaast gaf
de kamer aan meer informatie te willen hebben over de wijze waarop de
opsporing en vervolging in de (militaire) praktijk plaats vindt.
In de brief aan de kamer legt minister Donner uit hoe de opsporing en
vervolging in de praktijk is geregeld en op welke wijze de militaire
expertise bij zowel het OM als de Koninklijke Marechaussee is
gewaarborgd:
,,Bepalend voor de kwaliteit van onderzoek in het kader van de
opsporing en vervolging in het militaire domein is in de eerste plaats
de militaire expertise die aanwezig is bij de functionarissen die het
opsporingsonderzoek naar eventuele strafbare feiten verrichten. Dit
onderzoek is, zoals bekend, in handen van de Koninklijke marechaussee
(Kmar) en wordt verricht onder het gezag van de officier van justitie
te Arnhem. Bij de uitvoering van hun militaire politie c.q.
opsporingstaak ingevolge artikel 6 van de Politiewet 1993 maakt de
Kmar gebruik van dezelfde wettelijke bevoegdheden als
politie-ambtenaren. Een groot voordeel van het beleggen van de
militaire politietaak bij de Kmar is dat ambtenaren van deze militaire
organisatie niet alleen kennis hebben van de specifieke (wettelijke)
bepalingen die van toepassing zijn op het handelen van de militairen,
maar tevens bekend zijn met de specifieke militaire aspecten van het
optreden.
Bij uitzendingen wordt door het meezenden van een detachement van de
Kmar voorzien in de militaire politietaak ten behoeve van de de
Nederlandse strijdkrachten. Naast gewone opsporingsambtenaren zijn in
een uitzendingsgebied (onder)officieren van de Kmar aanwezig, die
ingevolge het Wetboek van strafvordering tevens hulpofficier van
justitie zijn. De hulpofficier van justitie heeft meer
strafvorderlijke bevoegdheden dan een gewone opsporingsambtenaar, maar
minder dan een officier van justitie. Zo kan hij bijvoorbeeld, anders
dan een gewone opsporingsambtenaar, bevelen tot de
inverzekeringstelling van een verdachte. In tegenstelling tot een
officier van justitie is de hulpofficier van justitie niet bevoegd tot
verlenging van de inverzekeringstelling.
De hulpofficier van justitie van de Kmar kan worden gezien als
intermediair tussen gewone opsporingsambtenaren en de officier van
justitie te Arnhem. Indien tijdens een uitzending strafrechtelijke
kwesties spelen waar een beslissing van de officier van justitie
noodzakelijk is, zal de desbetreffende hulpofficier van justitie van
de Kmar zich verstaan met de officier van justitie te Arnhem. Deze
hulpofficier van justitie is, naast zijn militaire en strafvorderlijke
expertise, volledig op de hoogte van de feiten en omstandigheden in
het uitzendingsgebied. Deze informatie is voor de officier van
justitie te Arnhem van belang om een verantwoorde strafvorderlijke
beslissing te kunnen nemen.
De opsporingsfunctie van de Kmar bij de uitvoering van de militaire
politietaak, onder het gezag van het openbaar ministerie, is in het
verleden reeds uitgebreid aan de orde geweest in de Tweede Kamer naar
aanleiding van het op 25 november 1999 aan de Kamer aangeboden rapport
De opsporing in de militaire politietaak, een evaluatie van de theorie
en de praktijk van de Kmar bij de uitvoering van de militaire
politietaak (Kamerstukken II, 1999-2000, 26 237 en 26122, nr. 6).
Op het arrondissementsparket te Arnhem zijn een aantal
(organisatorische) maatregelen genomen die de militaire expertise bij
het openbaar ministerie naar mijn oordeel in voldoende mate
verzekeren.
Het arrondissementsparket te Arnhem beschikt over een bureau
verbindingsofficier, waar thans twee officieren van de krijgsmacht
werkzaam zijn. Deze officieren wordt regelmatig om advies op specifiek
militair terrein gevraagd. De opsporing van strafbare feiten gepleegd
door militairen, vindt zoals gezegd in vrijwel alle gevallen plaats
door militairen van de Kmar. De Kmar licht als deskundige militaire
politie het parket, indien nodig, voor over specifieke militaire
aspecten en heeft bovendien een liaisonofficier op het parket.
Officieren van justitie en parketsecretarissen doen praktijkervaring
op in binnen- en buitenland. Er worden (internationale) congressen en
cursussen gevolgd met militaire juristen, militairen, hoogleraren en
leden van de zittende magistratuur. Het is gebruikelijk dat leden van
het openbaar ministerie regelmatig werkbezoeken brengen aan
uitzendingsgebieden (zoals Bosnië) en overnachten op de compound. Een
eerder voorzien werkbezoek aan Irak heeft nog niet kunnen
plaatsvinden, omdat op dat moment de veiligheid van betrokkenen niet
kon worden gewaarborgd.
Beleidsmatige afstemming door het openbaar ministerie vindt
structureel plaats met vertegenwoordigers van de vier
krijgsmachtonderdelen. Twee maal per jaar wordt in elk
Marechausseedistrict een militaire driehoek gehouden met alle
betrokken krijgsmachtonderdelen. Daarnaast bestaat er een landelijk
driehoeksoverleg, hetgeen drie maal per jaar als zogenaamd
taakveldberaad militaire politietaak bijeen komt. Tijdens dit beraad
wordt door vertegenwoordigers van de minister van Defensie, het
arrondissementsparket Arnhem en de Kmar gesproken over beleidsmatige
aspecten en het realiseren van gestelde doelen.
Net als in andere gecompliceerde zaken, vindt ook bij complexe en
gevoelige aangelegenheden in het militaire domein collegiaal overleg
plaats binnen en buiten het eigen parket. Verder is door de
Handleiding behandeling gevoelige zaken (handleiding van het College
van procureurs-generaal d.d. 08-10-2002) gewaarborgd dat het College
en de Minister van Justitie hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Ook
(de staf van) het College bezit ruime expertise op het gebied van
militair strafrecht.
Op het parket te Arnhem vindt structureel beleids- en zakenoverleg
plaats van de met militaire zaken belaste officieren van justitie en
andere medewerkers, waarin tevens een advocaat-generaal participeert
die oud-auditeur militair is.
Binnen de desbetreffende afdeling van het parket beschikken de
officieren van justitie en parketsecretarissen (deels bestaande uit
ex-en reservemilitairen) over affiniteit en ruime ervaring met het
behandelen van militaire zaken.
Er zijn vijf officieren van justitie (part-time) en vijf secretarissen
belast met de afdoening van militaire strafzaken.
Ik merk in dit verband op dat de kwaliteit van het werk van het
openbaar ministerie in de fase van opsporing en vervolging inhoudelijk
wordt getoetst door de strafrechter. Ook bij de rechtsprekende macht
is een extra waarborg geschapen om de militaire expertise te
waarborgen. Ingevolge artikel 5 van de Wet militaire strafrechtspraak,
is namelijk bepaald dat de meervoudige kamer zitting houdt en beslist
met één lid dat niet tot de rechterlijke macht, doch tot de
krijgsmacht behoort.
Ik ben, gezien het voorgaande, van oordeel dat de militaire expertise
bij het openbaar ministerie, alsmede de opsporing en vervolging in het
militaire domein, voldoende is gewaarborgd", aldus besluit de minister
zijn brief aan de Tweede Kamer.
Openbaar Ministerie