Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
TRCJZ/2004/2647
datum
31-03-2004

onderwerp
Reactie op artikelen over uit De Boerderij

bijlagen

Geachte Voorzitter,

In antwoord op de bovenvermelde brief van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bericht ik u als volgt.

Verzocht wordt om een inhoudelijke reactie op het artikel 'MPA-claim berust op drijfzand' uit de Boerderij van 24 februari 2004. De strekking van het betoog is dat de uitslag van het door het RIKILT uitgevoerde onderzoek naar de aanwezigheid van het hormoon medroxyprogesteronacetaat niet geldig is, omdat het RIKILT ten tijde van dit onderzoek hiervoor niet was geaccrediteerd.

datum
31-03-2004

kenmerk
TRCJZ/2004/2647

bijlage

Ik wil vooropstellen dat de uitslagen van het door het RIKILIT uitgevoerde onderzoek wel degelijk geldig zijn. Het is onjuist om te stellen dat de geldigheid afhangt van een accreditatie van het betrokken laboratorium door de Raad van Accreditatie. Het onderzoek naar de aanwezigheid van het hormoon vond plaats binnen de kaders van de Diergeneesmiddelenwet. Het RIKILT is op grond van artikel 57, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet aangewezen als instelling voor het verrichten van onderzoek van monsters van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders (zie Stcrt. 1987, 82). Op grond van het besluit van 28 juni 1988 houdende regels over monsterneming bij vee (Stb. 369) ziet deze aanwijzing ook op het onderzoek van monsters, genomen van vee.
Dit alles is in overeenstemming met de richtlijn inzake controle op verboden stoffen, nr. 96/23/EG. Artikel 15 van deze richtlijn schrijft voor dat het onderzoek plaatsvindt door een laboratorium dat daartoe door de lidstaat is erkend. Dit is in Nederland geregeld via de aanwijzing van laboratoria op grond van de Diergeneesmiddelenwet. Hetzelfde geldt voor het onderzoek van monsters, genomen van diervoeders (artikel 8 van de Regeling in- en uitvoercontroles diervoeders, in samenhang met artikel 18, tweede lid, van richtlijn nr. 95/53/EG).

De uitslagen van monsteronderzoeken kunnen dus zonder meer worden gebruikt in strafrechterlijke en bestuursrechtelijke zaken, en er is geen reden waarom deze correct verkregen uitslagen niet als bewijs zouden kunnen dienen in een civiele zaak.
Volledigheidshalve wijs ik erop dat een 'erkend laboratorium' geen synoniem is voor een 'referentielaboratorium'. Artikel 14 van richtlijn nr. 96/23/EG deelt aan laatstgenoemde laboratoria, onderscheiden naar nationaal en communautair, bepaalde taken toe. Dat staat evenwel los van de bevoegdheid tot het onderzoek van monsters.

Naar aanleiding van het aangehaalde artikel d.d. 24 februari 2004 wordt tevens gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de afhandeling van de zogenaamde 'MPA-claim'.

Het gaat hier om een civielrechtelijke procedure tussen veehouders die schade hebben geleden als gevolg van de vervuiling van voeders met medroxyprogesteronacetaat en de mogelijke veroorzakers van de vervuiling. De Staat is geen partij in deze zaak. Ik heb begrepen dat de betrokken varkenshouders de zaak nog aan het voorbereiden zijn.

Naar aanleiding van het artikel 'Maïs-claim misleidt hormonenjagers' uit de Boerderij van 9 maart 2004 wordt verzocht om een toelichting op de mogelijke relatie tussen een in maïs aanwezige natuurlijke stof en het vermeende gebruik van verboden middelen.
Tevens vraagt uw Kamer wanneer de voorlopige conclusies van mijn onderzoek naar het mogelijke gebruik van groeibevorderaars aan de Kamer wordt gezonden.

De conclusies van het onderzoek worden naar verwachting eind april aan de Kamer gezonden. In deze rapportage zal ik verslag doen van de bevindingen van het onderzoek. Ik kan daar niet op vooruitlopen.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

PDF-versie van de brief

Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel
Reactie op artikelen over uit De Boerderij (PDF-formaat, 32 kB)


---