Amnesty International

vrouwen neemt toe

Persbericht Amsterdam, 31 maart 2004

Irak
Geweld tegen vrouwen neemt toe

De moordaanslag eerder deze week op het enige vrouwelijke lid van het Irakese kabinet, Nisreen Mustafa al-Burwari, benadrukt de dringende noodzaak voor veiligheid in Irak. Dit is de tweede aanslag op een vrouwelijk politiek leider in september 2003 werd Aquila al-Hashimi vermoord. Zij was één van de drie vrouwelijke leden van de Irakese regeringsraad.

Geweld tegen vrouwen en meisjes in Irak is sterk toegenomen in vergelijking met de tijd voor de oorlog van vorig jaar. Na de start van de oorlog, vond er een totale afbreuk van orde en gezag plaats. Ofschoon de situatie in het algemeen wel is verbeterd ten opzichte van die eerste maanden, is het gebrek aan veiligheid nog steeds een ernstige bedreiging voor de bevolking. Vele vrouwen en meisjes leven in de permanente angst om aangevallen, geslagen, ontvoerd, verkracht of vermoord te worden.

Asma, een jonge ingenieur, werd vorig jaar in Bagdad ontvoerd. Ze was aan het winkelen met haar moeder, zus en een mannelijk lid van de familie, toen ze door zes gewapende mannen in een auto werd gedwongen. Ze werd naar een boerderij buiten de stad gereden, waar ze herhaaldelijk werd verkracht. De volgende dag werd Asma naar haar buurt gereden waar ze uit de auto werd geduwd.

Asma is niet het enige slachtoffer vele vrouwen werden ontvoerd sinds het einde van de oorlog in mei 2003. Haar lot toont duidelijk de dringende noodzaak voor orde en gezag, waaronder aansprakelijkheid, gerechtigheid en schadeloosstelling, en de noodzaak voor een afname van het aantal wapens. Onder het regime van Saddam Hoessein werden Irakese vrouwen onderworpen aan arrestatie, marteling waaronder verkrachting, en zelfs executie omdat ze werden verdacht van politieke oppositie of omdat hun echtgenoten of mannelijke familieleden werden gezocht door de autoriteiten. In de jaren tachtig werden duizenden vrouwen en hun families uitgezet naar Iran omdat ze van Iraanse afkomst zouden zijn. De oorlog en het repressieve beleid van het vorige regime hebben miljoenen Irakese vrouwen achtergelaten in ontbering.

Wederom worden vrouwen geconfronteerd met arrestatie omdat hun echtgenoot of familie wordt gezocht. De echtgenote en de dochter van Izzat Ibrahim al-Duri, de voormalige vice-voorzitter van de Irakese regeringsraad, werden in november vorig jaar gearresteerd. De Centrale Provisionele Autoriteit heeft toegegeven dat ze gedetineerd zijn, maar heeft niets losgelaten over hun legale status of de reden voor hechtenis. Amnesty International is bezorgd dat de arrestatie mogelijk heeft plaatsgevonden om Izzat Ibrahim al-Duri onder druk te zetten zich over te geven.

Irakezen worden dagelijks geconfronteerd met bedreigingen van hun leven en veiligheid. Geweld is wijdverbreid, zij het in de vorm van aanvallen door gewapende groepen of criminele bendes, of in de vorm van misbruik door de bezettende troepen. Miljoenen mensen leiden onder de gevolgen van de vernietigde of geplunderde infrastructuur, waaronder scholen en ziekenhuizen, de sloop van huizen en werkloosheid.

Amnesty International is bezorgd dat de groeiende onzekerheid en andere invloeden van het conflict kunnen leiden tot een toename van huiselijk geweld. Dit is het patroon in andere conflictsituaties, zoals Israël en de Bezette Gebieden. Sinds het begin van de laatste Intifada, zijn de Palestijnse vrouwen blootgesteld aan een toename van geweld, niet alleen door de Israelische troepen, maar ook binnen de familie.

De groeiende militarisering van Irak heeft geleid tot een wijdverbreide beschikbaarheid van wapens. Dit roept ernstige twijfels op over de veiligheid van vrouwen. Geweld, waaronder geweld tegen vrouwen, is geen bijverschijnsel van militarisering, maar een centraal kenmerk ervan. Geweld tijdens een oorlog zet zich voort ten tijde van vrede. In Vietnam bijvoorbeeld zijn patronen van huiselijke mishandeling door oorlogservaringen meer dan dertig jaar later nog zichtbaar.

Vrouwen en meisjes in Basra meldden Amnesty International dat zij niet meer alleen naar buiten durven te gaan, uit angst voor verkrachting, ontvoering of ander geweld. Ouders zijn bang om hun dochters naar school of de universiteit te sturen.

Het aantal radicale gewapende groepen in Irak is toegenomen. Veel daarvan hebben bedreigingen geuit tegen vrouwen die zich niet houden aan het islamitische kledingvoorschrift of tegen vrouwelijke mensenrechtenactivisten. In Basra zijn vrouwen en meisjes bedreigd omdat zij geen hoofddoek droegen. Inmiddels gaan zij vrijwel allemaal gesluierd.

Veel berichten wijzen erop dat activisten en organisaties voor vrouwen- en mensenrechten worden bedreigd. Volgens de organisatie Women for Women, bleef de helft van hun personeel twee dagen lang thuis tijdens de afgelopen week vanwege bedreigingen en gebrek aan veiligheid de andere helft was naar Jordanië geëvacueerd. Yanar Mohammed, lid van de Organization of Womens Freedom in Iraq, werd meerdere malen bedreigd met de dood, één keer per e-mail door een islamistische groepering bekend als de Army of Sahaba. Toen ze beambtes van de Centrale Provisionele Autoriteit vroeg om bescherming kreeg ze te horen dat zij belangrijkere zaken te doen hadden.

Amnesty International is niet op de hoogte van stappen ondernomen door de Centrale Provisionele Autoriteit of de Irakese regeringsraad om afdoende bescherming te bieden aan vrouwen en activisten voor vrouwen- en mensenrechten. Verschillende mensenrechtenorganisaties, waaronder Amnesty International, hebben de Centrale Provisionele Autoriteit opgeroepen de veiligheid van Yanar te garanderen. Amnesty International heeft nog steeds geen bericht hierover gekregen.

Dit jaar op 8 maart, de internationale vrouwendag, stelde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell dat het een geweldige dag voor de bevolking in Irak was. He zei dat Saddam Hoesseins republiek van angst afgelopen is en dat de martel- en verkrachtingskamers gesloten zijn. In plaats daarvan bloeien de zelfhulporganisaties voor vrouwen op van Bagdad tot Babylon. Het klopt dat de bevolking van Irak geleden heeft onder enorme mensenrechtenschendingen tijdens het bewind van Saddam Hoessein en het is ook waar dat de vrouwenbeweging sterk is en een cruciale rol speelt in de toekomst van de vrouwen in Irak. Echter, het positieve beeld dat Powell schetst staat in schril contrast met de werkelijkheid in Irak.

Onder het internationaal humanitair recht hebben de troepen van de coalitie, als bezettende macht, de verantwoordelijkheid om de veiligheid van de Irakese bevolking te garanderen. Zij hebben de plicht om de publieke orde te herstellen en bewaren en te zorgen voor voedsel, medische zorg en hulpverlening. Tot dusver hebben zij hun plichten verzuimd.

Ook hebben ze gefaald in het creëren van gelijke kansen voor vrouwen om deel te nemen aan het politieke proces en aan het herbouwen van het land. Momenteel nemen slechts drie vrouwen deel aan de Irakese regeringsraad. Het nu uitgesloten zijn bij de politieke besluitvorming zet de toekomstige rechten van vrouwen op het spel.

VN-Resolutie 1325, die in 2000 door de Veiligheidsraad werd aangenomen, herbevestigd de bescherming van vrouwen tijdens gewapende conflicten en post-conflictsituaties. Het benadrukt het belang van vrouwenparticipatie in het vredesproces en bij conflictoplossingen. Gelijkheid en non-discriminatie is van cruciaal belang voor het uitroeien van geweld tegen vrouwen.

De zaak van Asma toont al te levendig aan hoe het gebrek aan veiligheid, orde en gezag een inperking betekent van alle aspect van het leven van vrouwen en hun mensenrechten. De coalitie dient te zorgen voor effectieve bescherming, onderzoek in te stellen naar geweldsdelicten en daders van geweld tegen vrouwen te berechten.

Leden van Amnesty International roepen de regeringen van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en andere regeringen van de coalitie op hun internationale plichten na te komen, Resolutie 1325 te implementeren en te garanderen dat de mensenrechten van vrouwen volledig beschermd en geïntegreerd worden in de wet en in praktijk.