Europese Raad van 25-26 maart 2004
Kamerbrief Verslag Europese Raad van 25-26 maart 2004
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
31 maart 2004
Behandeld
Pieter de Gooijer
Kenmerk
DIE/145-04
Telefoon
070-348 6132
Blad
1/20
Fax
070- 348 4086
Bijlagen
- Conclusies Europese Raad
- Verklaring inzake terrorismebestrijding
- Toespraak EP-Voorzitter Cox
- Interim-rapport "EU Strategic Partnership with the Mediterranean and
the Middle East"
Pieter-de.gooijer@minbuza.nl
Betreft
Verslag Europese Raad van 25-26 maart 2004
Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de bijeenkomst van de
Europese Raad die op 25 en 26 maart 2004 in Brussel plaatsvond, en de
beantwoording van de vragen en opmerkingen die waren opgenomen in het
Verslag van een Schriftelijk Overleg, vastgesteld op 24 maart 2004,
welk overleg werd gevoerd over onze brief en bijlagen d.d. 23 maart
2004. Uit dit verslag moge blijken dat de regering bij haar inzet in
de vergadering van de Europese Raad rekening heeft gehouden met het
gevoelen van de Commissie, zoals verzocht in genoemd Verslag.
De Minister De
Staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken, voor
Europese Zaken,
Dr. B. R. Bot Mr.
Drs. A. Nicolaï
Verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad te Brussel, 25-26
maart 2004, en beantwoording van vragen en opmerkingen die waren
opgenomen in het verslag van het Schriftelijk Overleg
Inleiding
Van de zijde van leden van de Commissie zijn kritische kanttekeningen
geplaatst bij het schriftelijk overleg. Onder meer wordt in het
Verslag gesproken van ontbreken van een door de regering geannoteerde
agenda en van lacunes in de informatievoorziening; voorts wordt het
onbevredigend geacht dat de Kamer niet voorafgaand aan de Europese
Raad de reactie van de regering kende op de door de Kamer ingebrachte
punten, waardoor de Kamer in feite buiten spel zou staan.
De regering wijst er op dat, sinds in 2002 in Sevilla een nieuwe wijze
van voorbereiden van bijeenkomsten van de Europese Raad is
overeengekomen, de regering geen door haar geannoteerde agenda's aan
de Kamer voorlegt, maar aan de Kamer de complete geannoteerde agenda
aanbiedt zoals deze voorligt in de Europese Raad zelf. Deze
geannoteerde agenda, die feitelijk de ontwerp-conclusies weergeeft,
biedt de meest volledige en heldere informatie over hetgeen tijdens de
Europese Raad aan de orde komt.
Deze geannoteerde agenda is in de bedoelde fase (tussen RAZEB en
Europese Raad) nog een intern document dat in onderhandeling is, want
het bevat de weerslag van de RAZEB die de Europese Raad voorbereidt en
kan nog opnieuw in Coreper in bespreking worden genomen. In lijn met
de gewenste openheid en optimale communicatie tussen haar en de Kamer,
meent de regering dat het zinvoller is de Kamer dit document te
verschaffen dan een door de regering opgestelde beschrijving of
annotatie. Eveneens in lijn hiermee worden relevante andere documenten
verschaft, zoals de persoonlijke uitnodigingsbrief van de Voorzitter.
Voorts wil de regering er op wijzen dat uit het verslag van de RAZEB
en uit hetgeen voorafgaand aan de RAZEB tijdens het desbetreffende
Algemeen Overleg is besproken over de voorbereiding van de Europese
Raad, de Nederlandse inzet duidelijk naar voren komt. Ten aanzien van
enkele van de hoofdthema's van deze Europese Raad was bovendien ook
eerder al met de Kamer gesproken; verwezen zij bijvoorbeeld naar het
Algemeen Overleg dat geheel was gewijd aan de Nederlandse inzet
aangaande de Lissabon-strategie.
Dat de Kamer deze keer, anders dan bij een mondeling Algemeen
Overleg, voorafgaand aan de Europese Raad geen reactie ontving op de
vanuit de Kamer aangedragen punten, beziet de regering in het licht
van de onvoorziene, bijzondere omstandigheden van het moment. Zij
vraagt daarvoor begrip. De regering ziet er overigens naar uit in de
toekomst het goede gebruik van uitgebreid mondeling overleg aan de
hand van de relevante documenten met de Kamer voort te zetten.
Benelux/Visegrad-4 voorbereiding
Voorafgaand aan de bijeenkomst van de Europese Raad vond voorbereidend
informeel Benelux-overleg plaats, alsmede voor de derde maal een
Benelux/Visegrad-4 bijeenkomst. Dit overleg diende er vooral toe de
bijeenkomst van de Europese Raad informeel voor te bespreken.
Nederland hecht belang aan dergelijk overleg, zowel met België en
Luxemburg alsook met de nieuwe Lidstaten. In de uitgebreide Unie kan
informeel, niet-geïnstitutionaliseerd overleg met gelijkgezinde
partners effectief en efficiënt optreden zeer bevorderen.
Tijdens deze derde bijeenkomst bleek dat de Visegrad-4 partners het
gezamenlijke communiqué van de Benelux over opzet en doel van de Mid
Term Review van de Lissabon-strategie onderschreven (kopie daarvan
ging de Kamer toe); dienovereenkomstig is door België, fungerend
Voorzitter van de Benelux, in de Europese Raad de strekking van het
communiqué namens de betrokken zeven landen ingebracht. De
voorbespreking van de agenda van de Europese Raad concentreerde zich
verder op terrorismebestrijding en op de vooruitzichten voor de IGC.
Ten aanzien van dit laatste onderwerp viel op dat de Visegrad-4
partners zich positief opstellen jegens de gedachte om in het Verdrag
vast te leggen dat de Commissie nog voor een bepaalde periode wordt
samengesteld uit 1 Commissaris per Lidstaat, maar daarna uit een
kleiner aantal Commissarissen, mits de samenstelling dan de gelijkheid
van de Lidstaten respecteert (strikt egalitaire rotatie). Voorts is
een eerste, verkennende gedachtewisseling gewijd aan de
Commissie-mededeling van februari jl. over de Financiële
Perspectieven.
Tripartiete Sociale Top
De Tripartiete Sociale Top kwam voorafgaande aan de ER bijeen. De Top
heeft bekrachtigd dat een Europees Partnerschap voor veranderingen
noodzakelijk is voor de uitvoering van de Lissabonafspraken. De
deelnemende partijen zullen het komende jaar de implementatie van de
Lissabon-agenda gezamenlijk ter hand moeten nemen. Commissievoorzitter
Prodi benadrukte het belang om met elkaar een open dialoog te voeren.
Dit partnerschap moet model staan voor die in de Lidstaten. Een eerste
resultaat van dit partnerschap waren de twee rapporten over
respectievelijk de implementatie van de Europese
werkgelegenheidsstrategie en levenslang leren die de Europese
werkgevers- en werknemersorganisaties gezamenlijk hebben opgesteld in
aanloop naar deze Top.
De deelnemers waren het er over eens dat het voor de geloofwaardigheid
van de Lissabon-strategie nu echt zaak is om woorden in daden om te
zetten. Het moet voor bedrijven aantrekkelijker worden om in Europa te
investeren. De werkgevers vroegen daarbij vooral aandacht voor
voortzetting van de structurele hervormingen op de arbeidsmarkt,
investeringen in kennis en innovatie en het terugbrengen van de
administratieve lasten. Werknemers maakten zich zorgen over de uit
Europa wegtrekkende bedrijven en het daarmee gepaard gaande
banenverlies. Ook riepen zij op de balans tussen economisch en sociaal
beleid te bewaren.
Minister-President Balkenende onderstreepte het belang van
`commitment' van de sociale partners aan de Lissabon-strategie. Alle
partijen moeten hun verantwoordelijkheid nemen om de strategie tot een
succes te maken. Dit geldt voor de volle breedte van de
Lissabon-agenda. Voorts kondigde de Minister-President aan tijdens het
Nederlands Voorzitterschap extra aandacht te zullen schenken aan het
terugdringen van administratieve lasten. Nederland zal met Luxemburg
aan de Mid Term Review van de Lissabon-strategie werken. Het jaar 2004
mag geen verloren jaar worden voor de strategie.
Tot slot werd de benoeming van Wim Kok als Voorzitter van de High
Level Group die de Mid Term Review moet gaan uitvoeren door alle
aanwezigen verwelkomd.
Algemeen
In 2000 besloot de Europese Raad in Lissabon voortaan jaarlijks in het
voorjaar bijeen te komen om de voortgang te bespreken van de ten
uitvoerlegging van de strategie die bij diezelfde gelegenheid werd
vastgesteld. Vorig jaar werd de voorjaarsbijeenkomst van de Europese
Raad overschaduwd door de bespreking van de situatie in Irak.
Nederland meent dat de Lissabon-strategie van groot belang is en dat
derhalve de voorjaarsbijeenkomsten zich zoveel als mogelijk zouden
moeten concentreren op het hoofdthema: de implementatie van de
strategie. De regering is daarom verheugd dat het Ierse
Voorzitterschap er op goede wijze in is geslaagd tijdens deze
Voorjaarsraad weliswaar de noodzakelijke aandacht te besteden aan de
terroristische aanslagen van 11 maart in Madrid, maar ook voldoende
tijd te besteden aan de centrale thematiek van de Voorjaarsraad.
Deze bijeenkomst van de Europese Raad heeft, zoals blijkt uit de
conclusies van het Voorzitterschap, op beide genoemde terreinen en
aangaande de Intergouvernementele Conferentie (IGC) belangrijke
resultaten opgeleverd.
* Aangaande terrorismebestrijding is een verklaring aangenomen met
een groot aantal concrete actiepunten. In het oog springt daarbij
onder meer de beslissing een coördinator voor
terrorismebestrijding aan te stellen. Deze functionaris kan een
belangrijke bijdrage leveren aan de bevordering van samenwerking
tussen diensten en instellingen van de Unie en de Lidstaten; hem
is gevraagd om voor de volgende bijeenkomst van de Europese Raad
in juni een breed actieplan op te stellen. Het is verheugend dat
Secretaris-Generaal Solana voor deze functie de heer Gijs de Vries
heeft aangesteld.
* Betreffende de Lissabon-strategie heeft de Europese Raad
conclusies aanvaard die vrijwel geheel overeenkomen met de
voorbereide geannoteerde agenda. De urgentie van implementatie van
de tot dusverre gemaakte afspraken, de noodzaak van structurele
hervormingen -waaronder met name ook van de arbeidsmarkt- en de
afspraak om, met het oog op de bijeenkomst van 2005 nog dit najaar
een Mid Term Review van de strategie uit te voeren, zijn elementen
die sterk naar voren komen; deze vallen samen met de Nederlandse
inzet. Het is verheugend dat de Europese Raad heeft besloten dat
de groep die de Mid Term Review zal voorbereiden onder leiding van
de heer Wim Kok komt te staan.
* Aangaande de Intergouvernementele Conferentie (IGC) heeft de
Europese Raad geconcludeerd dat niet later dan bij zijn
bijeenkomst in juni overeenstemming zou moeten worden bereikt over
het Grondwettelijk Verdrag. De regering is positief over de
gebleken gezamenlijke wil om de mislukking van december te doen
vergeten, maar de Minister-President heeft wel andermaal met grote
nadruk gewezen op eerder ingebrachte Nederlandse wensen. Hij heeft
daarbij aangegeven dat de politieke wil tot compromissen te komen
niet kan worden gelezen als zou Nederland afstand nemen van zijn
genoegzaam bekende standpunten.
Evenals de volgende ochtend bij de bespreking van de
Lissabon-strategie kreeg Pat Cox, de Voorzitter van het Europees
Parlement, donderdagmiddag bij de bespreking van
terrorismebestrijding de gelegenheid de Europese Raad hierover toe te
spreken. Hij steunde, namens het Parlement, de gedachte om 11 maart
voortaan tot dag voor de herdenking van terrorismeslachtoffers te
bestempelen, een idee dat de Europese Raad heeft overgenomen. Voorts
benadrukte hij de noodzaak van snellere implementatie door Lidstaten
van Europese wetgeving. In zijn bijdrage aan de bespreking van de
Lissabon-strategie wees hij onder meer op de groter wordende
achterstand van Europa ten opzichte van de Verenigde Staten. Tenslotte
deed hij een klemmend beroep op alle leden van regeringen om actief
deel te nemen aan de campagnes voor de Europese Parlementsverkiezingen
in juni.
Lissabon-strategie
Doelstellingen en realisme
In het verslag van het schriftelijk overleg wordt de vraag opgeworpen
of de regering meent dat het doel van de Lissabon-strategie
onrealistisch is. Verwezenlijking van de doelstellingen van de
Lissabon-strategie is niet eenvoudig maar dat acht de regering geen
reden om daar niet naar te streven. Net als de Europese Raad, blijft
de Nederlandse regering achter de doelstellingen staan. Globalisering
en mondiale concurrentie vragen een antwoord op de steeds sneller
veranderende wereld om ons heen. De actuele en de toekomstige
uitdagingen vergen structurele maatregelen voor duurzaam herstel van
onze economie. Als de Unie zich wil kunnen meten met de Verenigde
Staten en Japan, moet het concurrentievermogen van de Europese
economieën vergroot worden. Slechts door ons welvaartsmodel te
moderniseren, kunnen wij het behouden voor de toekomst.
Inspanningen opvoeren
Dit betekent wel dat de Lidstaten, inclusief Nederland, de in het
kader van de Lissabon-strategie gemaakte afspraken dienen uit te
voeren. De Europese Commissie heeft er in haar Voorjaarsrapport voor
de Voorjaarsraad terecht op gewezen dat de EU de
Lissabon-doelstellingen in 2010 niet zal behalen als met name de
Lidstaten zelf de inspanningen niet opvoeren. Het is niet voor niets
dat de Commissie haar Voorjaarsrapport de titel `Delivering Lisbon'
heeft meegegeven.
In deze context dienen ook de door de fracties van de LPF en de SP
geciteerde uitlatingen van de minister van Economische Zaken en de
staatssecretaris voor Europese Zaken te worden bezien. Beide
bewindslieden hebben de conclusie van de Commissie onderschreven: als
wij de inspanningen nu niet opvoeren slagen wij er niet in de
structurele problemen van de Europese economieën weg te werken en
blijven de Lissabon-doelstellingen in 2010 buiten bereik.
Werking Lissabon-strategie
Niet alleen Nederland, maar ook andere Lidstaten onderschrijven de
noodzaak om de inspanningen op te voeren. Het in de Lissabon-strategie
verankerde systeem van benchmarks en peer pressure maakt de voortgang
(en in sommige gevallen het gebrek daaraan) zichtbaar. Een belangrijk
instrument om de voortgang te bevorderen is het identificeren en het
gebruiken van best practices. Zo is de door de LPF-fractie gevraagde
rol van het Nederlandse Innovatieplatform (de wisselwerking tussen
kennisinstellingen, bedrijven en overheid onder leiding van de
Minister-President) als aanjager van de Nederlandse kenniseconomie,
een voorbeeld van een "goede praktijk" die door verschillende
Lidstaten en op Europees niveau (European Technology Platforms) wordt
nagevolgd.
De werking van de Lissabon-strategie komt verder tot uiting in,
bijvoorbeeld, de nauwe wisselwerking die in Duitsland bestaat tussen
het nationale Duitse herstructureringsprogramma ("Agenda 2010") en de
Lissabon-strategie. Ook Frankrijk is bezig met hervorming van de
arbeidsmarkt. Het heeft hierover, en over het belang van de sociale
dialoog daarbij, een gezamenlijk paper met Nederland geschreven ten
behoeve van de Voorjaarsraad. De mening van de VVD-fractie, dat
genoemde Lidstaten volstrekt onvoldoende bereid zijn hun economieën te
hervormen, wordt door de Nederlandse regering niet onderschreven.
Nederlandse inzet Voorjaarsraad
Ook Nederland heeft in zijn inzet voor de Voorjaarsraad een focus
aangebracht op de versterking van de economie. De regering probeert de
structuur van de economie te versterken en het innovatieve vermogen
van Nederland te vergroten. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn
werkgelegenheid en de hervorming van de arbeidsmarkten (uitvoeren van
de aanbevelingen van het rapport Kok), een beter functionerende
interne markt voor diensten (politiek akkoord over de kaderrichtlijn
diensten voor de volgende Voorjaarsraad), minder maar betere regels
(aandacht voor de invloed van regels op het concurrentievermogen en
vermindering van administratieve lasten), betere en snellere omzetting
van Europese regels, en versterking van de kenniseconomie. De
Nederlandse regering constateert met voldoening dat haar inzet vrijwel
volledig wordt gereflecteerd in de conclusies van de Voorjaarsraad.
Interne Markt voor diensten
Uit de prioriteiten van de Nederlandse inzet vraagt de CDA-fractie
specifiek naar de impact van de kaderrichtlijn voor diensten. De
Europese Raad acht totstandkoming van een interne markt voor diensten
prioritair. Voortvarende behandeling van de Commissievoorstellen
daarvoor is een belangrijk accent van het Nederlands Voorzitterschap.
Uw Kamer kan binnenkort een BNC-fiche van de concept-richtlijn interne
markt voor diensten tegemoet zien. Hierbij gaat tevens een
begeleidende brief, die ingaat op de gevolgen van het voorstel voor de
nationale regelgeving en wat de verwachtbare effecten zijn op
onderwerpen als economische groei en administratieve lasten. De
regering verwacht hiermee tegemoet te komen aan de wens geuit door de
CDA-fractie.
Versterken innovatief vermogen
Met betrekking tot het versterken van het innovatieve vermogen van
Europa, pleit de Europese Raad in zijn conclusies voor een betere
wisselwerking tussen kennisinstellingen en de industrie. Dit sluit aan
bij de opmerkingen van uw Kamer, in het bijzonder die van de fractie
van het CDA.
De relevante instrumenten in het Zesde Kaderprogramma (zgn. integrated
projects en networks of excellence) zijn tamelijk complex, waardoor de
deelname van het bedrijfsleven achterblijft. Participatie daarvan is
echter cruciaal voor het aanpakken van de Europese paradox: Europa is
goed in het doen van onderzoek maar minder goed in het omzetten van
onderzoeksresultaten in nieuwe producten door onvoldoende
wisselwerking tussen publiek-privaat. Momenteel worden de instrumenten
geëvalueerd en wordt bezien hoe zij voor het volgende kaderprogramma
beter kunnen worden toegesneden op de R&D-samenwerking tussen
kennisinstellingen, universiteiten en het bedrijfsleven.
De regering stelt met voldoening vast dat de Europese Raad voorstellen
van de Commissie inwacht over de toekomst van de Europese
onderzoeksstructuur, inclusief een mogelijke Europese Onderzoeksraad.
Mid-term review
Net als de CDA-fractie hecht de regering sterk aan een Mid Term Review
die de effectiviteit van de uitvoering van de Lissabon-strategie
verbetert. Dat komt ook tot uitdrukking in het Benelux communiqué over
de Mid Term Review. De Europese Raad heeft de Commissie gevraagd een
High Level Group in te stellen met als onafhankelijk voorzitter de
heer Wim Kok. Deze High Level Group dient een analyse te maken van de
voortgang van de Lissabon-strategie en voor 1 november 2004 een
rapport op te stellen met maatregelen die bijdragen aan de
verwezenlijking door de Unie van de doelstellingen van de
Lissabon-strategie in 2010. In het (openbare) rapport dient onder meer
aandacht gegeven te worden aan de mogelijkheden om de methoden van de
Lissabon-strategie te verbeteren. Het rapport moet de Raad en de
Commissie de mogelijkheid geven de Mid-Term Review voor de
Voorjaarsraad van 2005 adequaat voor te bereiden.
Terrorisme en terrorisme-bestrijding
Benoeming van een Anti-terrorisme Coördinator
De Europese Raad besloot, zoals verwacht, tot de instelling van een
Coördinator voor het beleid ter bestrijding van terrorisme. In deze
functie is de heer Gijs de Vries benoemd. Welhaast alle fracties
stelden vragen omtrent taken en inbedding van deze functie.
De nieuwe functionaris moet de diverse EU-activiteiten ter bestrijding
van terrorisme beter op elkaar afstemmen en stroomlijnen en toezien op
effectieve follow-up van Raadsbesluiten. De Unie kent thans een
veelheid aan initiatieven op verschillende deelterreinen. Gezien zijn
Unie-brede mandaat kan de Coördinator ook de trait-d'union vormen
tussen het interne en externe beleid, waar coherentie en
complementariteit de doeltreffendheid van de strijd tegen het
terrorisme moeten versterken. Hij zou hierin ook de samenwerking met
instellingen als Europol kunnen bevorderen en als aanspreekpunt voor
derde landen en internationale organisaties kunnen dienen. Dit is
echter nog niet gespecificeerd. De Coördinator krijgt een plaats
binnen het Raadssecretariaat en zal intensief moeten samenwerken met
de Europese Commissie.
Nederland is verheugd dat over de instelling van de Coördinator
overeenstemming is bereikt. De urgentie en het belang van de taken
komen ook tot uitdrukking in het feit dat de heer De Vries zijn werk
direct, maandag 29 maart, is begonnen. Zijn mandaat acht de regering
breed genoeg om een substantiële invulling aan deze taak te geven.
Het is in eerste instantie aan Secretaris-Generaal/ Hoge
Vertegenwoordiger (SG/HV) Solana om te bezien of en hoe dit later
nader gespecificeerd zou moeten worden. Eventueel zou hij daartoe te
zijner tijd een voorstel kunnen doen aan de Raad.
Uitwisseling inlichtingen/ versterking operationele samenwerking
De Europese Raad roept op tot betere Europese samenwerkingsverbanden
van politie- en veiligheidsdiensten en versterkte samenwerking met
Europol. De SG/HV krijgt de opdracht om binnen het Raadssecretariaat
de capaciteit te scheppen om inlichtingen over terroristische
bedreigingen te verzamelen en te analyseren. Dit spoort met de wens
van het CDA en de ChristenUnie om zoveel mogelijk bij bestaande
structuren aan te sluiten. Nederland ziet een mogelijkheid tot
uitbreiding van het Situation Center (SitCen) van het
Raadssecretariaat. Het SitCen, waarin ook Nederland is
vertegenwoordigd, verzamelt en analyseert reeds inlichtingen op extern
gebied en zou dat ook op het terrein van interne veiligheid kunnen
doen. De Anti-terrorisme Coördinator zou hierin betrokken kunnen
worden. De SG/HV zal verschillende opties onderzoeken en voorstellen
doen aan de Europese Raad van juni.
De Europese Raad wil de uitwisseling en samenwerking tussen
inlichtingen- en opsporingsdiensten intensiveren en de synergieën
tussen de verschillende gegevensbestanden verbeteren. De Raad Justitie
en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) moet dit uitwerken. Dit blijft echter
binnen Lidstaten een gevoelige zaak. Het is daarom te verwachten dat
daarnaast ook in kleinere verbanden Lidstaten die dat wensen zullen
samenwerken, zoals bijvoorbeeld in de groep van de vijf landen
(Frankrijk, Italië, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Duitsland), die
regelmatig met elkaar JBZ-aangelegenheden bespreken, waarnaar de
LPF-fractie verwees. Het is belangrijk dat dit soort
samenwerkingsverbanden aansluiten bij EU-samenwerking en andere
Lidstaten niet uitsluiten. Om de eenheid van het Europese beleid te
waarborgen is een grote rol van de Anti-terrorisme Coördinator en van
Europol van belang, zoals door de VVD bepleit.
Solidariteitsclausule
Vanzelfsprekend ondersteunt de regering -evenals de meeste fracties
dat deden- het signaal van de Europese Raad dat de Unie, haar
Lidstaten én de nieuwe Lidstaten solidair zijn met Spanje en de
Spaanse bevolking. Mede naar aanleiding van de vragen van de
SP-fractie diene dat de Lidstaten zelf bepalen op welke wijze zij vorm
geven aan eventuele verzoeken van een Lidstaat om bijstand op basis
van deze solidariteitsverklaring.
Vanuit de Unie is er voorts een bescheiden mogelijkheid iets te doen
voor de slachtoffers. De Europese Raad heeft ingestemd met het
toewijzen van middelen uit de Europese begroting voor 2004, die
gereserveerd zijn ten behoeve van slachtoffers van terrorisme.
Hiervoor staat een bedrag van 875.000 Euro gereserveerd. Een beroep op
het Solidariteitsfonds, zoals door de fractie van de ChristenUnie is
geopperd, is evenwel niet mogelijk. Het Solidariteitsfonds voorziet in
een tegemoetkoming in de schade geleden in de Lidstaten als gevolg van
grote natuurrampen, zoals bij bosbranden en overstromingen.
Implementatie genomen maatregelen
De Europese Raad stelt duidelijke termijnen voor zowel de nationale
implementatie van reeds overeengekomen wetgeving als Europese
besluitvorming over lopende wetgevingsvoorstellen. Dit komt tegemoet
aan de wens geuit door verschillende fracties, waaronder CDA, SGP en
ChristenUnie. Het betreft zowel strafrechtsamenwerking als
grensbewaking c.q. bestrijding van illegale immigratie. Deze stap komt
voort uit de overtuiging van veel Lidstaten dat de Unie al bezig is
met een substantieel pakket van maatregelen, maar dat meer vaart
achter de uitvoering moet worden gezet.
Dit sluit aan bij de zorg van de Kamer over de Nederlandse
implementatie. De regering deelt deze zorg en kent aan de
implementatie van deze EU-maatregelen een hoge prioriteit toe. Om op
korte termijn tegemoet te komen aan de oproep van de ER aan de
Lidstaten om zonder vertraging over te gaan tot nationale
implementatie, roept de regering - in het kader van de gedeelde
verantwoordelijkheid - de Kamer op de parlementaire behandeling van de
wetsvoorstellen betreffende EU-maatregelen voortvarend ter hand te
nemen. Wetsvoorstellen als het Europees Aanhoudingsbevel, het
kaderbesluit ter bestrijding van terrorisme en het kaderbesluit tot
instelling van gemeenschappelijke onderzoeksteams, zijn inmiddels aan
het parlement voorgelegd.
Zoals bekend is het besluit tot oprichting van Eurojust inmiddels
geïmplementeerd. Eurojust is per 6 maart 2002 van start gegaan.
Nederland heeft een nationale vertegenwoordiger benoemd (mr. R.J.
Manschot) en maakt gebruik van Eurojust voor de coördinatie bij de
opsporing en vervolging van grensoverschrijdende (georganiseerde)
misdaad.
De instelling van een score board kan effectiever toezicht op de
voortgang van de besluitvorming en implementatie ervan bevorderen,
zoals voorgesteld door de SGP. Het Actieplan dat de Europese Raad
aannam voorziet in een rapportage aan de Europese Raad van juni as.
Daarin zal ook de voortgang van de implementatie aan de orde komen.
Uitwisseling van persoonsgegevens en bescherming ervan
De Europese Raad heeft afgesproken dat de uitwisseling van
persoonlijke informatie zoals vingerafdrukken, DNA en visagegevens
moet worden verbeterd en dat nationale autoriteiten optimaal toegang
tot informatiesystemen moeten krijgen. De Commissie moet hiervoor
uiterlijk juni aanstaande met voorstellen komen. Tevens zal worden
gewerkt aan een voorstel voor een integraal systeem voor registratie
van verloren paspoorten met koppelingen aan netwerken zoals SIS en
Interpol. Ook zullen maatregelen voor het gebruik van biometrische
kenmerken en uitwisseling van passagiersgegevens worden versneld.
Door diverse fracties, meer in het bijzonder SP en GL, wordt gewag
gemaakt van de mogelijke spanning tussen maatregelen ter bestrijding
van terrorisme en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De
regering is zich ervan bewust dat bij elke maatregel ter bestrijding
van terrorisme een afweging gemaakt moet worden tussen enerzijds het
ontwikkelen van effectieve instrumenten en anderzijds de
gegevensbescherming van de burgers. Het daadkrachtig bestrijden van
terrorisme kan immers niet betekenen dat de privacy van de burgers
disproportioneel wordt ingeperkt. Ook bij de totstandkoming van nieuwe
maatregelen zal de regering aandacht geven aan het bewaren van een
evenwicht tussen beide, legitieme belangen.
Internationale samenwerking
De Europese Raad besloot om de samenwerking met derde landen bij
terrorismebestrijding verder te versterken. De EU zal in haar relaties
met derde landen rekening houden met de wijze waarop deze hun
internationale verplichtingen ten aanzien van terrorismebestrijding
nakomen. Afhankelijk hiervan wordt een tweeledige aanpak gekozen.
Enerzijds zal de Unie landen die bereid zijn tot samenwerking op
terrorismegebied met technische assistentie bijstaan, bijvoorbeeld bij
invoering van antiterrorisme wetgeving of versterking van financiële
systemen. Anderzijds kunnen relaties met landen die onvoldoende bereid
zijn noodzakelijke maatregelen te treffen, heroverwogen worden. De EU
zal daarbij nauw blijven samenwerken met internationale organisaties
waaronder de Verenigde Naties. De regering hecht in dit verband
uiteraard eveneens aan de verhouding tussen de EU en de NAVO.
Zoals gevraagd door SGP en SP, blijft nauwe samenwerking met de VS
van bijzonder belang. Er bestaan op diverse deelterreinen
samenwerkingsverbanden met de VS, en de Europese Commissie
onderhandelt in lijn met haar bevoegdheden over een aantal akkoorden
zoals het Passenger Name Record en transportveiligheid. De EU heeft
recent besloten tot een nieuw overlegorgaan met de VS, op werkniveau,
waarin diverse aspecten van interne veiligheid worden besproken.
Bestrijding financiering terrorisme
De Europese Raad onderstreepte het belang van bestrijding van
financiering van terrorisme. De Raad gaf aan dat de bestaande
instrumenten effectiever ingezet dienen te worden om bezittingen van
terroristen, terroristische organisaties en hun financiers aan te
pakken en daartoe ook nieuwe maatregelen te ontwikkelen. De Commissie
is opgedragen om regelgeving op het gebied van charitatieve
instellingen en alternatieve overmakingssystemen te versterken.
Het CDA refereerde aan de EU-bevriezingslijst. Het betreft een
maatregel waarmee de EU uitvoering geeft aan
VN-Veiligheidsraadresolutie 1373. Deze resolutie roept niet op tot
verbodenverklaring. Nationaal wordt wel gewerkt aan wetgeving op basis
waarvan het enkele feit van plaatsing op een internationale lijst
grond kan zijn voor verbodenverklaring.
Intergouvernementele Conferentie (IGC)
Door de Kamerfracties is een groot aantal vragen gesteld over de stand
van zaken in de IGC en de besprekingen hieromtrent op de Europese
Raad. Hieronder wordt eerst op de diverse thema's ingegaan, mede aan
de hand van hetgeen de Europese Raad heeft opgeleverd. De daarna nog
onbeantwoorde specifieke vragen komen vervolgens aan de orde.
Algemeen
Tijdens het diner op donderdag 25 maart hebben de leden van de
Europese Raad van gedachten gewisseld over de stand van zaken m.b.t.
de onderhandelingen over een grondwet voor de Unie in het kader van de
Intergouvernementele Conferentie (IGC). Door de Voorzitter van de
Europese Raad, Minister-President Ahern, is aangegeven dat de
consultaties uitwijzen dat alle Lidstaten een voorkeur hebben voor een
zo spoedig mogelijke afsluiting van de onderhandelingen. De Voorzitter
heeft gesteld dat voor alle uitstaande geschilpunten oplossingen
haalbaar zijn, mits de politieke wil tot het bereiken van een akkoord
bij alle Lidstaten aanwezig is. Het pakket voorstellen dat het
Italiaanse Voorzitterschap aan de Europese Raad van december
jongstleden heeft voorgelegd, dient daarbij nog steeds als basis van
een eventueel akkoord, aangezien het overgrote deel van deze
voorstellen op een consensus kan rekenen, aldus de Voorzitter.
Uit de interventies van staatshoofden en regeringsleiders tijdens het
diner werd duidelijk dat alle Lidstaten de bereidheid hebben het Ierse
Voorzitterschap te ondersteunen in zijn poging de IGC in de eerste
helft van dit jaar af te ronden. Tijdens de bespreking was duidelijk
sprake van een gezamenlijke behoefte en wil om het project spoedig tot
een goed einde te brengen. In de conclusies van het Voorzitterschap is
daarover vastgelegd dat dit niet later dan bij gelegenheid van de juni
bijeenkomst van de Europese Raad zou moeten zijn.
Stemmenweging in de Raad van Ministers
Volgens Minister-President Ahern moet een oplossing voor het vraagstuk
van de stemmenweging in de Raad van Ministers gevonden worden op basis
van het systeem van dubbele meerderheid, zoals dat in het
Conventie-resultaat staat weergegeven. De nieuwe Spaanse regering en
ook Polen lijken bereid dit principe te aanvaarden, hetgeen het
bereiken van een oplossing haalbaar zou moeten maken. Er zal echter in
de komende tijd nog verder gesproken moeten worden over de exacte
modaliteiten van het systeem van dubbele meerderheid. Het valt niet
uit te sluiten dat een uiteindelijk akkoord hierover een wijziging van
de percentages vereist (volgens het Conventie-resultaat is 50% van de
Lidstaten en 60% van de bevolking nodig voor het aannemen van een
besluit). Tijdens het diner is hierover niet verder in detail
gesproken. Voor Nederland geldt dat een lichte aanpassing van het
systeem acceptabel is, indien zulks noodzakelijk blijkt voor het
bereiken van een akkoord. Dit mag echter niet leiden tot een
onevenredige verzwaring van de besluitvorming.
Samenstelling van de Commissie
Minister-President Ahern zegt mogelijkheden te zien om een compromis
te smeden tussen de Lidstaten die vast wensen te houden aan het
principe van één Commissaris per Lidstaat en de Lidstaten die
voorstander zijn van het reduceren van de omvang van de Commissie.
Vermoedelijk zal dit compromis daaruit bestaan, dat gedurende een
lange overgangsperiode (bijvoorbeeld tot 2014) sprake zijn zal van één
Commissaris per Lidstaat, waarna vervolgens - conform het reeds
beslotene in het Verdrag van Nice - automatisch wordt overgegaan tot
een gereduceerde Commissie, waarbij rotatie op basis van
gelijkwaardigheid plaatsvindt. In toenemende mate lijkt een dergelijk
compromis te kunnen rekenen op de steun van alle Lidstaten; in dit
verband zij ook verwezen naar hetgeen hierboven is vermeld over het
Benelux/V-4 overleg. De Nederlandse regering is bereid een dergelijke
oplossing in overweging te nemen. Zij zal ieder mogelijk compromis
beoordelen op de mate waarin zowel de representativiteit als het
effectief en collegiaal functioneren van de Commissie wordt verzekerd.
Minimum aantal EP-zetels en preambule
M.b.t. het minimum-aantal EP-zetels denkt het Ierse Voorzitterschap
aan een kleine verhoging. Dit komt tegemoet aan een verlangen van de
kleinste Lidstaten (Luxemburg, Malta, Cyprus). Naar de regering
verwacht, zal deze gedachte van het Voorzitterschap waarschijnlijk op
consensus kunnen rekenen.
Preambule
Door sommige ER-leden is in de afgelopen maanden de wenselijkheid van
het opnemen van een verwijzing naar de Joods-Christelijke waarden in
de preambule ter sprake gebracht. Het Italiaanse Voorzitterschap heeft
er jongstleden december voor gekozen geen voorstel tot wijziging van
de preambule te doen. Het meende dat deze kwestie zodanig contentieus
is, dat het te verkiezen valt de tekst van de preambule niet te
amenderen. Ook het Ierse Voorzitterschap lijkt deze mening toegedaan.
Tijdens het dinergesprek op donderdag is niet inhoudelijk over het
ontwerp-verdrag gesproken en Minister-President Balkenende heeft deze
kwestie, ook indachtig het gevoelen van de meerderheid van de Kamer,
niet aan de orde gesteld.
Reikwijdte besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid
Bij de reikwijdte van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid
is in de IGC door verscheidene Lidstaten uitgesproken dat handhaving
van unanimiteit geboden is op een aantal terreinen waar de
Conventie-uitkomst onverkort aanstuurde op besluitvorming bij
gekwalificeerde meerderheid. Onder andere bij sociaal beleid en
sociale zekerheid, fiscaliteit en bij de eigen middelen hebben sommige
Lidstaten concrete bezwaren geformuleerd tegen een ongeclausuleerde
overgang naar besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid.
Van Nederlandse zijde is in de afgelopen maanden gezegd te hechten aan
de vooruitgang die door de Conventie is geboekt, hoewel ook Nederland
op een enkel punt de - voorlopige - handhaving van unanimiteit wenst
(zie hieronder). Het Ierse Voorzitterschap wil een oplossing zoeken
die tegemoet komt aan de concrete punten van zorg van Lidstaten,
zonder het belang van slagvaardige besluitvorming in de Unie uit het
oog te verliezen. In de komende maanden zal de reikwijdte van
besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid nog onderwerp van
onderhandeling zijn.
De Nederlandse prioriteiten
Minister-President Balkenende heeft tijdens het werkdiner steun
uitgesproken voor afronding van de IGC onder het Ierse
Voorzitterschap. Daarbij heeft hij wel gesteld dat een uiteindelijk
compromis tegemoet dient te komen aan de legitieme wensen van alle
Lidstaten. In de discussie is door hem nadrukkelijk en expliciet
gewezen op de twee belangrijkste Nederlandse desiderata, te weten:
handhaving van unanimiteit bij de besluitvorming over de Financiële
Perspectieven en aanpassing van de besluitvorming inzake de
buitensporig-tekortprocedure in het Stabiliteits- en Groeipact.
De Minister-President heeft in dit verband duidelijk gemaakt dat de
wens tot handhaving van unanimiteit voor de Financiële Perspectieven
voortvloeit uit de extreme nettobetalingspositie van Nederland.
Wanneer een oplossing wordt gevonden voor dit probleem (bijvoorbeeld
in de vorm van een Generiek Correctie Mechanisme of "netto begrenzer")
kan Nederland met een overgang naar besluitvorming bij gekwalificeerde
meerderheid instemmen. Met betrekking tot de Nederlandse wens inzake
de buitensporig-tekortprocedure is het de partners bekend dat deze
voortvloeit uit de gang van zaken tijdens de ECOFIN-raad van november
2003, waar Commissie-aanbevelingen inzake de buitensporige tekorten
van Frankrijk en Duitsland terzijde zijn geschoven.
Er is tijdens het diner niet inhoudelijk door anderen ingegaan op de
Nederlandse desiderata. Wel is ook de dag erna bemerkt dat de partners
zich goed bewust zijn van de Nederlandse positie. Ook gedurende de
afgelopen maanden zijn zowel op ambtelijk als op politiek niveau de
Nederlandse wensen onder de aandacht gebracht in diverse hoofdsteden.
Hieruit komt een krachtenveld naar voren dat niet gunstig is. Met name
een aanpassing van de buitensporig-tekortprocedure ligt uiterst
gevoelig, zeker ook in Parijs en Berlijn. Er zal dus nog veel werk
verzet moeten worden om op deze punten tot een vergelijk te komen.
Overige vragen
Enkele vragen van de fracties zijn niet ter sprake gekomen in
bovenstaande. Voor zover dat het geval is worden deze hieronder
specifiek behandeld.
Het CDA wenst vast te houden aan het systeem van dubbele meerderheid
in het geval van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming. De
regering is met de leden van deze fractie van mening dat inderdaad
vastgehouden dient te worden aan de systematiek van de dubbele sleutel
voor het bepalen van de stemmenweging. Daarbij zal zowel het aantal
Lidstaten als de bevolkingsomvang als sleutel dienen. Voorts deelt de
regering de visie van deze fractie, zoals hierboven reeds aangegeven,
dat eventuele verhogingen van de drempels ten opzichte van de
uitkomsten van de Conventie kritisch moeten worden bezien.
De fractie van de VVD roept de regering op te pleiten voor directe
verkiezing door het Europees Parlement van de Voorzitter van de
Commissie, die tevens als permanente Voorzitter van de Europese Raad
kan fungeren. Nederland heeft eerder in zowel Conventie als in de IGC
gepleit voor een directe verkiezing van de Commissie-voorzitter door
het Europees Parlement, waarna de Europese Raad zich over de verkozen
Commissie-voorzitter zou moeten uitspreken. Dat voorstel is slechts
ten dele overgenomen: het ontwerp-verdrag bepaalt dat het Europees
Parlement de Commissie-voorzitter verkiest, evenwel op voordracht van
de Europese Raad. Op aandringen van Nederland is daarom nog ter
versterking van de positie van het Europees Parlement een specifieke
verklaring tot stand gekomen die de rol van het Europees Parlement bij
de benoeming van de Commissie-Voorzitter verder onderbouwt. De
regering deelt voorts de mening dat de mogelijkheid behouden moet
blijven dat op termijn de Commissievoorzitter tevens Voorzitter van de
Europese Raad kan zijn. De thans voorliggende teksten laten deze
mogelijkheid open. De regering zal zich ervoor inzetten om deze punten
veilig te stellen in de IGC.
De fractie van de LPF vraagt specifiek naar het vervangen van de term
"grondwet" door het meer gangbare "verdrag". In de IGC is ook aandacht
besteed aan deze kwestie. Officieel is er dan ook sprake van een
verdrag, nl. het Verdrag strekkende tot de totstandkoming van een
Europese grondwet. Niettemin is het aannemelijk dat in het gangbare
taalgebruik toch de term "grondwet" gebruikt zal worden, temeer omdat
in de verdragstekst zelf regelmatig expliciet gesproken wordt van
`Europese grondwet'. Overigens benadrukt de regering dat deze
naamgeving niets afdoet aan de status van dit verdrag, dat onderworpen
is aan het reguliere internationale verdragsrecht.
De fractie van GroenLinks vraagt om een transparant
onderhandelingsproces, opdat de inzet van de regering op een adequate
manier kan worden gecontroleerd. De regering hecht grote waarde aan de
voortdurende dialoog met het parlement over deze IGC. Zowel in de IGC,
alsook in de Conventie heeft de regering het parlement steeds
uitvoerig geïnformeerd door middel van veelvuldige rapportages en
toezending van relevante stukken. In de eerste maanden van 2004 heeft
geen plenair onderhandelingsproces plaatsgevonden, hetgeen zich heeft
vertaald in een beperktere informatiestroom richting het parlement.
Wanneer de onderhandelingen weer op gang komen, zal de regering de
eerdere praktijk van uitvoerige informatieverstrekking vanzelfsprekend
weer voortzetten.
De fractie van de SGP verzoekt de regering zich sterk te maken voor de
aanscherping van de passerelles, in die zin dat instemming van alle
parlementen benodigd is voordat de Raad bevoegdheden van de Unie kan
uitbreiden. De regering onderstreept dat de passerelle-bepaling zoals
deze is opgenomen in het verdrag geen mogelijkheid biedt tot het
uitbreiden van de bevoegdheden van de Unie. De passerelle is alleen
gericht op wijziging van de besluitvormingsmodaliteit, te weten de
overgang van besluitvorming bij unanimiteit naar besluitvorming bij
gekwalificeerde meerderheid. In de teksten zoals deze aan het einde
van 2003 voorlagen aan de IGC is de betrokkenheid van nationale
parlementen verzwaard in die zin, dat thans elk parlement de
mogelijkheid heeft om een voorgenomen gebruik van de passerelle te
blokkeren. Hoewel de regering zulks een onnodige verzwaring van de
procedure vindt, zal de regering zich tegen deze mogelijkheid
uiteindelijk niet verzetten.
Uitbreiding
Roemenië
Het uitbreidingsproces stond niet op de agenda van Europese Raad van
25 en 26 maart. In de Europese Raad kon derhalve geen gevolg gegeven
worden aan de vraag van de CDA-fractie om de Commissie een opdracht
tot heroriëntering van de onderhandelingen te geven. Wel heeft de
regering haar ernstige zorgen aangaande Roemenië kenbaar gemaakt aan
Roemenië zelf tijdens een korte bilaterale ontmoeting en marge van de
debriefing door het Voorzitterschap voor de drie Kandidaat Lidstaten.
De Nederlandse regering acht de voortgang die Roemenië boekt bij de
overname en met name implementatie van het EU- acquis zorgelijk, maar
meent dat opschorting van de onderhandelingen eerder contraproductief
zou kunnen werken. Juist nu moet Roemenië worden aangemoedigd voort te
gaan met de strategie inzake hervorming van het gerechtelijk apparaat
en het actieplan dat de Roemeense regering heeft opgesteld als reactie
op het rapport-Nicholson.
De Nederlandse regering meent dat Roemenië de vele, benodigde
hervormingen nu met kracht door moet voeren, met name op het gebied
van versterking van de administratieve capaciteit en de bestrijding
van corruptie en schendingen van de vrijheid van de pers.
Turkije-Cyprus
De in december te nemen besluiten over het al dan niet openen van
toetredingsonderhandelingen met Turkije stonden niet op de agenda van
deze Europese Raad, waardoor de Nederlandse regering geen direct
gevolg aan het verzoek van de VVD-fractie heeft kunnen geven om in de
Europese Raad te spreken over het belang van het bereiken van een
akkoord aangaande de kwestie Cyprus, en het belang van het voldoen aan
de politieke Kopenhagen criteria.
De opmerkingen in het Verslag van het Schriftelijk Overleg reflecteren
de inhoud van de motie Van Bommel / Van Baalen. Naar aanleiding van
deze motie heeft de Nederlandse regering tijdens het debat over
uitbreiding op 19 november 2003 reeds gesteld zover nu niet te willen
gaan. Er bestaat geen formele koppeling tussen de kwestie Cyprus en
het besluit al dan niet de onderhandelingen met Turkije te openen. Het
uitblijven van een oplossing voor de kwestie Cyprus zou de
besluitvorming over Turkije wel kunnen compliceren.
Conform het besluit van de Europese Raad van Kopenhagen 2002 wacht
Nederland het rapport van de Europese Commissie af van najaar 2004 op
basis waarvan de Europese Raad in december 2004 besluit of Turkije aan
de politieke Kopenhagen-criteria voldoet. De Nederlandse regering
wenst nu niet vooruit te lopen op deze beslissing.
In de conclusies van het Voorzitterschap is een passage over Cyprus
opgenomen die het belang van het bereiken van een akkoord in het kader
van de thans plaatsvindende besprekingen onderstreept.
Laken 10
In de marge van de Europese Raad voerden de Minister van Buitenlandse
Zaken en de Staatssecretaris van Europese Zaken een gesprek met
Commissaris Verheugen. Aan de Commissaris is verzocht om tijdig voor
de RAZEB van april te laten weten voor welke van de toetredende landen
en voor welke sectoren vrijwaringsmaatregelen getroffen moeten worden
op de datum van toetreding. Verheugen zegde zulks toe. Hij voegde
daaraan toe dat de monitoring van de implementatie in de nieuwe
Lidstaten, die door en onder verantwoordelijkheid van de
lijncommissarissen werd uitgevoerd, thans indiceerde dat slechts
weinig maatregelen nodig zouden zijn. Op dit moment worden alleen
maatregelen in 1 sector (voedselveiligheid) in vier landen overwogen.
Financiële Perspectieven
De Europese Raad nam een procedurele conclusie aan betreffende de
verdere besprekingen van de Commissie mededeling uit februari jl. over
de volgende Financiële Perspectieven (FP's). De regering acht het
positief dat het tijdschema voor de totstandkoming van de nieuwe FP's
is bevestigd.
Extern beleid
Midden-Oosten
In navolging van de RAZEB van 22 maart jl. onderstreepte de Europese
Raad dat het recht van Israël om zijn burgers te beschermen tegen
terrorisme binnen de kaders van het internationale recht moet worden
uitgeoefend en veroordeelde hij de liquidatie van Sheikh Yassin.
Overeengekomen is om nader te bezien op welke wijze de Unie onder de
gewijzigde omstandigheden concreet kan bijdragen aan (een begin van)
uitvoering van de Roadmap, die de basis blijft voor een vreedzame
oplossing in de regio.
Israëlische terugtrekking uit de Gaza-strook zou volgens de Raad een
significante stap in de goede richting kunnen zijn mits deze
plaatsvindt in het kader van de Roadmap en een twee Staten-oplossing,
niet gepaard gaat met een verschuiving van nederzettingen-activiteit
naar de Westelijke Jordaanoever en vergezeld gaat van een
georganiseerde overdracht van bevoegdheden aan de Palestijnse
Autoriteit (PA), alsook van Israëlische steun bij de wederopbouw van
Gaza. De Unie is bereid de PA verder te ondersteunen bij de orde- en
rechtshandhaving in de Palestijnse gebieden, waartoe de EU Speciale
Vertegenwoordiger voor het Midden-Oosten, samen met de Commissie,
aanbevelingen voor concrete steunverlening zal doen.
De regering deelt de zorg die de Kamer heeft ten aanzien van het
Midden-Oosten conflict. Het vredesproces bevindt zich in een diepe
impasse. De regering veroordeelt de buitengerechtelijke doding van de
geestelijk leider van Hamas, Sheikh Yassin, en deelt de visie, zoals
naar voren gebracht door GroenLinks en de SP, dat deze Israëlische
actie het vredesproces ondermijnt. Nederland heeft de aanslag op
Sheikh Yassin en zeven andere Palestijnen veroordeeld en gewezen op de
nadelige gevolgen voor het vredesproces. Zoals de SGP-fractie terecht
vaststelt, heeft Israël het recht zich te verdedigen tegen Palestijnse
terreuraanslagen. Hamas is in belangrijke mate verantwoordelijk voor
deze aanslagen en Israël heeft zonder twijfel het recht om tegen deze
organisatie en haar leiding op te treden. De regering blijft van
mening dat Israël daarbij wel de kaders van het internationale recht
dient te respecteren. De regering heeft de Israëlische ambassadeur
hier ook op aangesproken. Tijdens het bezoek van eerste ondergetekende
aan Israël zal de kwestie van buitengerechtelijke dodingen ook ter
sprake komen. Van Amerikaanse zijde is overigens aangegeven dat over
de liquidatie van Sheikh Yassin geen voorafgaand overleg heeft
plaatsgevonden met Washington.
De regering deelt het standpunt van de LPF over eenzijdige kritiek op
Israël niet. De afgelopen jaren heeft de EU immers in niet mis te
verstane bewoordingen de Palestijnse terreuraanslagen veroordeeld en
misstanden aan de kant van de Palestijnse Autoriteit aan de kaak
gesteld. In reactie op het standpunt van GroenLinks dat er geen
intensivering heeft plaatsgevonden van de inspanningen om een
oplossing van het conflict te bewerkstelligen en op de vragen van D66
welke initiatieven de EU zal ondernemen, wil de regering graag wijzen
op de voortdurende inspanningen die de Unie richting de strijdende
partijen onderneemt. De regering verwijst naar meerdere
EU-verklaringen, waarin de partijen er op gewezen worden dat het
gewelddadige conflict alleen middels een hervatting van het politieke
proces kan worden opgelost. De EU roept hen op de wapens neer te
leggen, de politieke dialoog te hervatten en de Roadmap te
implementeren. Overigens komt de Roadmap grotendeels uit Europese
koker. De regering ziet een belangrijke rol voor het Kwartet
weggelegd, onder meer in de vorm van een internationaal
monitoring-mechanisme. De EU staat klaar om de partijen te helpen het
conflict op vreedzame wijze op te lossen. Dat zal ook de boodschap
zijn die eerste ondergetekende tijdens zijn rondreis in het
Midden-Oosten aan zijn gesprekspartners zal overbrengen. Nederland zal
als EU-voorzitter hoge prioriteit blijven geven aan het zoeken naar
een oplossing van het Midden-Oosten conflict.
De oproep van GroenLinks om over te gaan tot sancties tegen Israël
wordt niet door de regering gesteund. De regering is van oordeel dat
sancties in de vorm van (dreiging met) opzegging van het
Associatie-akkoord in de huidige omstandigheden niet aan de orde zijn
en geen effectieve bijdrage leveren aan het zoeken naar een oplossing
voor het conflict in het Midden-Oosten. Integendeel, de politieke
dialoog met Israël dient optimaal benut te worden om met de
Israëlische regering open en waar nodig in kritische zin te spreken
over de situatie in de regio. Een dergelijke stap zou bovendien
miskennen dat de liquidatie van Sheikh Yassin een reactie vormt op
ernstige vormen van terreur van de kant van Hamas.
Voor wat betreft de vraag van GroenLinks inzake stopzetting van
militaire transporten door de EU vanuit Israël, alsmede van militaire
transporten via Nederlands grondgebied van en naar Israël, verwijst de
regering naar de schriftelijke beantwoording van vragen dienaangaande
van GroenLinks (vergaderjaar 2002-2003, nr. 71). Kern van de
beantwoording luidde dat de EU-lidstaten gezamenlijk terzake reeds een
restrictief beleid hanteren t.a.v. Israël. Graag verwijst de regering
ook naar de brief inzake doorvoer via Nederland van strategische
goederen naar Israël (buza020209). Doorvoerzendingen afkomstig uit EU-
en NAVO-landen worden marginaal getoetst op deugdelijkheid van de
papieren en een evt. omleidingsrisico. Alle doorvoerzendingen naar
Israël die afkomstig zijn uit andere landen dan EU-partners,
NAVO-bondgenoten of Zwitserland, Australië, Nieuw Zeeland of Japan
worden aan het ministerie van Buitenlandse Zaken voorgelegd ter
toetsing aan de criteria van het wapenexportbeleid. Een dergelijke
toetsing zal onder de huidige politieke omstandigheden in Israël en de
regio in beginsel tot een negatief resultaat leiden. De Nederlandse
regering ziet in de buitengerechtelijke doding van Sheikh Yassin geen
aanleiding om dit beleid te wijzigen.
Bredere Midden-Oosten regio
De Europese Raad bevestigde dat naast blijvende aandacht voor het
Israelisch-Palestijnse conflict, de Unie verder moest werken aan
versterking van de dialoog en samenwerking met de Arabische en
islamitische wereld, mede ter bevordering van politieke hervormingen
in betrokken landen. In dit licht werd het interim-rapport inzake het
"EU Strategic Partnership with the Mediterranean and the Middle East"
verwelkomd, waarover besluitvorming is voorzien bij de Europese Raad
in juni; dit rapport is als bijlage aan deze brief toegevoegd.
De Regering deelt de visie van de fractie van GroenLinks dat de EU
waar mogelijk aansluiting moet zoeken bij hervormingsinitiatieven die
uit de regio zelf voortkomen. Hervormingen dienen niet van buiten te
worden opgelegd. Het bovengenoemde interim-rapport bevat het kader
waarbinnen de EU wil werken aan de verdere verbetering en verdieping
van de relaties met de Arabische wereld. De EU zal bij de uitwerking
van deze beleidagenda de komende periode nauw afstemmen en coördineren
met o.a. betrokken Arabische landen en de VS.
EU - Syrië
De Ministers van Buitenlandse Zaken bespraken tevens de
onderhandelingen met Syrië over een Associatie-overeenkomst, waarbij
werd overeengekomen dat nader gekeken zal worden naar versterking van
de non-proliferatieclausule in deze overeenkomst, zoals door o.a.
Nederland bepleit.
De oproep van de SGP-fractie om ten aanzien van Syrië een koppeling te
leggen tussen het Associatie-akkoord en de houding van Syrië jegens
Israël steunt de regering niet. De onderhandelingen die momenteel met
Syrië worden gevoerd over de aangescherpte voorwaarden van de EU
alvorens tot ondertekening van het Associatie-akkoord kan worden
overgegaan, zijn intensief. De regering is van mening dat een
verdieping van de relaties tussen de EU en Syrië op de langere termijn
juist een positieve uitwerking op het Syrische - Israëlische conflict
kan hebben. Tot slot is de regering van mening dat het Israëlisch -
Syrische conflict in een allesomvattend vredesakkoord dient te worden
opgenomen, zoals is voorzien in de derde fase van de Roadmap.
Irak
De Europese Raad verwelkomde de overeenstemming tussen de partijen in
Irak over de interim-grondwet (Transitional Administrative Law) en
over de voorziene VN-rol bij de vorming van een Iraakse
interim-regering per 1 juli a.s. en bij de voorbereiding van uiterlijk
in januari 2005 te houden verkiezingen in Irak. De Raad benadrukte dat
een sterke, door de VN Veiligheidsraad gesteunde, VN-rol essentieel is
voor het welslagen van het politieke transitieproces in het land. De
EU is vastberaden het Iraakse volk te blijven ondersteunen bij de
politieke en economische wederopbouw van hun land. HV Solana en de
Commissie zullen verder werken aan een middellange-termijnstrategie
voor de relaties van de Unie met Irak.
Afghanistan
De Europese Raad verwelkomde de Duitse bereidheid om als gastheer op
te treden voor de internationale conferentie over Afghanistan op 31
maart en 1 april, waaraan door Nederland zal worden deelgenomen door
de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, en benadrukte het belang
van vrije en eerlijke verkiezingen dit jaar. De Raad wees op de
lange-termijn betrokkenheid van de Unie bij de ontwikkeling van dit
land en riep de Lidstaten op tot nieuwe bijdragen op het gebied van
wederopbouw en veiligheid.
Kosovo
Mede op basis van de bevindingen van HV Solana en Commissaris Patten
tijdens hun bezoek aan Kosovo op 24 maart jl., veroordeelde de
Europese Raad het recente etnisch-gemotiveerde geweld en riep hij met
name het Kosovo-Albanese leiderschap op de verantwoordelijken te
vervolgen en nieuw geweld te voorkomen. Tevens werden de autoriteiten
in Kosovo opgeroepen direct verantwoordelijkheid te nemen voor de
noodzakelijke herstelwerkzaamheden in Kosovo en de terugkeer van
ontheemden. De Unie zal blijven bijdragen aan de uitvoering van het
"standards before status"-beleid en de bevordering van een
multi-etnisch Kosovo.
De regering deelt de zorgen van CDA en GroenLinks over de situatie in
Kosovo, die eens te meer de noodzaak van blijvende aandacht voor de
Balkan aantoont, zoals ook geconstateerd is in de Notitie Regionale
Benadering Westelijke Balkan, die op 11 maart 2004 naar de Kamer is
gezonden (TK 29 487, nr. 1). Het door GroenLinks genoemde gebrek aan
etnische verzoening en onderling contact tussen beide gemeenschappen
in Kosovo is ook een grote zorg voor de VN (UNMIK), NAVO (KFOR) en de
OVSE. De OVSE-missie is sinds 2000 actief op het gebied van integratie
van minderheden in Kosovo, terwijl UNMIK in 2002 de `Strategy for
Sustainable Returns' lanceerde. In juli 2003 verklaarden de
Provisional Institutions for Self-Government (PISG) van Kosovo zich
bereid hieraan mee te werken. Echter verzoening en tolerantie tussen
verschillende gemeenschappen blijkt in Kosovo een moeizaam proces.
Voorbeelden als het multi-etnisch bedrijf in het industriële
mijnencomplex Trepca in Mitrovica, waarbij in het bestuur zowel
Serviërs als Albanezen zijn vertegenwoordigd, zijn helaas nog schaars.
Ook de mate van bewegingsvrijheid voor Serviërs in Kosovo en de
terugkeer van vluchtelingen en ontheemden baart de regering zorgen.
Juist het - ook door GroenLinks geconstateerde - gebrek aan
verzoening, integratie van minderheden en hervormingen maakt dat de
internationale gemeenschap prioriteit moet blijven verlenen aan
uitvoering van het "standards before status"-beleid van UNMIK. Het
onder de huidige omstandigheden prioriteit verlenen aan de
statuskwestie, zoals door GroenLinks voorgesteld, zou de aandacht en
energie afleiden van de broodnodige politieke en economische
hervormingen (inclusief terugkeer van vluchtelingen), die Kosovo tot
een stabiel en welvarend gebied moeten maken en nieuw geweld moeten
voorkomen. De internationale gemeenschap zal Kosovo moeten blijven
bijstaan in dit proces. Daarnaast dient verdere voortgang te worden
gemaakt met de dialoog tussen Belgrado en Pristina, over o.a. kwesties
als het lokaliseren van vermiste personen dat een belangrijk onderdeel
van het verzoeningsproces vormt; de werkgroep over vermiste personen
kwam onlangs voor het eerst bijeen.
Kosovo zal hoog op de agenda staan tijdens het Nederlandse
EU-voorzitterschap, tijdens welke ook verkiezingen in Kosovo zijn
voorzien. Belangrijke instrumenten van het EU-beleid ten aanzien van
Kosovo zijn het hulpprogramma in het kader van CARDS (EU is de
grootste donor in Kosovo) en het zgn. "Stabilisation and Association
Tracking Mechanism", dat tot doel heeft wet- en regelgeving te
harmoniseren met Europese standaarden. Streven naar een versterkte en
meer coherente EU-rol ten aanzien van Kosovo is mede van belang vanuit
het perspectief dat Kosovo's toekomst in Europa ligt.
Rusland
De Europese Raad onderstreepte het belang van een open, stabiel en
democratisch Rusland en verwelkomde president Poetins toezeggingen
inzake versterking van het meerpartijenstelsel, ontwikkeling van een
"civil society" en eerbiediging van de persvrijheid. De Raad
bevestigde tevens het belang van een strategisch partnerschap met
Rusland en benadrukte in dit verband de noodzaak van onvoorwaardelijke
uitbreiding per 1 mei a.s. van de Partnerschaps- en
Samenwerkingsovereenkomst met de toetredende landen.
Tenslotte
Over de Nederlandse inzet in de Mensenrechtencommissie en inzake de
deelname van Birma aan het ASEM-proces ontvangt u een separate brief.
Ministerie van Buitenlandse Zaken