Ministerie van Defensie


---

Brieven aan de Kamer
---

Vijfde jaarrapportage project "Vervanging Pantservoertuigen"

31-3-2004 11:33:00

Het project "Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR" is door de Kamer op 26 juni 1997 als groot project aangewezen. In dat kader ontvangt u jaarlijks een voortgangsrapportage over het totale project dat bestaat uit drie deelprojecten. De laatste jaarrapportage dateert van 2 mei 2003 (Kamerstuk 26 396, nr. 16).

Bovendien zegde mijn voorganger op 31 januari 2001 toe u voortaan iedere zes maanden over het deelproject "Groot Pantserwielvoertuig (PWV)" te informeren. De laatste halfjaarrapportage over dit deelproject dateert van 11 november 2003 (Kamerstuk 26 396, nr. 20).

In de bijlage bied ik u de vijfde jaarrapportage aan over het project "Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR". Hierin is tevens opgenomen de zesde halfjaarrapportage over het deelproject "Groot Pantserwielvoertuig (PWV)". De rapportage beschrijft de stand van zaken per 31 december 2003.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

VIJFDE JAARRAPPORTAGE OVER HET PROJECT

"VERVANGING PANTSERVOERTUIGEN M577 EN YPR"

naar de stand van 31 december 2003

Inleiding Het project bestaat uit drie deelprojecten, te weten: * Het klein pantserwielvoertuig, dat een afgeleide versie is van het licht verkennings- en bewakingsvoertuig Fennek (LVB) en wordt geleverd in de uitvoeringen Fennek-MRAT (Medium Range Anti-Tank) en Fennek-AD (Algemene Dienst); * Het infanteriegevechtsvoertuig (IGV); * Het groot pantserwielvoertuig (PWV), dat samen met Duitsland en - voorlopig nog - het Verenigd Koninkrijk ontwikkeld wordt. Het voertuig wordt internationaal inmiddels aangeduid met de naam "Boxer".

Met deze vijfde jaarrapportage informeer ik u over de stand van zaken per 31 december 2003. Deze brief sluit aan op de vierde jaarrapportage van 2 mei 2003 (Kamerstuk 26 396, nr. 16) en op de vijfde halfjaarrapportage PWV van 11 november 2003 (Kamerstuk 26 396, nr. 20).

Behoeftestelling Algemeen.In de Prinsjesdagbrief van 16 september 2003 is aangekondigd dat de Koninklijke landmacht volledig paraat wordt gesteld en dat de reserve-eenheden worden afgeschaft. Naar aanleiding hiervan zijn de behoefte aan en de indeling van de hoofduitrustingsstukken in de toekomstige organisatie van de landmacht herijkt. Dit heeft geresulteerd in een gelijkblijvende behoefte aan de Fennek en het IGV en een lagere behoefte aan Boxer-voertuigen.

Voor initiële opleiding en training was aanvankelijk rekening gehouden met het gebruik van voertuigen die bij reserve-eenheden waren ingedeeld. Gezien de afschaffing van de reserve-eenheden zullen er voor opleiding en training afzonderlijke leermiddelen moeten komen. Dit betreft specifieke middelen zoals lesvoertuigen, en geavanceerde onderwijsleermiddelen, zoals het aanvullingen op Tactis.

Klein pantserwielvoertuig.Aangezien de kwalitatieve eisen voor het voertuigplatform overeenkwamen met die voor het LVB-voertuig, is gekozen voor de Fennek. De kwantitatieve behoefte aan kleine pantserwielvoertuigen is vastgesteld op 208 stuks. Dit aantal is eind 2001 besteld als onderdeel van het seriecontract LVB-voertuig (202 LVB-voertuigen). Aanvankelijk werd naast de LVB-versie rekening gehouden met de versies MRAT en AD. Na de herijking wordt nu ook de toepassing van het LVB-voertuig als platform voor lichte mortieren en voor de Stinger voorzien.

Infanteriegevechtsvoertuig.De herijking heeft geen gevolgen gehad voor de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte voor het IGV. Er is wel behoefte aan meer specifieke en geavanceerde onderwijsleermiddelen. Dit betreft onder andere een rijsimulator, specifieke voertuigen voor de rijopleiding, leermiddelen voor de bedienings- en de onderhoudsopleiding en IGV-modules ten behoeve van Tactis. Ook zijn aanpassingen nodig van het "Mobile Combat Trainings Centre" (MCTC) en het in Duitsland gelegen oefenterrein Altmark. De totaalbehoefte aan IGV-voertuigen bedraagt 200 stuks, inbegrepen de bergingsvoertuigen. Voor het IGV zijn naast algemene eisen ook specifieke eisen geformuleerd, in het bijzonder op het gebied van transportvermogen, bescherming, mobiliteit en vuurkracht. Aan deze eisen lijkt op grond van de thans beschikbare informatie binnen de voorwaarden van het project te kunnen worden voldaan.

Groot pantserwielvoertuig.Het PWV is, zoals eerder gerapporteerd, bestemd voor een aantal gevechtsondersteunende taken. Er bestaat behoefte aan vijf voertuigvarianten: een commandovoertuig, een "battlefield damage repair" (BDR)-voertuig, een gewondentransportvoertuig, een vrachtvoertuig en een genievoertuig. Het streven naar een volledig parate Koninklijke landmacht heeft grote gevolgen voor de behoefte aan Boxer-voertuigen. Als gevolg van de afschaffing van de reserve-eenheden is de totale behoefte aan Boxers inmiddels verlaagd van 359 naar 257.

Planning en voortgang Klein Pantserwielvoertuig.Op 2 juli 2003 vond in Duitsland de officiële overdracht van het eerste serievoertuig plaats. Zoals eerder gemeld is het project vertraagd door financiële problemen bij SP Aerospace & Vehicle systems en RDM Technology B.V.. De projectfinanciering van SP Aerospace & Vehicle systems en RDM Technology B.V. is inmiddels gegarandeerd. Vervolgens heeft het industriële consortium ArGe op 17 november 2003 een nieuw leveringsschema gepresenteerd. Volgens dit schema vangt de productie in 2004 aan met drie voertuigen per maand, waarna de maandelijkse productie in ongeveer tien maanden naar veertien stuks per maand wordt opgevoerd. De maximale maandelijkse productie van zestien stuks wordt in april 2006 bereikt. Volgens deze planning wordt het laatste voertuig twee maanden later geleverd dan aanvankelijk was overeengekomen. Over dit project bent u onlangs enkele keren afzonderlijk geïnformeerd.

Infanteriegevechtsvoertuig.Defensie heeft de kandidaat-leveranciers in februari 2004 nader geïnformeerd over de technische eisen aan het IGV-voertuig en heeft hen verzocht een systeemconfiguratie aan te bieden die daaraan voldoet. Het gaat om Alvis Hägglunds met de CV90 en Steyr Daimler Puch met de Ulan. Ook de Duitse ontwikkeling van een nieuw infanteriegevechtsvoertuig Puma (voorheen Igel genoemd) van het PSM-consortium van Krauss-Maffei Wegmann en Rheinmetall Land Systems is hierbij betrokken. Bij deze laatste ontwikkeling wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van reeds beschikbare beproevingsresultaten van de Duitse overheid.

De leveranciers is gelijktijdig een uitnodiging tot prijsopgave gestuurd voor de levering van een prototype en voor een optionele serieproductie. Tevens is informatie gevraagd op basis waarvan levensduurkostenberekeningen kunnen worden gemaakt. Tenslotte is ook de initiële logistieke ondersteuning bij de aanvraag betrokken om een compleet beeld van de alternatieven te krijgen. De resultaten van de beoordeling van de alternatieven zullen medio 2004 in de eerstvolgende DMP-brief aan u worden voorgelegd.

Groot pantserwielvoertuig.Zoals aangekondigd in de vijfde halfjaarrapportage, is het eerste Nederlandse prototype (commandovoertuig) in oktober 2003 gereed gekomen. Het "Programme Committee" heeft in oktober 2003 een aangepaste projectplanning (stabilisatieplan) aanvaard. Op basis van dit stabilisatieplan kan de ontwikkelingsfase eind 2005 worden afgesloten. Na de vaststelling van het stabilisatieplan is de planning voor de contractuele mijlpalen aangepast. De nieuwe trilaterale financiële planning is op 9 december 2003 door het "Programme Committee" vastgesteld en in de nationale financiële planning verwerkt.

Zoals gemeld heeft het Verenigd Koninkrijk op 17 juli 2003 bekendgemaakt zich uit de ontwikkeling van de Boxer terug te trekken. Volgens het "Memorandum of Understanding" (MoU) kan dit besluit op zijn vroegst 180 dagen na de aankondiging worden geëffectueerd. Voorts moesten de deelnemende landen eerst overeenstemming bereiken over de gevolgen voor het huidige ontwikkelingscontract, over het MoU en over de afspraken tussen de landen en Occar over het contractmanagement binnen Occar. Deze onderhandelingen konden echter pas beginnen nadat het trilaterale stabilisatieplan in oktober 2003 was vastgesteld.

Op 9 december 2003 heeft het "Programme Committee" de resultaten van de onderhandelingen tussen de landen over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk vastgesteld. In deze overeenkomst is met de Britse overheid in principe overeenstemming bereikt over onder meer de Britse bijdragen aan de contractuele mijlpalen, een vereenvoudigde configuratie van de Britse prototypes, een regeling voor de uitvoering van de contractuele betrouwbaarheidbeproevingen door Duitsland, de overname van de Britse prototypen door Duitsland en Nederland en andere afspraken over rechten en plichten na de formele terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk. Op basis van deze overeenkomst kan de ontwikkelingsfase volgens de landen op tijd en met het vastgestelde budget worden afgesloten. Als gevolg van een bredere aanwending van de Britse prototypen ontstaan zelfs meer mogelijkheden voor de opvang van mogelijke (beperkte) tegenslagen, zoals defecten.

Vervolgens is Occar verzocht met grote prioriteit met het Artec-consortium te onderhandelen om een wijziging op het contract te realiseren overeenkomstig de principeovereenkomst tussen de drie overheden. De resultaten van deze activiteiten zouden uiterlijk 31 januari 2004 moeten worden gepresenteerd. Na overleg met Artec heeft Occar het "Programme Committee" echter gemeld dat volgens de Artec-moederbedrijven (Alvis, Stork, Krauss-Maffei Wegmann en Rheinmetall Land Systems) eerst een aantal problemen moet worden opgelost, voordat over contractwijzigingen kan worden onderhandeld. Een complicerende factor is verder dat het Britse Artec-moederbedrijf Alvis - overeenkomstig de terugtrekking van de Britse overheid - uit Artec wenst te treden. Occar heeft de drie landen verzocht de problemen met de directeuren van de vier moederbedrijven te bespreken. De besprekingen worden in het eerste kwartaal van 2004 gehouden. Over de inhoud en voortgang van deze besprekingen heb ik u 11 maart jl. separaat geïnformeerd (Kamerstuk 26 396, nr. 24).

Kosten-Baten Klein Pantserwielvoertuig Kosten. Het budget voor de verwerving van de serie van 208 Fennek-MRAT/AD voertuigen bedraagt 182,1 miljoen, inclusief 19% BTW, prijspeil 2003.Met de ondertekening van het LVB-contract is hiervan 170,3 miljoen (inclusief 19 % BTW, prijspeil 2000) verplicht voor de levering van de Fennek MRAT/AD voertuigen. In prijspeil 2003 is dit 179,4 miljoen. Het restant van 2,7 miljoen betreft een post onvoorzien voor mogelijke wijzigingen en mogelijke aanvullende opdrachten tijdens de serieproductie.

Baten. Bij de aanvang van het project in 1994 is bepaald dat bij de serieproductie 45 procent van het werk voor de Duitse en 55 procent voor de Nederlandse industrie zal zijn. De huidige werkverdeling van de totale Duits/Nederlandse serieproductie van 612 voertuigen (202 Duitsland en 410 Nederland) is 54 procent voor Duitsland en 46 procent voor Nederland. Dit resultaat kan voor Nederland nog verbeteren omdat het consortium nog onderdelen van zowel de Fennek-LVB als de varianten in concurrentie zal uitschrijven onder de Nederlandse en Duitse industrie.

Infanteriegevechtsvoertuig Kosten.Het totale budget voor dit project is 895,9 miljoen (prijspeil 2003), inbegrepen specifieke behoeften voor training en geavanceerde opleidingsmiddelen. Zoals bij de planning al is weergegeven zijn in februari 2004 uitnodigingen tot prijsopgave aan de kandidaatleveranciers verzonden om inzicht te krijgen in de werkelijke kosten van het IGV-voertuig.

Baten. Over de baten voor de Nederlandse industrie is thans nog niets bekend. In de aanvraag voor een prijsopgaaf voor een mogelijke serieproductie is de betrokken bedrijven ook gevraagd met voorstellen te komen voor de inschakeling van de Nederlandse industrie. Deze informatie wordt betrokken bij de besluitvorming over de studieresultaten.

Groot pantserwielvoertuig Kosten. Het budget voor de ontwikkeling en de optionele initiële serie van 200 voertuigen is vastgesteld op 547 miljoen (prijspeil 2003), inclusief een bedrag van 113 miljoen voor de ontwikkelingsfase.

Baten.In de vierde jaarrapportage heb ik u gemeld dat het Nederlandse aandeel in de ontwikkeling van het gemeenschappelijke basisvoertuig is toegenomen van 9 tot 11,7 procent. In een rapportage van Artec van eind 2003 is gemeld dat dit aandeel inmiddels is toegenomen tot 12 procent. In deze rapportage heeft Artec opnieuw bevestigd zich bewust te zijn van haar verplichtingen jegens Nederland op het gebied van werkverdeling. Het is nog niet bekend wat de gevolgen zullen zijn van de aangekondigde terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk voor de verdeling van de werklast.

Financiering In antwoord (Kamerstuk 26 396, nr. 17) op vragen over de vorige jaarrapportage heb ik toegezegd financiële mutaties expliciet zichtbaar te maken. In onderstaande tabel worden de huidige budgetten weergegeven en vergeleken met die van de vierde jaarrapportage.

4^ejaarrapportage (prijspeil 2002)

5^ejaarrapportage (prijspeil 2003)

Verschil

Klein pantserwielvoertuig

176,5 miljoen

182,1 miljoen

5,6 miljoen

Infanteriegevechtsvoertuig

828,1 miljoen

895,9 miljoen

67,8 miljoen

Groot pantserwielvoertuig

841,1 miljoen

841,1 miljoen


---

Klein Pantserwielvoertuig.Het budget is verhoogd als gevolg van prijspeilaanpassingen.

Infanteriegevechtsvoertuig.Het budget is met 60 miljoen verhoogd om de kosten voor de specifieke behoeften aan trainings- en geavanceerde opleidingsleermiddelen te kunnen opvangen. De oorsprong van deze meerbehoefte heb ik hiervoor bij het deel behoeftestelling nader toegelicht. Daarnaast is er sprake van een beperkte prijspeilaanpassing.

Groot pantserwielvoertuig Het taakstellende investeringsbudget voor de ontwikkeling en de productie van de gehele behoefte ter grootte van 359 voertuigen is vastgesteld op 841,1 miljoen (begroting 2004). Hiervan is 547 miljoen voorzien voor de ontwikkelingsfase en de eerste initiële serie van 200 voertuigen. Sinds 2001 zijn er geen prijspeilaanpassingen geweest omdat een verlaging van het aantal af te nemen voertuigen werd verwacht. Als gevolg van de herijking van de operationele behoefte bedraagt de totale behoefte inmiddels 257 voertuigen, waardoor het totale taakstellende budget waarschijnlijk kan worden verlaagd. Omdat dit thans nog onderwerp van studie is, worden de budgettaire gevolgen in de volgende halfjaarrapportage verwerkt. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de nog niet verwerkte prijspeilaanpassingen.

Voornaamste risicos Klein Pantserwielvoertuig.De projectfinanciering voor het project Fennek door SP Aerospace & Vehicle systems en RDM Technology B.V is, zoals gemeld, inmiddels zeker gesteld. De productievoorbereiding is vervolgens voortvarend ter hand genomen. De verwachting is dat het project volgens de nieuwe planning wordt uitgevoerd. Bij nieuwe financiële problemen kan het project verdere vertraging oplopen. In het contract is echter een clausule opgenomen dat beide ArGe partners hoofdelijk aansprakelijk zijn, zodat het risico gering is dat het project uiteindelijk niet binnen de financiële voorwaarden wordt voltooid.

Infanteriegevechtsvoertuig.Voor het IGV worden thans geen bijzondere risicos onderkend. De studiefase is zo ingericht dat de onzekerheden, zoals gemeld in de B-brief uit 2002 (Kamerstuk 26 396, nr. 11), verder worden gereduceerd.

Groot pantserwielvoertuig Uitgaande van het in oktober 2003 goedgekeurde stabilisatieplan kan de ontwikkelingsfase van het Boxer-project eind 2005 worden afgesloten. Zowel Occar als de betrokken overheden bewaken de voortgang nauwgezet om zo nodig tijdig maatregelen te kunnen nemen en om vertragingen zoveel mogelijk binnen het tijdschema op te vangen. Toch kunnen onderstaande risicos mogelijk tot verdere vertraging leiden.

De principeovereenkomst tussen de drie landen over de uittreding van het Verenigd Koninkrijk geeft een goede basis voor een wijziging op het contract, het MoU en de overeenkomst tussen de landen en Occar. Het feit dat de Artec-moederbedrijven eerst een aantal eisen ingewilligd willen zien, dient echter als een risico te worden beschouwd, evenals het voornemen van Alvis om zich uit het consortium terug te trekken. De hierdoor ontstane impasse moet op korte termijn worden doorbroken, omdat anders de ontwikkelingsfase opnieuw vertraging kan oplopen. Tevens bestaat de mogelijkheid dat de betekenis van de huidige principeovereenkomst tussen de overheden hierdoor zal afbrokkelen. In het eerste kwartaal van 2004 zullen op hoog ambtelijk en politiek niveau besprekingen met de directeuren van de Artec-moederbedrijven worden gevoerd om tot oplossingen te komen.

In september 2003 heeft Artec de logistieke informatie van het eerste deelsysteem geleverd dat vervolgens door de overheden en door Occar is geëvalueerd. Er is vastgesteld dat er vooruitgang is geboekt. Hoewel het desbetreffende deelsysteem niet geheel representatief is voor de complexere systemen, is het proces met goed gevolg doorlopen. Mede op grond van deze evaluatie heeft Artec een planning bekendgemaakt voor de levering van de overige deelsystemen. Hoewel deze planning strookt met het stabilisatieplan, is het onzeker of het consortium in staat is de logistieke informatie binnen de planningstermijn op het gewenste niveau te specificeren. Er wordt nauwgezet gecontroleerd of de industrie de vastgestelde mijlpalen haalt, zodat - zo nodig - aanvullende maatregelen kunnen worden genomen.

De huidige planning van door de industrie uit te voeren logistieke analyses is, zoals in eerdere rapportages is gemeld, niet zonder risico. Als deze analyses achterblijven bij het ontwikkelingsproces en bij de bouw van de prototypen, kan tijdens de beproevingen blijken dat de onderhoudbaarheid van het voertuigsysteem op onderdelen alsnog moet worden verbeterd. Dergelijke verbeteringen moeten dan alsnog worden gekwalificeerd, wat tot vertraging kan leiden.

Aangezien alle prototypen gelijktijdig worden ontwikkeld en beproefd, bestaat het risico dat tijdens de beproevingen significante defecten optreden waardoor de beproeving moet worden onderbroken. In het geval dat een voertuigaanpassing noodzakelijk is, zal er extra vertraging optreden als gevolg van modificatiewerkzaamheden en aanvullende verificatiebeproevingen van het desbetreffende onderdeel. Door de overname van de Britse prototypen door Duitsland en Nederland kunnen bepaalde beproevingen worden gespreid. Hierdoor neemt de speelruimte in de planning toe, waardoor vertragingen beter kunnen worden opgevangen.

Tenslotte bestaat er een risico dat de industrie hogere kosten zal opvoeren voor de optionele eerste serieproductie van 400 voertuigen (200 voor Nederland en 200 voor Duitsland). Doordat de Britse behoefte is komen te vervallen, is de in het contract genoemde optieprijs uitgaande van de deelneming door drie landen en een afname van in totaal 600 voertuigen achterhaald. Daarom zijn er nieuwe onderhandelingen over de serieprijs te verwachten, waardoor de totale projectkosten boven het gereserveerde projectbudget kunnen uitkomen. Naast de inschakeling van de Nederlandse industrie, speelt dit aspect een belangrijke rol bij het besluit over de bilaterale voortzetting van het project.

Nieuws