Aan de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
Fin-03-579 FM 2004-00443 M
Onderwerp
Brief van de heer Nienhuis
Op 18 december 2003 ontving de Vaste commissie
voor Financiën een brief van de heer Nienhuis.
De commissie stelt het op prijs een reactie te
ontvangen op de in die brief naar voren
gebrachte gelegenheid.
In zijn brief maakt de heer Nienhuis onder meer
gewag van een hoog personeelsverloop bij de
Nederlandse Orde voor
Accountant-Administratieconsulenten (de NOvAA).
Eerder zond hij een brief aan het Ministerie van
Financiën met een soortgelijke strekking, in het
kader van de (toen lopende) consultatie van het
ontwerp van een Wet toezicht
accountantsorganisaties. Kern van het betoog van
de heer Nienhuis is dat het personeelsbeleid van
de NOvAA te wensen overlaat, hetgeen leidt tot
de vraag of de NOvAA in staat is voldoende toe
te zien op de professionele kwaliteit en
integriteit van een gehele beroepsgroep.
De NOvAA is als publiekrechtelijke
beroepsorganisatie verantwoordelijk voor haar
eigen beheer en bestuur. Zij kent voor wat
betreft haar interne functioneren in de basis de
voor een publiekrechtelijke beroepsorganisatie
kenmerkende corporate governance structuur van
een vereniging. De ledenvergadering benoemt het
bestuur en stelt verordeningen vast die voor
alle leden verbindend zijn. Het bestuur bestuurt
de NOvAA en voert het beheer over haar vermogen.
Het bestuur voorziet in de instelling van een
bureau om de verschillende organen van de NOvAA
bij de uitvoering van hun taken bij te staan.
Aan het hoofd van het bureau worden door het
bestuur één of meer directeuren benoemd. Het
personeel, dat de NOvAA voor de vervulling van
haar taak behoeft, wordt door de NOvAA in dienst
genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk
recht. De algemene kaders en voorschriften met
betrekking tot de arbeidsovereenkomsten die de
NOvAA aangaat met werknemers, zijn neergelegd in
de Verordening op de arbeidsvoorwaarden.
De heer Nienhuis lijkt vooral te refereren aan
de uitvoering van het personeelsbeleid van de
NOvAA in brede zin. Eerstverantwoordelijke
daarvoor is de directeur van het bureau van de
NOvAA. Eindverantwoordelijke daarvoor is het
bestuur. Controlerend orgaan is de algemene
ledenvergadering. Het bestuur dient over zijn
beheersdaden verantwoording af te leggen aan de
ledenvergadering.
De minister van Financiën heeft geen invloed op
het door de NOvAA gevoerde personeelsbeleid. Het
past bij iedere organisatie en zeker bij de
statuur en de status van een met een publieke
taak beklede bedrijfsorganisatie een ordentelijk
personeelsbeleid te voeren en voorts dat zij
voor wat betreft haar in- en extern functioneren
van onbesproken gedrag is. Gezien de rol van de
NOvAA en de van haar verwachte bijdrage in het
herstel van het vertrouwen in het functioneren
van de accountant in het maatschappelijk verkeer
is een onbesproken organisatie een eerste
vereiste.
Het is niet aan de minister van Financiën om de
brief van de heer Nienhuis op inhoud te toetsen.
Vanuit de zorg van de minister van Financiën
voor het herstel in de financiële sector en het
bedrijfsleven en meer specifiek voor het
wettelijk kader voor het accountantsberoep neem
ik er vanzelfsprekend wel kennis van.
De beoordeling in welke mate de door de heer
Nienhuis aangedragen omstandigheden en feiten
zouden moeten leiden tot de conclusie dat het
personeelsbeleid leidt tot 'verspilling' of
zelfs de kwalificatie 'ernstige misstanden',
behoort tot de taak en de verantwoordelijkheid
van het bestuur en is uiteindelijk onderworpen
aan het oordeel en de besluitvorming van de
ledenvergadering. Ik ga er vanuit dat de NOvAA
en haar organen het signaal van de heer Nienhuis
nader bezien. Ook ligt daar de
verantwoordelijkheid om indien dat nodig mocht
zijn, maatregelen te treffen. Op dit moment ligt
het niet op mijn weg om conclusies te verbinden
aan de brief van de heer Nienhuis.
De minister van Financiën,
Ministerie van Financiën