Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO6340 Zaaknr: 38876
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 26-03-2004
Datum publicatie: 26-03-2004
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 38.876
26 maart 2004
BK
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van
het Gerechtshof te Amsterdam van 29 augustus 2002, nr. 01/1820,
betreffende na te melden aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor
het jaar 2001.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 wegens het gebruik van de
onroerende zaak recreatiewoning 001 gelegen in het recreatiecentrum B,
a-straat 1 te Q een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de
gemeente Doorn opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar,
bij uitspraak van het hoofd van de sector middelen van de gemeente
Doorn is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard voorzover het de aanslag
onroerendezaakbelastingen 2001 (gebruikersbelasting) betreft, zich
voor het overige onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen
en het beroep doorgezonden naar de bestuursrechter in de rechtbank te
Utrecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doorn heeft
een verweerschrift ingediend.
Na het verstrijken van de cassatietermijn heeft belanghebbende nog een
stuk ingezonden. Daarop kan geen acht worden geslagen, nu de wet niet
de mogelijkheid biedt zodanig stuk in te dienen.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard
voorzover dat de aanslag onroerendezaakbelastingen 2001
(gebruikersbelasting) betrof. De hiertegen gerichte klacht faalt. Noch
artikel 229d van de Gemeentewet noch enige andere rechtsregel brengt
mee dat voor belanghebbende het belastingbedrag ter zake van de
onroerendezaakbelastingen 2001 (gebruikersbelasting) moest worden
verminderd met (ten hoogste) f 100.
3.2. Het Hof heeft - in cassatie onbestreden - geoordeeld dat het
beroep van belanghebbende voor het overige gericht is tegen een, in de
uitspraak op het bezwaar vervat, besluit van de heffingsambtenaar dat
niet is genomen in het kader van de heffing van gemeentelijke
belastingen, namelijk een weigering om belanghebbende f 100 uit te
keren op grond van de gemeentelijke "Beleidsregels met betrekking tot
de uitvoering van de lokale lastenverlichting met f 100". Het Hof
heeft zich terecht onbevoegd verklaard om in zoverre kennis te nemen
van het beroep van belanghebbende, zodat de daartegen gerichte klacht
faalt.
3.3. Ook de klacht dat het Hof de gemeente niet heeft veroordeeld in
de proceskosten faalt. Uit de stukken van het geding blijkt wel dat
belanghebbende aan het Hof heeft verzocht de gemeente te veroordelen
in 'de proceskosten', maar niet welke proceskosten zouden zijn
gemaakt. Het Hof heeft kennelijk geen kosten aanwezig geoordeeld
waarop een veroordeling als bedoeld in de eerste volzin van artikel
8:75 van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend betrekking kan
hebben. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting
en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het
overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de
raadsheren J.C. van Oven en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van
de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar
uitgesproken op 26 maart 2004.
Hoge Raad der Nederlanden