Hoge Raad der Nederlanden

Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO6338 Zaaknr: 38728 38729


Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage Datum uitspraak: 26-03-2004
Datum publicatie: 26-03-2004
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie

Nrs. 38.728 en 38.729

26 maart 2004
BK

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 juni 2002, nrs. BK-01/01177 en BK-01/01178, betreffende na te melden aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.


1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 1997 en 1998 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van respectievelijk f 36.126 en f 65.464, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslagen verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.


2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.


3. Beoordeling van de klacht

De cassatieklacht is gericht tegen het oordeel van het Hof dat belanghebbende de bij zijn bezwaar tegen de aanslagen verlangde aftrek van beroepskosten heeft prijsgegeven doordat hij geen grieven gericht heeft tegen de beslissing van de Inspecteur dat die kosten uitgaven voor inkomensbesteding zijn en als zodanig niet aftrekbaar. De klacht is gegrond. De beslissing van de Inspecteur met betrekking tot de opgevoerde beroepskosten (bestaande uit kosten van dubbele huisvesting, telefoonkosten en reiskosten in verband met verblijf in de weekends in België) was klaarblijkelijk een uitvloeisel van diens beslissing dat belanghebbende, die in Nederland verbleef voor het vervullen van zijn dienstbetrekking, in Nederland woonde en binnenlands belastingplichtige was. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt niet in te zien dat belanghebbende, door in beroep uitsluitend tegen de laatstbedoelde beslissing grieven te richten, de bij zijn bezwaar tegen de aanslagen verlangde aftrek van beroepskosten heeft prijsgegeven, te minder nu hij tijdens de zitting van het Hof heeft medegedeeld zijn standpunt dienaangaande te handhaven. Het Hof, dat belanghebbende volgde in diens stelling dat hij in de onderhavige jaren zijn woonplaats bedoeld in artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in België had en derhalve buitenlands belastingplichtige was, had dus, nu het de zaak op de voet van artikel
8:72, lid 4, van de Algemene wet bestuursrecht afdeed, mede een oordeel moeten geven over de door belanghebbende verlangde aftrek van beroepskosten. Het beroep is gegrond.


4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.


5. Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van EUR 82, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op EUR
1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2004.