De rechtbank Amsterdam heeft vandaag uitspraak gedaan in de zaak Anja
Joos
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum actualiteit: 26-03-2004
Hoofdverdachte M.G. (eis 7 jaar) is veroordeeld tot een
gevangenisstraf van 18 maanden voor openlijke geweldpleging in
vereniging, met enig lichamelijk letsel als gevolg.
Hoofdverdachte S.B. (eis 3 jaar) is veroordeeld tot een
gevangenisstraf van 3 jaar voor openlijke geweldpleging in vereniging
en het medeplegen van zware mishandeling, met de dood als gevolg.
Beide verdachten hebben Anja Joos daadwerkelijk getrapt, maar er kan
niet met voldoende zekerheid worden gesteld als gevolg van welke trap
of trappen Anja Joos nu uiteindelijk is komen te overlijden. Bovendien
was er geen sprake van opzet op de dood van Anja Joos bij deze
verdachten. Van doodslag worden zij dan ook vrijgesproken. Geen van
beide verdachten kon naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid
voorzien dat Anja Joos als gevolg van in totaal drie of vier trappen
op (naar zijn uiterlijke verschijningsvorm) niet zonder meer vitale
delen van het lichaam, zou komen te overlijden.
Verdachten wisten niet en konden ook niet weten dat de milt van Anja
Joos vergroot was, daardoor waarschijnlijk onder de ribbenboog uitstak
en dus minder beschermd was.
Het OM heeft in de zaak tegen M.G. de telastelegging beperkt tot het
verwijt van openlijke geweldpleging. In de zaak tegen medeverdachte B.
is de dagvaarding ruimer geformuleerd. De rechtbank is tot de
conclusie gekomen dat beide verdachten behalve als deelnemers aan
openlijke geweldpleging tevens als medeplegers van zware mishandeling,
de dood ten gevolge hebbend, kunnen worden aangemerkt. Anders dan in
de zaak tegen B. heeft het OM er in de zaak tegen G. echter voor
gekozen om de zware mishandeling niet naast de openlijke geweldpleging
ten laste te leggen, maar slechts als "meer subsidiair", dat wil
zeggen als vangnet voor het geval de rechtbank die openlijke
geweldpleging niet bewezen zou achten. Nu dat wel het geval is, komt
de rechtbank in de zaak G. niet toe aan het verwijt van zware
mishandeling, de dood ten gevolge hebbend. Het OM bepaalt namelijk de
omvang van de vervolging. De rechtbank kan zich slechts buigen over
hetgeen aan haar wordt voorgelegd en enkel in de vorm en volgorde
waarin dit aan haar wordt voorgelegd. Consequentie hiervan is dat de
rechtbank in de zaak van M.G. minder bewezen acht dan in de zaak van
medeverdachte S.B en dientengevolge ook tot een lagere strafoplegging
komt dan in de zaak van B.
De rechtbank acht deze uitkomst uit maatschappelijk oogpunt hoogst
onbevredigend en is zich er zeer van bewust dat de ratio daarvan aan
niet-juristen nauwelijks valt uit te leggen. De keuzes van het OM
maken dit gevolg echter onontkoombaar.
Van de overige zes verdachten (eis 12 maanden) zijn vier jongens
veroordeeld en twee jongens vrijgesproken.
Verdachte J.D. is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden.
Hij wordt door de rechtbank gezien als initiator van de achtervolging
van Anja Joos op verdenking van winkeldiefstal, waarvoor objectief
gezien geen enkele aanleiding bestond. Verdachten S. el J. en K.L.
zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden. Verdachte
M.O.L. is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden en
daarnaast is de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde
voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand.
De significante bijdrage van deze vier verdachten aan het geweld heeft
bestaan uit het getalsmatig versterken van de groep, het zich niet
distantiëren van de groep en het zich als een groep naar voren bewegen
richting Anja Joos, nadat zij de terrasstoel had teruggegooid.
Daarnaast bestond de significante bijdrage aan het openlijke geweld
uit het schreeuwen, schelden, joelen en lachen van de groep. De
ervaring leert dat dit moet hebben bijgedragen aan een sfeer van
ontremming, waarin de twee hoofdverdachten tot hun gewelddaden zijn
gekomen.
Verdachten A.M. en A.A. zijn vrijgesproken, ten aanzien van deze
verdachten is niet gebleken dat zij zelf enige geweldshandeling hebben
verricht, noch hebben zij een significante bijdrage aan het openlijk
geweld tegen Anja Joos geleverd, nu niet is gebleken dat zij zich in
de groep die zich tegen Anja Joos richtte hebben bevonden.
In de strafmotivering heeft de rechtbank het volgende meegewogen:
"Anja Joos is overleden door het tegen haar toegepaste geweld,
waarvoor de aanleiding gezocht moet worden in het schelden van Anja
Joos eerder dat jaar, zoals zij ook heeft gescholden op de haar fatale
avond, de verschillende verdachten in deze zaak daarmee kwetsend. Anja
Joos was blijkens verklaringen in het dossier geen gemakkelijk
persoon. Zij gebruikte verdovende middelen, was mogelijk verslaafd en
was besmet met het HIV-virus. Dat maakte haar leven echter niet minder
waardevol. Ook Anja Joos was een uniek persoon. Een persoon met recht
op leven. Een leven dat haar door een groep jongens is afgenomen,
waarvoor dezen niet of nauwelijks verantwoording willen nemen.
Integendeel, door verscheidene verdachten is bewust de publiciteit
gezocht om zichzelf als slachtoffer van justitie te poneren en om Anja
Joos als minderwaardig af te schilderen. De rechtbank verwijst
daarvoor met name naar het artikel in de Volkskrant van 11 maart 2004
met als kop: "Die vrouw Joos had aids en zo".
De rechtbank heeft ook tijdens de behandeling op de terechtzitting van
het merendeel van de verdachten niet de indruk gekregen dat zij zich
op enigerlei wijze bewust zijn van hun eigen, medebepalende rol in het
overlijden van Anja Joos."
Zie voor de uitspraken van de drie hoofdverdachten:
'AO6315', 'AO6316' en 'AO6319'
De overige vonnissen worden rondom 11.45 uur op deze site geplaatst.
Informatie: afdeling voorlichting rechtbank: 020 541 2882.