1.
Wat is uw reactie op het onderzoek dat door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) is gedaan
naar de effecten van de bezuinigingen op de tandheelkunde?
1.
Voor mijn reactie verwijs ik naar mijn brief (CZ/EZ-2455798) van 13 februari 2004.
2.
Klopt het dat een halfmiljoen mensen met een laag inkomen niet meer verzekerd is voor de
tandartskosten. En dat verwacht wordt dat het aantal onverzekerden verder zal toenemen? Wat
vindt u van deze ontwikkeling? Vindt u dit aanvaardbaar?
2.
Het CVZ concludeert in haar rapport dat circa 500.000 mensen "ooit" heeft moeten afzien van
een tandheelkundige behandeling. Dat is ongeveer 4 á 5% van de ziekenfondspopulatie. Daar
staat tegenover dat 84% (acht miljoen) van de ziekenfondsverzekerden wel heeft gekozen voor
een aanvullende verzekering voor de tandarts. Ten opzichte van 1995 is dat een toename van
23%.
Het CVZ heeft niet onderzocht welke financiële afwegingen zijn gemaakt om af te zien van een
aanvullende verzekering voor de tandarts. Daardoor is niet bekend aan welke andere bestedingen
de verzekerde de voorkeur heeft gegeven boven tandheelkundige zorg. Ook mag niet worden
geconcludeerd dat het uitsluitend minima betreft die zich niet aanvullend hebben verzekerd.
Ik heb het CVZ verzocht om de effecten van de wijzigingen in het tandheelkundig pakket van 1
juli 2003 en 1 januari 2004 te monitoren.
3.
Klopt het dat het tandartsbezoek sinds 1995 stagneert? Zo ja, hebt u dit gegeven betrokken bij
de maatregelen u per 1 januari 2004 hebt ingevoerd; namelijk om de periodieke gebitscontrole
voor volwassenen niet meer te vergoeden?
3.
Neen, dat klopt niet. Uit het CVZ-rapport blijkt dat de bezoekfrequentie aan de tandarts
aanmerkelijk is gestegen. In 1981 bezocht 61% van de Nederlandse bevolking de tandarts
(meting: 1981). Sinds de pakketwijziging in 1995 schommelt dat percentage rond de 87% en
behoort tot de hoogste in Europa. Daarmee is de top van de groeicurve bereikt en kan moeilijk
van stagnatie worden gesproken.
4.
Welke consequenties gaat u verbinden aan de constatering van het CVZ dat de bezuinigingen
vooral de minima treffen?
4.
Patiënten die met hoge uitgaven te maken krijgen in verhouding tot hun inkomen, kunnen ofwel
via hun belastingaangifte een beroep doen op de aftrek buitengewone uitgaven krachtens de Wet
inkomstenbelasting ofwel een beroep doen op de Bijzondere Bijstand.
5.
Wat is uw reactie op het onderzoek van CVZ dat, nu de periodieke gebitscontrole niet meer
wordt vergoed, voor twintig procent van de ziekenfondspatiënten vrijwel alle tandzorg vervalt?
5.
Het onderzoek van CVZ richt zich niet op mijn besluit om de periodieke controle per 1 januari
2004 uit het ziekenfondspakket te schrappen, maar op de pakketwijziging van 1995. Niettemin
heb ik CVZ verzocht om de effecten van het schrappen van de periodieke controle te gaan
monitoren. Overigens merk ik op dat de aanspraak op periodieke controle voor de jeugd tot 18
jaar gehandhaafd blijft.
Patiënten kunnen zich voor tandheelkundige zorg aanvullend verzekeren. CVZ geeft aan dat 84%
van de ziekenfondsverzekerden dit ook doet. Dan blijft er 16% over waarvan 4 á 5% aangeeft
ooit om financiële redenen van tandheelkundige zorg te hebben afgezien. De overige 11% is niet
aanvullend voor tandheelkunde verzekerd omdat zij vanwege de goede staat van hun gebit het
risico op cariës gering acht.
6.
Wat is uw mening over het feit dat een groep mensen bij acute problemen bij tandzorg uit
financiële noodzaak voor de goedkoopste manier kiest, namelijk tanden "trekken"?
Bent u het eens met de stelling dat door de ingevoerde bezuinigingen op de tandheelkundige zorg
een tweedeling in de samenleving zal ontstaan, en dat we naar de situatie teruggaan waar aan
het gebit kan worden afgelezen tot welke sociale klasse iemand behoort?
6.
In het CVZ-rapport wordt geen melding gemaakt van het feit dat mensen om financiële redenen
eerder besluiten tot het trekken van tanden en kiezen. Ook wordt deze conclusie in de praktijk
niet gestaafd.
Ik ben het niet eens met de stelling dat een tweedeling dreigt. Immers, zoals eerder gesteld, is de
toegang tot de tandarts voldoende gewaarborgd.
7.
Bent u voornemens de ingevoerde bezuinigingen, gezien de negatieve effecten hiervan op
mensen met een laag inkomen, terug te draaien? Zo neen, bent u bereid een onderzoek te laten
doen naar de kosten en baten van deze maatregel? In hoeverre wegen de kosten op tegen de
zorginhoudelijke argumenten, zoals door CVZ gesteld?
7.
In mijn brief van 13 februari 2004 (CZ/EZ-2455798) heb ik aangegeven dat ik op basis van de
rapportage van CVZ geen aanleiding zie om mijn beleid ten aanzien van de mondzorg te wijzigen.
De mondgezondheid van de Nederlanders ligt op een hoog peil. Ook heb ik aangegeven dat ik
met name de ontwikkeling van de tandheelkundige zorg voor de jeugd nauwgezet zal blijven
volgen. Ik heb CVZ verzocht om het lopende onderzoek hiernaar voort te zetten. Dan kan tevens
een aanvang worden gemaakt met het monitoren van het effect op de toegang tot
tandheelkundige zorg als gevolg van het schrappen van het periodiek onderhoud voor
volwassenen.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport