---
Brieven aan de Kamer
---
Onderzoek munitiestortlocatie Oosterschelde
25-3-2004 15:45:00
In september 2002 (brief nr MG2002001916) heb ik u geïnformeerd over
de laatste uitkomsten van door Defensie aan TNO opgedragen onderzoek
naar eventuele risicos voor de volksgezondheid ten gevolge van een
tussen 1945 en 1967 uitgevoerde stort van ca 30.000 ton munitie in de
Oosterschelde op een locatie ten zuidwesten van Zierikzee.
TNO gaat er van uit dat de totale hoeveelheid munitiegerelateerde
stoffen zeer geleidelijk over een periode van ongeveer 500 jaar zal
vrijkomen en vermeldt dat de milieu-implicaties van de munitiestort
gering lijken.
Vastgesteld is dat de concentraties aan potentieel schadelijke stoffen
uiterst laag zijn. Zo worden in het water TNT-concentraties gemeten
die tenminste een factor 20 lager zijn dan de (Duitse) eis voor
drinkwater. In de waterbodem kon geen TNT of witte fosfor worden
aangetoond.
Het onderzoek concludeert dat er geen gevaar voor de volksgezondheid
aanwezig lijkt. Ter illustratie wordt in dat kader vermeld dat een
levenslange dagelijkse consumptie van mosselen die midden in het
munitiedepot zijn grootgebracht, niet leidt tot opname in het lichaam
van meer dan 1 procent van de toegestane hoeveelheid van de meeste
onderzochte potentieel schadelijke stoffen.
Recent is nog een TNO rapport beschikbaar gekomen ten aanzien van de
vraag of op de Oosterscheldekust aangespoelde, hoogst waarschijnlijk
uit de munitiestort afkomstige, ontstekers risicos voor persoonlijk
letsel opleveren. Het onderzoeksinstituut concludeert dat dit risico
kan worden verwaarloosd. Betreffende rapportage bied ik u bijgaand ter
kennisname aan (TNO-PML 2003-A60 "Onderzoek AT 26 ontstekers).
In mijn brief van september 2002 heb ik tevens gemeld dat in opdracht
van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, mede namens LNV en
Defensie, door het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) een
(verkennend) onderzoek werd uitgevoerd ter beantwoording van de vraag
in hoeverre, en tegen welke kosten, het mogelijk zou zijn het
vrijkomen van munitiegerelateerde stoffen te beïnvloeden door
afdekking van de munitiestort.
Het rapport van dit onderzoek is inmiddels ook beschikbaar en treft u
eveneens aan als bijlage: RIKZ/2002.036 "Verkennend onderzoek
afdekking munitiestort Oosterschelde".
Samengevat concludeert het rapport onder meer dat:
* munitiegerelateerde stoffen via grondwaterstroming niet of pas na
vele honderden jaren het polderwater ten zuidwesten van Zierikzee
kunnen bereiken;
* door afdekking van de stort met een stabiele (niet erodeerbare)
laag zand en/of klei ter dikte van enkele decimeters de afgifte
van deze stoffen naar het oppervlaktewater van de Oosterschelde
verder kan worden vertraagd of, onder bepaalde omstandigheden,
zelfs tot stilstand kan worden gebracht;
* een afdeklaag van ca 50 cm de voorkeur verdient uit een oogpunt
van bescherming tegen verstoring (bijvoorbeeld ten gevolge van
overtreding van het ankerverbod op de stortlocatie).
Aangegeven wordt dat het gebied waar daadwerkelijk munitie ligt
globaal een oppervlakte heeft van 700.000 m2. De totale kosten van een
afdekking met een laag van 50 cm zand en 10 cm grind worden door het
RIKZ geraamd op 6,8 miljoen Euro.
Mede namens de bewindslieden van V&W, LNV en VROM stel ik vast dat er
op grond van de uitkomsten van het tot dusver uitgevoerde onderzoek,
alsmede vanuit budgettaire overwegingen, op dit moment geen aanleiding
bestaat voor een besluit tot het uitvoeren van een bodemafdekking op
de stortlocatie.
Een eventuele wenselijkheid of noodzaak van zon maatregel zal in de
toekomst regelmatig worden geëvalueerd aan de hand van de uitkomsten
van periodieke controle op water- en waterbodemkwaliteit van de
stortlocatie.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Nieuws
Ministerie van Defensie