Kamerstuk, 25-3-2004
Contract met zorgverzekeraars
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-CB-U-2462963
25 maart 2004
Naar aanleiding van uw verzoek doe ik u hierbij mijn reactie toekomen
op de brief d.d. 27 januari jl. van de heer A.A.M. de Wit te Heerlen.
De heer De Wit maakt melding van zijn ervaring met verzekeraars in die
zin dat op verzoeken tot onderhandeling niet of nauwelijks wordt
gereageerd.
Met de Modelovereenkomst 2003 die door het College voor
zorgverzekeringen (CVZ) is vastgesteld is er naar de mening van Achmea
Zorg geen belemmering om te ondertekenen. De heer De Wit stelt dat hij
van die Modelovereenkomst afwijkende afspraken wil maken.
Het feit dat er een Modelovereenkomst tot stand moest komen wijst er
al op dat partijen op landelijk niveau niet in staat zijn gebleken om
tot een Uitkomst van overleg (Uvo) te komen.
Diverse factoren zijn daarop van invloed geweest. Factoren die mijns
inziens nauw samenhangen met hetgeen op lokaal niveau in de
tarievensfeer wenselijk wordt geacht. Dat er op landelijk niveau niet
tot overeenstemming is gekomen, is overigens niets nieuws. Dat kwam en
komt vaker voor.
Ik meen dat de huidige situatie niet optimaal is voor lokale
onderhandelingen. Door het ontbreken van landelijke overeenstemming
onstaat in de lokale situatie een klimaat, waarin partijen meer
tegenover elkaar staan dan dat zij zich gezamenlijk verantwoordelijk
voelen voor het tot stand brengen van doelmatige overeenkomsten.
Thans ligt bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel tot herziening van het
overeenkomstenstelsel in de zorg. Eén van de wijzigingen is dat de
landelijke overeenkomsten (Uvo's) niet langer wettelijk verplicht
zijn. Dat geeft naar mijn mening een goede impuls om op individueel
niveau tot overeenkomsten op maat te komen. Dat moet uiteraard niet
leiden tot extra administratieve lasten. Niet onbelangrijk in dit
kader is dat het mogelijk is om elektronisch rechtsgeldig te
contracteren.
Het ligt niet op mijn weg ligt om direct de lokale onderhandelingen te
beïnvloeden. Met de Wet beperking contracteerplicht en invoering
maximumtarieven wat betreft de vrije beroepsbeoefenaren is deze rol in
1992 uitdrukkelijk aan zorgverzekeraars toegekend.
Naar mijn mening dient slechts bezien te worden of en in hoeverre bij
contracteringsperikelen als de onderhavige voldaan wordt aan de
zogenoemde Richtsnoeren voor de zorgsector welke de Nederlandse
Mededingingsautoriteit (NMa) heeft gepubliceerd (www.nmanet.nl). De
NMa is inmiddels aangevangen met een onderzoek terzake.
Ik vertrouw erop hiermee uw brief voldoende te hebben beantwoord.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport