Kamerstuk, 24-3-2004
Brief Dwarslaesie Organisatie Nederland over vergoeding laxeermiddelen
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
DBO-CB-U-2458475
24 maart 2004
In uw brief van 17 februari jl. vraagt u mij om een reactie op de
brief die u heeft ontvangen van de Dwarslaesie Organisatie Nederland
over de vergoeding van laxeermiddelen.
Ik kan u hierover als volgt berichten.
De vergoeding van geneesmiddelen die zonder recept verkrijgbaar zijn,
zoals een aantal laxeermiddelen, is met ingang van het begin van dit
jaar beëindigd omdat deze middelen in beginsel niet behoren tot de
noodzakelijke zorg en doorgaans relatief goedkoop zijn. Ik realiseer
mij dat sommige chronische patiënten toch aangewezen zijn op deze
middelen en dat de maatregel in uitzonderlijke gevallen tot
aanzienlijke kosten in verhouding tot het inkomen kan leiden. Mensen
met een dwarslaesie kunnen tot deze groep behoren.
Bij de invoering van deze en andere maatregelen heeft het kabinet
rekening gehouden met de gevolgen voor chronisch zieken, gehandicapten
en andere kwetsbare groepen. Zo bestaat de mogelijkheid om via de
Belastingsdienst een deel van de ziektekosten vergoed te krijgen. De
Tegemoetkoming buitengewone uitgaven maakt het bovendien mogelijk een
vergoeding te krijgen wanneer het inkomen zo laag is dat er weinig of
geen belasting wordt betaald.
Daarnaast kunnen mensen die hun ziektekosten niet zelf kunnen betalen
en ook niet terugkrijgen van de zorgverzekeraar via de sociale dienst
een beroep doen op de bijzondere bijstand. Deze voorziening is er niet
alleen voor mensen met een bijstandsuitkering, maar voor iedereen met
een laag inkomen en hoge kosten.
Uiteraard vind ik het belangrijk om de gevolgen van deze maatregel
voor chronisch zieken en gehandicapten scherp in de gaten te houden.
Ik zal, zoals ik al eerder heb toegezegd, onderzoek verrichten om deze
gevolgen in kaart te brengen. Verder ben ik voornemens met de
fabrikanten van zelfzorgmiddelen in overleg te treden om de hoogte van
de prijzen van deze middelen ter discussie te stellen.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport