2030408490
Beantwoording van vragen van het lid Samson (PvdA) aan de minister en
staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer over de Vredesteinfabriek te Enschede (ingezonden 18
februari 2004).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de conclusie van de Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Inspectie) dat de
Vredesteinfabriek te Enschede gedurende vele jaren na overschrijding
van de implementatietermijn van de richtlijn van de Commissie Preventie
van Rampen door gevaarlijke stoffen (CPR 15-2), op essentiële
onderdelen niet voldeed aan de eisen, zoals branddetectie, preventieve
maatregelen, bluswater en register?
Antwoord 1
Ja. Het rapport van de VROM-Inspectie Regio Oost "Kwaliteit
vergunningverlening en handhaving Vredestein Enschede" heb ik ontvangen
en is op 21 januari 2004 met een persbericht openbaar gemaakt.
Vraag 2
Heeft de Inspectie in de periode vanaf 1995, het jaar waarin bestaande
opslagplaatsen uiterlijk aangepast hadden moeten worden, aanwijzingen
gehad voor het niet-voldoen aan de eisen uit de richtlijn door de
Vredesteinfabriek, en het nalaten van handhavend optreden door het
bevoegd gezag?
Zo neen, hoe kan dit? Zo ja, waarom is er vanuit de Inspectie geen
actie ondernomen om het bevoegd gezag aan te spreken op haar
verantwoordelijkheid?
Antwoord 2
De VROM-Inspectie heeft hierover, in het kader van de uitvoering van
haar tweedelijns toezichttaak, nimmer aanwijzingen gehad of signalen
ontvangen.
De VROM-Inspectie vult haar tweedelijns toezichttaak in het algemeen in
door middel van onder andere VROM-brede onderzoeken (met name bij
gemeenten), thema-onderzoeken (een bepaalde sector van het VROM-terrein
wordt onderzocht), branche-onderzoeken (bepaalde bedrijfsbranches
worden onderzocht op de naleving van bijvoorbeeld de Wet milieubeheer)
en onderzoek naar aanleiding van incidenten/calamiteiten (zoals de
brand bij Vredestein).
Daarnaast heeft de VROM-Inspectie bij een selectie van zeer
milieurelevante bedrijven gekozen voor een intensievere rol in het
kader van haar tweedelijns toezichttaak op de vergunningverlening en
handhaving Wet milieubeheer. Deze toezichttaak houdt immers niet in dat
de VROM-Inspectie op alle inrichtingen die onder de Wet milieubeheer
vallen structureel toezicht moet uitoefenen. Dat is de taak van
gemeenten en provincies, het primaire bevoegde gezag. Daarbij past het
dat een tweedelijns toezichthouder selectief controleert.
In de Wet milieubeheer is weliswaar de verplichting opgenomen (artikel
8.7) dat het bevoegde gezag (gemeente, provincie) de vergunningaanvraag
en ontwerpvergunning aan de inspecteur voorlegt, teneinde de VROM-
Inspectie in de gelegenheid te stellen hierover te adviseren, maar dit
betekent niet dat de VROM-Inspectie de verplichting heeft om in alle
gevallen van deze gelegenheid gebruik te maken.
Van genoemde selectie (de zogenaamde Top-x bedrijven) en werkwijze
heeft de VROM-Inspectie in oktober 1998 gemeenten en provincies
schriftelijk op de hoogte gebracht (het project sanering
stukkenstroom).
Door de toenmalige minister van VROM is de Tweede Kamer hierover in
februari 2000 schriftelijk geïnformeerd ("Derde halfjaarlijkse
voortgangsrapportage milieuwethandhaving").
Eén en ander liep vooruit op een voorgestelde wijziging van de Wet
milieubeheer waarin geregeld wordt dat de adviesrol van de VROM-
Inspectie (en bijbehorende toezending van daarmee samenhangende
stukken) zich zal beperken tot een selectie van circa 450 grote
bedrijven in Nederland. Naar verwachting zal deze wetswijziging nu
medio 2004 van kracht worden.
Zoals in het rapport van de VROM-Inspectie ook is vermeld, was het
bedrijf Vredestein in de onderzochte periode nimmer geselecteerd in het
kader van de Top-x benadering. Dit is pas in 2002 gebeurd. Over de
ontwerpvergunning heeft de VROM-Inspectie toen een advies uitgebracht
aan de provincie Overijssel.
Ook bij bijvoorbeeld branchegerichte onderzoeken heeft het bedrijf niet
eerder de aandacht van de VROM-Inspectie gehad.
Vraag 3
Is de Vredesteinfabriek in Enschede betrokken geweest bij de
handhavingsactie in 2000, waar de gebrekkige implementatie van CPR 15-2
aan het licht kwam?
Antwoord 3
Nee, het bedrijf Vredestein is niet bij deze handhavingsactie betrokken
geweest. Het betrof een actie van de voormalige Inspectie Milieuhygiëne
(per 1 januari 2002 opgegaan in de VROM-Inspectie), waarbij 26
bedrijven, behorende tot de branche van de chemicaliënproducenten en
-groothandelaren, zijn gecontroleerd. Het bedrijf Vredestein behoort
niet tot deze branche.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de Inspectie gefaald heeft in het handhaven van
de CPR 15-2?
Zo ja, wat gaat u doen om dit op korte termijn te verbeteren om branden
zoals bij de Vredesteinfabriek, met grote consequenties voor mens en
milieu, te voorkomen?
Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
Nee, ik deel die mening niet.
In de eerste plaats is er voor wat betreft de handhaving van de
vergunningverlening en handhaving Wet milieubeheer en daarmee
samenhangend de implementatie van de richtlijn CPR 15-2, sprake van een
tweedelijns toezichttaak van de VROM-Inspectie. De primaire
verantwoordelijkheid hiervoor ligt immers bij gemeenten en provincies.
Uiteraard zijn de bedrijven zelf in eerste instantie verantwoordelijk
voor de naleving van de regelgeving, zie ook het antwoord op vraag 2.
De VROM-Inspectie heeft op grond van haar tweedelijns toezichttaak
aandacht geschonken aan de implementatie van de richtlijn CPR15-2 bij
het toezicht op de Top-x bedrijven en er zijn de afgelopen jaren door
de VROM-Inspectie landelijke onderzoeken uitgevoerd bij diverse
branches van bedrijven waarbij aan de implementatie van de richtlijn
CPR 15-2 (mede) aandacht is besteed.
Zoals in antwoord 3 aangegeven is in 2000 de branche van de
chemicaliënproducenten en
-groothandelaren door de VROM-Inspectie onderzocht. Daarnaast is in
2003 een onderzoek met betrekking tot de naleving van de CPR 15-2
afgerond bij bedrijven die behoren tot de branche van de verf- en
drukinktfabrikanten.
Als u dit wenst doe ik u de rapportage hierover gaarne toekomen.
Vraag 5
Kunnen wij op korte termijn een evaluatie van of handhavingsactie naar
aanleiding van de stand van zaken van de implementatie van de richtlijn
CPR 15-2 verwachten?
Antwoord 5
Door het Ministerie van VROM wordt momenteel, in het kader van de
komende inwerkingtreding van het "Besluit kwaliteitseisen externe
veiligheid inrichtingen milieubeheer", een landelijke inventarisatie
uitgevoerd met betrekking tot opslagplaatsen die onder de richtlijn CPR
15-2 vallen. Naar verwachting is deze inventarisatie binnen enige
maanden afgerond.
De uitkomst hiervan zal ook door de VROM-Inspectie gebruikt worden om
te bepalen of, en zo ja welke, acties met betrekking tot de
implementatie van de richtlijn CPR 15-2 uitgevoerd gaan worden.
Vraag 6
Welke acties gaat u ondernemen richting provincie Overijssel om de
vergunningverlening en handhaving te verbeteren?
Antwoord 6
Het rapport van de VROM-Inspectie is door de regionaal inspecteur VROM-
Inspectie Regio Oost besproken met Gedeputeerde Staten van Overijssel;
de conclusies en aanbevelingen werden onderschreven.
De provincie Overijssel heeft aangegeven dat de afgelopen jaren -ook al
vóór de brand bij Vredestein- acties ter verbetering van de
vergunningverlening en handhaving in gang zijn gezet.
Het is de VROM-Inspectie bekend dat afgelopen jaren bij de provincie
inderdaad onder andere personeel is aangetrokken voor de uitvoering van
deze taken en dat daarvoor een kwaliteitszorgsysteem is
geïmplementeerd.
In het rapport van de VROM-Inspectie wordt ook geconcludeerd dat de
milieuvergunning van Vredestein, die door de provincie Overijssel in
2002 is verleend, van voldoende kwaliteit is.
Vraag 7
Bent u van mening, gezien de zeer slechte prestaties van de provincie
Overijssel en de gemeente Enschede dat een professionalisering van de
milieuhandhaving gewenst is, en dat een regionale milieudienst hier een
goede oplossing voor zou kunnen zijn?
Antwoord 7
Bij diverse gelegenheden, recentelijk met mijn brief van 15 december
2003 (VROM 03-0981), bent u geïnformeerd over het project
Professionalisering Milieuhandhaving en de stappen die daarin reeds
zijn en nog worden gezet. Basis daarvoor zijn de afspraken uit het
bestuurlijk overleg op 28 januari 2002 tussen het IPO, de VNG, de Unie
van Waterschappen en de Minister van VROM. Het
professionaliseringsproject moet er toe leiden dat alle gemeenten,
provincies, waterschappen en betrokken rijksinspecties op 1 januari
2005 voldoen aan de door hen gezamenlijk vastgestelde
kwaliteitscriteria voor de milieuwethandhaving. Hiertoe hebben deze
bestuursorganen een verbeterplan opgesteld waarin zij hebben beschreven
welke maatregelen zij treffen om tijdig aan alle criteria te voldoen.
Hierbij is -waar gewenst- maatwerk mogelijk, evenals flexibiliteit.
Het traject is echter niet vrijblijvend. De kwaliteitscriteria worden
bij AMvB vastgesteld. Mocht het afgesproken kwaliteitsniveau per 1
januari 2005 niet worden gehaald, dan zullen de provincies vanaf die
datum dwingende maatregelen kunnen treffen jegens gemeenten en
waterschappen en de Minister van VROM zal dit kunnen doen jegens
provincies. Samenwerking tussen provincie en gemeenten in een
handhavingsdienst behoort in het algemeen tot de mogelijke oplossingen,
bij voorkeur op vrijwillige basis maar -indien noodzakelijk- daartoe
gedwongen. Het Wetsvoorstel handhavingsstructuur dat op 10 november
2003 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II 2003/04, 29
285, nrs. 1-3) bevat de benodigde bevoegdheden en de grondslag voor de
bedoelde AMvB kwaliteitseisen.
Vraag 8
Deelt u de mening dat de case van de Vredesteinfabriek het zoveelste
voorbeeld is van de zeer slechte stand van de handhaving in Nederland,
mede aangezien de provincie Overijssel één van de beter scorende
provincies was bij de nulmeting in het kader van het
professionaliserings-traject?
Antwoord 8
In zijn algemeenheid deel ik deze kwalificatie van de stand van de
milieuhandhaving in Nederland niet. De provincie Overijssel heeft in
2002 een adequate revisievergunning verleend aan de Vredesteinfabriek,
waarin de CPR 15-2 goed is geïmplementeerd. Verder loopt er bij de
provincie Overijssel, naast de stappen die in het kader van het project
professionalisering zijn gezet, de laatste jaren een verbetertraject
voor de vergunningverlening en milieuhandhaving.
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
drs. P.L.B.A. van Geel
-----------------------
Kwaliteit vergunningverlening en handhaving Vredestein Enschede, VROM
Inspectie, Regio oost.
Kamerstuk 22 343, nr. 57.
IPO, nulmeting milieuhandhaving Nederland per 1 januari 2003.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer