Antwoorden op vragen van het Kamerlid Van Heteren (PVDA) over het informeren van de
familie van Sylvia Millecam inzake het verschijnen van het rapport over haar behandeling
(2030409270)
1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Inspectie moet voor gerecht», waarin beschreven
wordt hoe de familie van mevrouw Sylvia Millecam door de Inspectie op de hoogte is
gesteld van het verschijnen van het rapport over de behandeling van haar dochter?1
1
Ja
2
Beschrijft dit artikel de gang van zaken rond het informeren van de familie Millecam correct?
Zo ja, wat is daarover uw oordeel?
2
Het beschrijft de gang van zaken niet correct, daar het artikel de suggestie wekt dat de
inspectie niet de moeite heeft genomen om de familie (vooraf) op de hoogte te stellen.
Op 3 september 2002 heeft de inspectie schriftelijk contact met de voormalige
levenspartner van Sylvia Millecam gezocht. De adresgegevens werden op 29 augustus 2002
door de Gemeente Amsterdam verstrekt. Deze gegevens stemden overeen met die van de
KPN (elektronisch telefoonboek). In voornoemde brief werd meegedeeld dat IGZ een
onderzoek uitvoerde naar de geleverde zorg aan Sylvia Millecam. Er is daarbij uitgelegd dat
de kwaliteit van de geleverde zorg object van onderzoek zou zijn en niet de keuze(n) die als
patiënt gemaakt zijn. De commotie en vraagtekens die er rond de zorgverlening ontstaan
waren, vormden de aanleiding tot het onderzoek. Voorts werd de voormalige levenspartner
via deze brief in de gelegenheid gesteld informatie te verkrijgen dan wel zijn visie te geven,
uiteraard zonder tot het laatste verplicht te zijn. Tot slot werd de bereidheid uitgesproken
om tezijnertijd de bevindingen van het onderzoek kenbaar te maken.
Op deze brief werd niet gereageerd.
De inspectie meende overigens er juist aan te doen zich bij deze informatie te beperken tot
de voormalige levenspartner. De overledene betrof een 45-jarige vrouw; daarbij is het geen
usance de ouder(s) te informeren.
Op 12 februari 2004 is wederom een brief geschreven aan de voormalige levenspartner van
Sylvia Millecam. Dit met dezelfde adressering als in 2002; het elektronische telefoonboek
van KPN gaf (nog steeds) hetzelfde adres aan. Als inhoud had deze brief dat het onderzoek
afgerond was en weldra een rapportage daarover zou worden uitgebracht. De voormalige
levenspartner werd in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van het rapport voordat het
(evt.) in de openbaarheid zou komen, alsook werd aangeboden het rapport mondeling toe te
lichten. Ook werd middels deze brief verzocht de moeder van de overledene te informeren,
over wier bestaan de inspectie (uit de media) wist, maar niet over de personalia beschikte.
Eerder dan gepland (en daarmee veel te kort na laatstgenoemde brief) zijn de bevindingen
van het onderzoek door het NOS-journaal in de openbaarheid gebracht.
Inmiddels is gebleken dat beide brieven de voormalige levenspartner van Sylvia Millecam
überhaupt niet bereikt hebben (en dus ook de moeder niet). De verklaring daarvan is dat de
voormalige levenspartner van Sylvia Millecam kort na haar overlijden één deur verhuisd is,
terwijl de adresgevens (tot de dag van vandaag) ongewijzigd zijn gebleven.
Ik ben desondanks van mening dat bij onderzoek naar een individuele patiënt de grootst
mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen moet worden. Gezien de te verwachten publiciteit
rond dit onderzoek was het voorkomend geweest als de Inspectie ook contact had
opgenomen met de moeder van Sylvia Millecam. In een brief aan mevrouw Millecam, de
2/2
moeder van Sylvia Millecam, onderstreep ik dan ook dat ik betreur dat zij niet is gekend in
de publicatie van dit onderzoek.
3
Is de beschreven procedure gangbaar bij het informeren van nabestaanden, daar waar de
persoonlijke medische geschiedenis van iemand door de Inspectie aan de openbaarheid
wordt prijsgegeven?
3
Het komt nagenoeg nooit voor dat door de inspectie de persoonlijke medische geschiedenis
in de openbaarheid wordt gebracht, althans die te herleiden is naar een specifiek persoon. In
dit uitzonderlijke geval kon er niet aan ontkomen worden dat de ziektegeschiedenis naar een
persoon te herleiden was daar het om een bekende Nederlander ging, wier
ziektegeschiedenis al heel veel media-aandacht gehad had.
4
Bent u van mening dat een dergelijke gang van zaken voldoende zorgvuldig is? Zo neen, op
welke punten wenst u dan verbetering?
4
Ik ben van mening dat de inspectie heeft geprobeerd om correct met de nabestaanden om te
gaan. Toch zou ik ervoor willen pleiten dat in voorkomende gevallen geverifieerd wordt dat
de desbetreffende correspondentie is aangekomen, bijvoorbeeld door deze aangetekend (met
bericht van ontvangst) te versturen. Daarnaast ben ik van mening dat de IGZ extra
maatregelen moet treffen om voortijdige publicatie van onderzoeksgegevens te voorkomen.
5
Bent u bereid hierover met de Inspectie in overleg te treden?
5
Ja
1 Trouw, 21 februari jl.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport