Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Arib, Timmer en Van Heteren over het
rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg inzake kwakzalverij (2030408790)
1
Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) `de
zorgverlening aan S.M. een voorbeeldcasus'?
1
Ja.
2
Hoe beoordeelt u de ernstige kritiek van de IGZ op de wijze waarop door alternatieve
genezers met patiënten wordt omgegaan?
2
Hoewel patiënte het recht had te kiezen voor een alternatieve behandeling hadden de
betrokken zorgverleners een bijzondere zorgplicht waaraan ze dienden te voldoen. Deze
bijzondere zorgplicht houdt in dat zorgverleners in de gezondheidszorg de plicht hebben
patiënten ten minste te informeren over de voor- en nadelen van een behandeling en de
consequenties van de keuze voor de voorgestelde behandeling. In het onderhavige geval lijkt
een aantal zorgverleners aan hun bijzondere zorgplicht voorbij te zijn gegaan. Ik acht het een
goede zaak dat het handelen van een aantal betrokken zorgverleners straf- dan wel
tuchtrechtelijk wordt getoetst.
3
Deelt u de ernst van de situatie en bent u bereid de gedane aanbevelingen van de IGZ over
te nemen en met concrete maatregelen te komen tegen kwakzalverij? Zo ja, kunt u
aangeven op welke termijn en met welke beleidsmaatregelen? Zo neen, waarom niet?
3
Ik deel de ernst van de IGZ ten aanzien van de zorgverlening aan S.M.. Naar mijn mening
heeft de IGZ een goede lijn gekozen door bij zeven van de 28 betrokken zorgverleners het
initiatief te nemen tot tuchtrechtelijke en/of strafrechtelijke toetsing van hun handelen. Ik zie
geen reden om direct over te gaan tot aanpassing van de Wet BIG. Vooralsnog wil ik de
behandeling van deze casus door het Openbaar Ministerie afwachten om te bezien of de
strafbepalingen van de Wet BIG en het strafrecht in het algemeen voldoende mogelijkheden
bieden voor vervolging. Deze "tweeledige" aanpak is nog niet eerder toegepast.
Ik zal de overige in het rapport gedane aanbevelingen in samenspraak met de IGZ op hun
merites beoordelen. Ik zal u te zijner tijd berichten over de uitkomst hiervan.
4
Ziet u mogelijkheden om actieve voorlichting aan patiënten te geven over kwakzalverij en de
gevaren hiervan? Welke andere beleidsmogelijkheden hebt u om de patiënten tegen
kwakzalverij en de gevolgen hiervan te beschermen?
4
Bij brief van 31 oktober 2003 heb ik uw Kamer mijn standpunt op de evaluatie van de Wet
BIG doen toekomen. In dit standpunt heb ik reeds aangekondigd mij te zullen inspannen voor
doelgroepgerichte voorlichting over de Wet BIG, waarbij ik speciale aandacht zal geven aan
de alternatieve beroepsuitoefening. Zie verder 3 en 6.
5
Herinnert u zich de eerdere schriftelijke vragen van het lid Arib over kwakzalverij? 1) Deelt u
nog steeds de mening dat de overheid alleen tijdens het behandelproces of achteraf kan
ingrijpen? Zo ja, hoe verhoudt dit standpunt zich met de conclusies van het rapport van de
Inspectie voor de Gezondheidszorg?
5
Ja. Die mening deel ik. Zie verder 3 en 6.
6
Op welke wijze gaat u, naast de aanbevelingen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg,
pro-actief toezicht organiseren op kwakzalverij? Op welke termijn kan een dergelijk toezicht
worden verwezenlijkt?
6
Ik ben bereid om in samenspraak met de IGZ de mogelijkheden voor de door de IGZ
voorgestelde meldingsplicht te onderzoeken. Ik heb echter niet het voornemen om naast
deze aanbeveling nog andere manieren van pro-actief toezicht op de alternatieve
beroepsuitoefening te organiseren. Uit de evaluatie van de Wet BIG is gebleken dat de
deregulering door de Wet BIG niet heeft geleid tot een aantoonbare toename van het aantal
incidenten. Uitbreiding van de regelgeving leidt in dit geval tot een stijging van de
administratieve lasten waarbij het twijfelachtig is of dit het gewenste effect oplevert.
7
Bent u bereid melding door hulpverleners verplicht te stellen indien door patiënten wordt
afgeweken van de reguliere standaard? Zo ja, op welke termijn kan een protocol hiervoor
worden verwacht? Zo neen, kunt u uitleggen waarom u registratie niet nodig acht?
7
Patiënten hebben het recht om (al dan niet uitsluitend) voor alternatieve zorg te kiezen. Ik
acht het niet zinvol om bij te houden wanneer patiënten van dit recht gebruik maken.
Problemen ontstaan niet wanneer patiënten kiezen voor alternatieve zorg, zij ontstaan
wanneer zorgverleners zich niet houden aan de geldende wet- en regelgeving.
8
Kunt u aangeven in hoeverre gevolg is gegeven aan de motie-Weekers? 2) Vindt u het nodig
de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) te wijzigen, opdat het optreden
door de IGZ tegen schadelijke kwakzalvers kan worden bevorderd?
8
Ik heb de Kamer hierover geïnformeerd bij brief van 20 november 2003. Vooralsnog wil ik
de behandeling van deze casus door het Openbaar Ministerie afwachten om te bezien of de
strafrechtbepalingen van de Wet BIG en het strafrecht in het algemeen voldoende
mogelijkheden bieden voor vervolging.
1) Aanhangsel-Handelingen nr. 359, vergaderjaar 2002-2003
2) Kamerstuk 27 669, nr. 12
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport