Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk SV/F&W/04/9756

Onderwerp Datum Verslag van een schriftelijk overleg (26 448) 24 maart 2003

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van mijn brief over de toepassing van de Werkloosheidswet (WW) bij werkloosheid als gevolg van een bedrijfseconomisch ontslag1.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)


1 Kamerstukken II 2003/04, 26 448, nr. 95.


2

Vraag 1.
De leden van de fractie van het CDA vragen in hoeveel gevallen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) jaarlijks advies vraagt aan het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).

Vraag 2.
Zijn er sectoren waarin dit uitzonderlijk vaak gebeurt, zo vragen deze leden.

Antwoord op vragen 1 en 2.
De mogelijkheid om advies in te winnen bij de CWI is eind 2003 van start gegaan. Het aantal gevallen op jaarbasis is dus nog niet bekend. Op basis van de eerste maandcijfers gaat het UWV uit van duizend tot tweeduizend gevallen per jaar.
Er zijn nog geen sectoren aan te wijzen waarin uitzonderlijk vaak advies aan de CWI wordt gevraagd. De eerste cijfers duiden op een mogelijke oververtegenwoordiging van de sector bouw. Ik verwacht dat ik u hierover vóór 1 december a.s. uitsluitsel kan geven bij de nadere berichtgeving over de effecten van de samenwerking van het UWV en de CWI op de toepassing van de WW bij bedrijfseconomische ontslagen.

Vraag 3.
De leden van de fractie van de PvdA vragen of WW zodanig kan worden aangepast dat mogelijk is om de WW-uitkering op de werkgever te verhalen, dan wel de werkgever te beboeten indien hij aantoonbaar onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en het UWV daardoor benadeeld is.

Vraag 4.
Waarom kunnen werknemers wel beboet worden indien zij onvolledig of onjuiste gegevens vertrekken die het UWV benadelen, en waarom zou dat niet kunnen gelden voor werkgevers, zo vragen deze leden.

Vraag 9.
De leden van de PvdA-fractie verzoeken de regering aan te geven welke overwegingen gelden die ertoe leiden dat een bestuurlijke boete voor de werkgever wel mogelijk is ingeval van onjuiste of onvolledige informatie?

Vraag 10
Deze leden vragen of er geen mogelijkheden zijn om sancties op te leggen aan een werkgever die bij een WW-aanvraag door een werknemer onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt?

Antwoord op vragen 3, 4, 9 en 10.
De bestaande wetgeving biedt mogelijkheden om werkgevers te sanctioneren wegens de weigering om gegevens of inlichtingen te verstrekken of wegens het verstreken van onjuiste of onvolledige informatie. Op grond van artikel 54 van de Wet SUWI rust op de werkgever de verplichting het UWV op diens verzoek alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van (onder meer) de WW. Het niet nakomen van deze verplichting is een strafbaar feit en kan leiden tot strafvervolging door het Openbaar Ministerie.


3

Artikel 25 van de WW verplicht de werknemer om het UWV op verzoek of uit eigen beweging alle voor het WW-recht relevante feiten en omstandigheden mede te delen. Indien het UWV vaststelt dat de werknemer deze inlichtingenverplichting niet is nagekomen, legt hij zelf een bestuurlijke boete op. De hoogte van deze boete is geregeld in artikel 27a van de WW en in het Boetebesluit socialezekerheidswetten. Het onderscheid tussen de bestuurlijke sanctie bij het niet nakomen van een verplichting op grond van de WW door de werknemer, en de strafrechtelijke sancties bij overtreding van de algemene verplichting tot het verstrekken van inlichtingen op grond van de Wet SUWI (en de voorheen geldende organisatiewetten) bestaat sinds jaar en dag. De eerstgenoemde verplichtingen strekken tot een juiste vaststelling van de het recht op uitkering. De inlichtingenverplichting op grond van artikel 54, eerste lid, van de Wet SUWI richt zich tot een ieder en beoogt vooral de bevordering van een doelmatige en rechtmatige uitvoering van de sociale verzekeringswetten.

Ik beraad mij op de mogelijkheid om het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie aan het UWV door werknemers en werkgevers op een evenwichtiger wijze te sanctioneren. Hiertoe zal ik de mogelijkheid onderzoeken van een meer specifieke verplichting voor werkgevers om het UWV, ten behoeve van correcte vaststelling van uitkeringsrechten, juist en volledig te informeren. De mogelijkheid van een (bestuurlijke) werkgeversboete wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van die verplichting, wordt hierbij betrokken. Ik zal u vóór 1 oktober a.s. informeren over de uitkomsten van dit onderzoek.

Vraag 5.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het mogelijk is dat de gemeente als bestuursorgaan van de bijstand wel onverschuldigde betalingen kan terugvorderen en het UWV niet?

Vraag 6.
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom, als er een afspraak is tussen werkgever en werknemer om een uitkering mogelijk te maken bij werkloosheid terwijl de bedrijfseconomische gronden niet aanwezig zijn, de werknemer wel en de werkgever niet te sanctioneren zijn (via terugvordering)?

Vraag 8.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering constateert dat de huidige wet niet voorziet in de mogelijkheid tot aansprakelijkheid van de werkgever. Dat is juist maar de vraag is hoe het wel kan. Wil de regering aangeven hoe dit wel kan?

Antwoord op vragen 5, 6 en 8.
Op grond van artikel 36 van de WW vordert het UWV de onverschuldigd betaalde WW- uitkeringen wel degelijk van de werknemer terug. Dit betreft overigens geen punitieve maatregel (sanctie), maar het ontnemen van een ten onrechte genoten voordeel, een reparatoire maatregel. Daarnaast kan het UWV de werknemer een bestuurlijke boete opleggen als hij zijn informatieverplichting op grond van artikel 25 WW niet of niet behoorlijk nakomt. De boete bedraagt 10% van het bruto bedrag dat als gevolg van het niet nakomen van de verplichting ten onrechte is uitgekeerd, maar ten minste 45 en ten hoogste 2269.


---

Het UWV kan de lasten van de WW-uitkering niet op de werkgever verhalen. De werknemer is gerechtigd tot de uitkering. De bepalingen over het geldend maken van de uitkering richten zich daarom uitsluitend tot de werknemer. Gelet op de ruime mogelijkheid om de uitkering van de werknemer terug te vorderen, ontbreekt de noodzaak voor een verhaalsrecht op de werkgever. Zoals bij het antwoord op vraag 3 al gemeld, zal ik wel de mogelijkheid onderzoeken om een bestuurlijke boete jegens werkgevers in te voeren als sanctie op het bewust onjuist of onvolledig informeren van het UWV.

Vraag 7.
Met de inschakeling van het CWI moet het UWV toch de mogelijkheid hebben feiten te verzamelen om te beoordelen of de werkgever te goeder trouw heeft gehandeld?

Antwoord op vraag 7.
Als de werkgever op grond van artikel 6 BBA de CWI om toestemming voor het ontslag heeft verzocht, toetst de CWI aan de hand van de door de werkgever aangeleverde stukken de bedrijfseconomische noodzaak voor het ontslag, alsmede de ontslagselectie van de werkgever. Het UWV kan er in dat geval van uitgaan dat de noodzaak voor het ontslag vaststaat. Op grond van artikel 24, derde lid van de WW, is er in dat geval geen sprake van verwijtbare werkloosheid.

Als de CWI niet bij het ontslag is betrokken2, kan het UWV aan de CWI verzoeken een advies uit te brengen over de noodzaak voor het ontslag, respectievelijk over de vraag of de betreffende werknemer op grond van de criteria van het Ontslagbesluit voor ontslag in aanmerking zou komen. Op grond van dit advies kan het UWV beoordelen of de werknemer kan worden verweten dat hij zich ten onrechte niet tegen zijn ontslag heeft verzet.

Vraag 11
De leden van de fractie van de VVD verzoeken de Kamer te informeren op welke wijze kan worden voorkomen dat werkloosheidsuitkeringen ten onrechte worden verstrekt, nu er volgens de regering geen mogelijkheden zijn een werkgever of een werknemer aan te spreken of te beboeten indien deze onjuiste of onvolledige informatie heeft gegeven waardoor een uitkering ten onrechte is verstrekt.

Antwoord op vraag 11.
Zoals bij de antwoorden op de vragen van de fractie van de PvdA al is vermeld, vordert het UWV ten onrechte betaalde WW-uitkeringen terug van de werknemer. Daarnaast legt het UWV een bestuurlijke boete op ingeval hij constateert dat de werknemer zijn informatieverplichting niet is nagekomen. Vóór 1 oktober a.s. zal ik u informeren over de mogelijkheid om een bestuurlijke boete voor de werkgever in te voeren.

Vraag 12.
De leden van de VVD-fractie vragen of - naast achteraf optreden, zoals vorderingen en boetes waarvan een preventieve werking kan uitgaan - ook kan worden gedacht aan voorkoming door bij de ontslagaanvraag gecertificeerde cijfers te eisen die de economische noodzaak aantonen of door

2 Ontslag kan ook het resultaat zijn van een ontbindingsprocedure ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek of van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden.


5

gegevens bij de Belastingdienst op te vragen over de betreffende onderneming? Kan de regering aangeven of hierbij dan sprake zou zijn van een stijging van de (administratieve) lasten, zo vragen deze leden?

Antwoord op vraag 12
Bij ontslag via de CWI dient de werkgever aannemelijk te maken dat er een bedrijfseconomische noodzaak is voor het vervallen van arbeidsplaatsen. Om werkgevers (en werknemers) inzicht te verschaffen welke informatie nodig is bij de diverse gronden waarop een bedrijfseconomisch ontslag gebaseerd kan zijn (slechte financiële situatie, werk- of omzetvermindering, technologische veranderingen en reorganisatie), is er door de CWI een zogenoemde checklist opgesteld. Hierin wordt zo concreet mogelijk aangegeven welke (cijfermatige) informatie over het verleden, het heden en de toekomst van het bedrijf nodig is om de bedrijfseconomische noodzaak te kunnen toetsen. Daarbij heeft de werkgever de keuze tussen het overleggen van gecertificeerde cijfers, al dan niet in combinatie met een verklaring van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent over de noodzaak te komen tot het laten vervallen van arbeidsplaatsen, dan wel het (via het administratiekantoor) overleggen van balansen, verlies- en winstrekeningen en andere relevante gegevens die het aannemelijk maken, dat het vervallen van arbeidsplaatsen in de rede ligt. De werkgever wordt door de CWI niet verplicht om door een accountant gecertificeerde cijfers te overleggen, omdat dit voor een werkgever (aanzienlijke) meerkosten met zich mee kan brengen.

Als de werkgever en de werknemer besluiten tot een ontslag met wederzijds goedvinden, wordt het ontslag niet preventief getoetst. Als de werknemer zich in het kader van de WW-aanvraag zou beroepen op een bedrijfseconomische noodzaak, kan het UWV zich hierover door de CWI laten adviseren. Dat kan het UWV eveneens als de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter is ontbonden wegens een verandering in de - bedrijfseconomische - omstandigheden. De CWI dient voor zijn advies aan het UWV over dezelfde informatie te beschikken als nodig is voor de toetsing van een ontslagaanvraag.

Over de mogelijkheid tot het opvragen van gegevens van een onderneming bij de Belastingdienst, merk ik op dat deze gegevens onvoldoende inzicht geven in de aangevoerde ontslaggrond en het aantal te schrappen arbeidsplaatsen, omdat deze gegevens slechts een algemeen en beperkt beeld (momentopname) geven van de bedrijfseconomische situatie.