Persbericht
23 maart 2004, nr. 033
Huidige beleid bescherming weidevogels nog niet effectief
De effectiviteit van het huidige beleid om de Nederlandse weidevogels
te beschermen is onvoldoende, zo blijkt uit het meest omvangrijke
onderzoek dat nu toe is uitgevoerd naar de effecten van
beheersovereenkomsten met boeren. De resultaten van het onderzoek zijn
opvallend. Voor de grutto en de scholekster kon geen duidelijk effect
van de beheersovereenkomsten worden aangetoond, terwijl bij de kievit
en de tureluur er zelfs sprake is van negatieve effecten op het aantal
broedparen. Daarmee worden de uitkomsten van eerder onderzoek van
Wageningen Universiteit bevestigd.
De leerstoelgroep Natuurbeheer en plantenecologie (Wageningen
Universiteit), SOVON Vogelonderzoek Nederland en Alterra hebben met
financiële steun van Vogelbescherming Nederland en het Milieu- en
Natuurplanbureau een uitgebreide analyse uitgevoerd van de gegevens
die zijn samengebracht in het Nationale Weidevogelmeetnet. In een
groot aantal gebieden in Nederland zijn de afgelopen jaren weidevogels
geïnventariseerd door vrijwilligers en professionele ornithologen van
onder andere de provincies. In een deel van deze gebieden kon een
vergelijking worden gemaakt tussen terreinen met en zonder
beheersovereenkomst, zowel in de jaren voor het afsluiten van de
overeenkomst als in de jaren nadat de beheersovereenkomst van kracht
was geworden.
Het onderzoek heeft zich geconcentreerd op de vier meest algemene
weidevogelsoorten: scholekster, grutto, kievit en tureluur. De
scholeksteraantallen laten geen enkel verschil zien tussen gebieden
met en zonder beheersovereenkomst. Bij de grutto en de kievit zijn de
aantallen in gebieden met een beheersovereenkomst hoger, maar dit
verschil was al aanwezig voordat de beheersovereenkomsten werden
afgesloten. Blijkbaar worden de overeenkomsten afgesloten op de
plekken met de meeste weidevogels, hetgeen uiteraard de meest adequate
strategie is. Na het afsluiten van de overeenkomst neemt de grutto in
de beheersgebieden echter niet toe ten opzichte van de
controleterreinen. De kievit neemt zelfs af ten opzichte van de
controlegebieden nadat het beheer door boeren is gestart. De
belangrijkste regel in de beheersovereenkomsten is dat er pas na begin
juni gemaaid mag worden om het uitmaaien van nesten en kuikens te
voorkomen. De kievit geeft echter de voorkeur aan kort grasland. Ook
de tureluur laat een daling zien ten opzichte van de controlegebieden
na de start van de beheersovereenkomsten.
Eerder is wel aangetoond dat de beheersovereenkomsten een positief
effect hebben op het aantal jonge grutto's dat uiteindelijk overleeft,
omdat er minder kuikens worden doodgemaaid en de voedselomstandigheden
in ongemaaid gras beter zijn. Maar dit onderzoek toonde ook aan dat
dit effect onvoldoende was om de verdere achteruitgang van de grutto
te voorkomen. Tussen 1990 en 2000 - een periode waarin het areaal met
beheersovereenkomsten sterk is toegenomen - is de Nederlandse
gruttopopulatie afgenomen met 40 %.
De onderzoeksresultaten laten zien dat er ernstige twijfels zijn over
de effectiviteit van het beleid dat is gevoerd om weidevogels te
beschermen. De grutto neemt landelijk nog steeds snel in aantal af,
terwijl kritische soorten als watersnip en kemphaan al vrijwel
volledig uit het agrarische gebied zijn verdwenen. De huidige
beheersovereenkomsten bevatten meestal maatregelen die op zichzelf
voor een soort als de grutto positief zijn, maar niet ver genoeg gaan.
Zo worden maatregelen om de grondwaterstand te verhogen vaak buiten
beschouwing gelaten, omdat deze de normale agrarische bedrijfsvoering
te veel belemmeren. Voor andere soorten, zoals de kievit, blijken de
huidige maatregelen zelfs averechts te werken. Enerzijds zijn er
verdergaande maatregelen nodig voor een soort als de grutto, terwijl
anderzijds er per gebied voldoende variatie in beheer moet zijn om
alle karakteristieke weidevogelsoorten een plaats te geven.
Wageningen Universiteit